donderdag 25 oktober 2018

Fietsen naar en rond de vroegere Zuiderzee

Ik had nog nooit gehoord van een boezemgemaal, grondzeiler, botter of terp en had geen flauw benul waar de Zuiderzee lag. Ik wist alleen dat er in Nederland een fietsroute rond de Zuiderzee is. Na drie dagen fietsen vanuit Antwerpen vond ik in Utrecht de fietsgids van de Zuiderzeeroute. Het was een complete verrassing. De Zuiderzee bestaat niet meer. Al fietsend langs haar voormalige kusten werd het een zoektocht naar haar verleden. Dat was helemaal naar mijn zin. Ik herbeleefde de geschiedenis van de Zuiderzee van haar geboorte tot het moment dat ingenieur Lely een einde maakte aan haar wispelturigheden.
Tijdens de warme periode van de vroege middeleeuwen steeg het zeeniveau en de latere ontginning van veenmoerassen maakten het de Noordzee tijdens geruchtmakende stormen nog makkelijker om het land te veroveren. Het veenland werd weggeslagen en verdween in de Noordzee. Het meer Almere werd een binnenzee die in 1340 de naam Zuiderzee kreeg. Door de open verbinding met de Noordzee kregen de kusten het nog harder te verduren. Al heel vroeg bouwde men terpen en dijken om zich tegen het verwoestende water te beschermen terwijl het land verder wegzakte. Natuurlijke afwatering werd steeds moeilijker. Vanaf de 15de eeuw werden windmolens met schepraderen gebouwd om de polders droog te malen. Halverwege de 19de eeuw was men met de stoomgemalen niet langer afhankelijk van de wind. In 1916 daagde de Zuiderzee haar kusten opnieuw uit met een vernietigende storm. De verwoestingen konden niet onbestraft blijven. De plannen om de Zuiderzee te temmen kregen een definitieve vorm. In 1930 werd de Afsluitdijk gebouwd en in de daaropvolgende decennia werd 40% van de Zuiderzee drooggemaald. De Zuiderzee bestond niet meer. Het IJsselmeer en Flevoland werden geboren. Al fietsend ontdekte ik dat de geschiedenis van de Zuiderzee veel complexer is dan dit eenvoudige verhaal. Haar vroegere kuststadjes, met hun pittoreske haventjes, de poldermolens en stoomgemalen, de dijken en randmeren, de wierschuur, de botters en visrokerijen, vertelden elk een stukje geschiedenis van de wispelturige Zuiderzee, haar kusten en bewoners. Tijdens de fietstocht was het een voortdurend puzzelen met nieuwe informatie om een glimp van de geschiedenis te vatten. Ik sloot soms mijn ogen en probeerde het moderne Nederland weg te denken om iets van het harde leven van vroeger te kunnen voorstellen. De eeuwenlange strijd van de mens tegen het water heeft hem tot nederigheid gedwongen. Elke plas, groot of klein, elke sloot, beek of rivier, elke brug of veerpont, elk zuchtje wind of storm, elke dijk of polder, elke windmolen of gemaal,… . Alles kreeg een naam uit respect voor de natuur. Van de vernietigende kracht van het water is sinds de dood van de Zuiderzee niets meer te merken. Rijkswaterstaat heeft alles onder controle. Sterke dijken en een netwerk van elektrische gemalen houden Nederland droog. Zullen de stijgende zeespiegel en extremere weersomstandigheden ten gevolge van de klimaatopwarming in de toekomst het land opnieuw bedreigen? De vraag speelde meermaals in mijn hoofd zonder dat het mijn fietsplezier kon bederven.
Het werd een overheerlijke tocht zonder veel inspanning. De weergoden hebben goed voor me gezorgd. De zon was mild en de wolken hielden meestal hun pampers aan. Een gunstige zuidwestenwind gaf me een duwtje in de rug en toen ik het noordelijkste punt van het IJsselmeer had bereikt, draaide de wind mee zodat ik comfortabel over de Afsluitdijk richting Amsterdam kon fietsen. De paar dagen dat de wind toch twijfelde en het mij lastig maakte zijn het onthouden niet waard. Met de wind in de rug is Nederland een fietsparadijs, maar het zou een verdomde hel geweest zijn om dagenlang hard tegen de wind in te moeten fietsen, erger dan een berg beklimmen. Het was fysiek ontspannend en een veilig fietsgevoel bracht rust in het hoofd. Uit de Nesciobrug in Amsterdam, de langste fiets- en voetgangersbrug, spreekt de liefde van Nederland voor zijn fietsers. Een goede ruimtelijke ordening maakt dat je vele kilometers onbezorgd door echte natuur kan fietsen, ook dichtbij de steden. In de stad is een straatbeeld met enkel fietsers en voetgangers niet uitzonderlijk. De fietser is er koning. Misschien ben ik aan het overdrijven. Toch zou het me niet verwonderen dat er in Nederland meer fietsen zouden zijn dan mensen. Ik hoefde mij ook nauwelijks te bekommeren om de juiste weg. De fietsroute is uitstekend bewegwijzerd met Zuiderzeebordjes, Lf- en knooppuntbordjes. Verloren rijden was haast onmogelijk. De route volgt de rustigste wegen, leidt je door natuurgebieden en loodst je veilig elk stadje binnen. Met de trajectkaartjes in de fietsgids wist ik altijd waar ik was. Aan cultuur en geschiedenis was er geen gebrek. Indien ik elk museum had bezocht of op elk mooi plekje was gestopt, dan was ik nog niet thuis. Een tweede keer de route fietsen zou me geen seconde vervelen.


Zondag 30/07/2017: Antwerpen – Schoten - Sint-Lenaarts – Meersel-Dreef – Breda. (77 km)

Met een papiertje waarop de fietsknooppunten genoteerd staan, kom ik ’s middags uit het station van Antwerpen. Vlakbij de uitgang staat het bordje dat naar knooppunt 56 leidt. Ik kom langs het MAS en het Willemdok. Verrassend is de fietslift in de London Tower die een paar verdiepingen hoger aansluit met de oogstrelende fietsbrug over de Italiëlei en naar het Park-Spoor-Noord leidt. Een mooi stukje modern Antwerpen dat ik helemaal niet kende. Het Kempisch Kanaal volg ik van Schoten tot Sint Lenaarts. In het natuurgebied de Aschputten in Meer maak ik voor het eerst kennis met de Mark, nog niet wetende welke rol dit beekje vandaag nog zal spelen. In Meersel-Dreef, de meest noordelijke gemeente van Vlaanderen, geniet ik van jasmijnthee en notentaart in de grote sierlijke en boomrijke tuin van de honderdjarige Meerselmolen op de Mark. Aan het imposante, rechthoekige bakstenen gebouw is geen waterrad te bekennen. Binnen wordt het mechanisme van de graanmolen met een overzichtelijke tekening duidelijk. Het is een turbinewatermolen. De twee turbines met verticale assen zijn door een glazen vloerplaat zichtbaar. De molen bleef tot in 1992 in bedrijf. De verrassingen blijven maar komen. Breda ligt op amper 15 km van Meersel-Dreef en ik moet me niet meer bekommeren om knooppunten. Ik volg het fietspad langs de Mark tot in Breda. Mijn bed en ontbijt zijn gereserveerd in ‘De Parelhoender’ in de wijk Princenhage in Breda. Het weinig charmante rijhuis verbergt in zijn tuin een peperkoekenhuisje waar een kleine zolderstudio mij een nachtje rust zal gunnen. ’s Avonds wandel ik door de straatjes van de charmante wijk, richt de lens af en toe op een mooi gebouw, nog niet wetende wat voor prachtigs Nederland nog te bieden heeft.

Antwerpen - fietsbrug over de Italiëlei

Langs de Mark aan de grens tussen Vlaanderen en Nederland
31/07/2017: Breda – Dorst – Dongen – Waspik – (veer over Bergsche Maas) – Dussen – Almkerk – Uitwijk – Rijswijk – Woudrichem – Sleeuwijk. (totaal: 160 km)

De Haagweg, waar ik logeer, loopt recht naar het centrum van Breda. Het is zonnig en fris. De terrassen en straten liggen er verlaten bij. De beiaard klingelt. Breda op zijn mooist. Het doelloos rondfietsen begint al vlug te vervelen. In een boekhandel krijg ik een gratis stadsplan. De vele horecazaken aan de straat Haven en de bootjes in het haventje, het kasteel van Breda, het Valkenbergpark en het aanpalende begijnhof met kruidentuin, het Chassépark, de Grote Kerk en de lange rechthoekige Grote Markt met bomen. Overal ben ik langsgefietst. Te midden van de markt staat -bovenop een zuil- Judith met het afgehakte hoofd van Holofernes. Het is nauwelijks te geloven dat dit gruwelijke beeld als bevrijdingsmonument bedoeld is. Hier had beter ‘De laatsten der Argonauten’, het aangrijpend beeldhouwwerk van Lukas Van der Meer, gestaan. Het beeld staat momenteel weggemoffeld in een verloren hoekje van de Willem Merkxtuin. Weggemoffeld, misschien omdat mensen de in het kunstwerk uitgedrukte passie gênant vinden. De stad verlaten is niet zo gemakkelijk. Enkele fietsbordjes van de LF9-route die ik wil volgen tot Utrecht zijn waarschijnlijk verdraaid. Ik raak verstrikt in een lus. Met wat puzzelwerk, het kompas en de kaart raak ik toch weg uit de stad. De LF9-fietsroute, ook NAP-route genoemd, eindigt in Bad Nieuweschans in de provincie Groningen en loopt ongeveer gelijk met het Normaal Amsterdams Peil. Ten westen van de route ligt het land onder het zeeniveau, ten oosten erboven. De route loopt door de Boswachterij Dorst, een uitgestrekt natuurgebied ten noordoosten van Breda. Verder fiets ik langs de rivier de Donge en kom via de dorpen Waspik en Capelle tot bij het Capelse veer. De veerboot ligt momenteel aan de overzijde van de Bergsche Maas. Samen met enkele andere fietsers en een zestal auto’s wachten we op de overtocht. Op het jaagpad aan de overkant versperren enkele koeien mij de doorgang. Ze gaan niet eens lopen wanneer ik tussen hen door slalom, zo vertrouwd zijn ze met fietsers. Verderop lopen schapen, door veeroosters in het jaagpad gescheiden van de koeien. De omgeving wordt saaier met open lege landbouwlandschappen langs de dorpen Almkerk, Uitwijk en Rijswijk. Langs de Afgedamde Maas zie ik voor het eerst meerdere rietdaken op gerestaureerde kleine huizen. Van ver is de stellingmolen 'Nooit Gedagt' en de spitsloze kerktoren van Woudrichem te zien. Het schattige vestingstadje ligt aan de samenvloeiing van de Afgedamde Maas en de Waal. Vanaf hier heet de brede stroom de Merwede. Dromerig toer ik door het stadje langs de peperkoekenhuisjes waarin ik graag zou overnachten. Helaas ligt mijn gereserveerde kamer verder langs de Boven-Merwede in Sleeuwijk aan de Rijksstraatweg, dicht bij de dijk. Sleeuwijk is in vergelijking met Woudrichem een heel jong dorp. Op aanraden van mijn gastheer fiets ik tot het nieuwe woon- en winkelcentrum “De Nieuwe Es” waar enkele restaurants zijn. De architectuur is er mateloos saai en ijskoud, nog kouder dan mijn ijsje op het ongezellige terras van Casa di Lucio Pizzeria.


Capelse veer over Bergsche Maas naar Dussen
Woudrichem
01/08/2017: Sleeuwijk – Werkendam – (veer over Nieuwe-Merwede) – Dordrecht – (waterbus) – Ridderkerk – (veer over Noord) – Kinderdijk – (waterbus) – Dordrecht – (veer over Nieuwe Merwede) – Nationaal Park De Biesbosch – Werkendam – Sleeuwijk. (totaal: 243 km)





Omdat ik maar voor één nacht gereserveerd had, vermoedde mijn gastheer gisteren bij mijn aankomst dat ik op doortocht ben. Hij wou weten wat mijn einddoel is. Bij het horen van ‘De Zuiderzeeroute’ had hij de wenkbrauwen gefronst en mij gevraagd waarom ik zo ver fiets zonder het nabijgelegen Dordrecht, Kinderdijk en het natuurgebied de Biesbosch gezien te hebben. Ik was meteen gecharmeerd door de mooie namen en reserveerde een extra overnachting. De prijs deed er ook wel toe. 35 euro voor één nacht met ontbijt, dat vind je niet gauw meer. Het wordt vandaag een dagje fietsen zonder bagage en dat is fijn. Ik volg de dijk langs de Nieuwe-Merwede tot aan het veer ‘Kop van het land’. Bij elk veer of brug over water neem ik de kaart om te weten waar het water vandaan komt en waar het naartoe stroomt. Iedere keer ben ik verbaasd hoeveel kanalen en rivieren, meren en plassen er in Nederland zijn. Ik noteer telkens hun soms wel gekke namen, zo niet ben ik ze vergeten nog voor ik ze uitgesproken heb. Met het veer ‘Kop van het land’ steek ik de Nieuwe-Merwede over. Er is ook de Beneden-Merwede en de Boven-Merwede. De laatste begint bij Woudrichem waar de Waal en de Afgedamde Maas samenstromen. De Bergsche Maas stroomt langs de zuidkant van het waterrijke natuurreservaat de Biesbosch en vloeit samen met de Nieuwe-Merwede in het Hollands Diep. Complexe aardrijkskunde, zeg dat wel! Na het veer leiden de knooppunten onmiddellijk naar de Zeedijk die niets met de zee te maken heeft en die overgaat in de kilometerslange Wantijdijk. Ik kom als vanzelf in het historisch centrum van Dordrecht terecht zonder de hele stad door te moeten. Het eerste monument is de stellingmolen ‘Kyck over den Dyck’ aan de Noordendijk. Op zaterdag wordt er gemalen. Verder aan de Merwekade meert net een waterbus aan. Ik informeer uit nieuwsgierigheid waar hij heen vaart. Enkele minuten later ben ik mee naar Ridderkerk waar ik overstap op het veer naar Kinderdijk aan de overkant van de rivier Noord. Tijdens de overtocht vallen drie fietsen als domino’s om. De laatste valt met volle kracht tegen mijn knie aan. Ik kan nog fietsen en bezoek het 18de eeuwse poldermolenpark van Kinderdijk, een uniek stukje Holland. Er zijn zowel bakstenen als volledig met riet bedekte windmolens. De meeste zijn grondzeilers. Onderin de molen is een scheprad dat het water omhoog brengt. Acht molens horen bij de Hooge Boezem van de Overwaard en acht bij de Hooge Boezem van de Nederwaard. Het windmolenpark van Kinderdijk zorgde voor de afwatering van de polders van de Alblasserwaard, een gebied van 250 km² omringd door een ringdijk, in het noorden begrensd door de Lek, in het zuiden door de Merwede, in het westen door de Noord en in het oosten door het Merwedekanaal. De strijd van Nederland tegen het water is een verbazingwekkend en lang verhaal. Wie Kinderdijk bezoekt, moet de boeiende geschiedenis van de Alblasserwaard lezen. Om vier uur in de namiddag ben ik terug in Dordrecht. Op een terrasje net naast de Groothoofdspoort en met zicht op de Oude Maas eet ik een visschotel en daarna verdwaal ik voldaan, met de fiets door de straten langs de Wolwevershaven met de charmante Damiatebrug, de rijke patriciërshuizen en het Schroevendok Straatman, langs de Nieuwe Haven en de Grote Kerk, het stadhuis en het Scheffersplein. Het is onmogelijk terug te keren naar de B&B zonder door het natuurgebied de Biesbosch te fietsen. Mijn gastheer zou er zeker op aandringen nog een nacht te blijven. Bij mijn vertrek uit Dordrecht is dit het minste van mijn zorgen. Het lukt me niet rustig te fietsen. Het idee dat het veer misschien gesloten is bij mijn aankomst maakt me zenuwachtig. De weinige mensen die ik onderweg aanspreek weten ook niet tot hoelang het veer geopend is. Ook de tiener weet het niet, maar hij beschikt over internet op zijn smartphone, zoekt het voor me op en stelt me gerust. Het veer is tot acht uur vanavond open. Eens over de Nieuwe-Merwede leiden de knooppunten mij door het toegankelijke stuk van de Biesbosch. Het van een groendak voorzien en half in het landschap verzonken Biesboschmuseum is gesloten. Het is al lang na sluitingstijd. Hier en daar staan in het gebied kleine ijzeren Amerikaanse windmolens waarvan de functie mij een raadsel is. Vanop één van de vierkante gebouwtjes die ook als uitkijktorens gebruikt worden, kijk ik uit over het uitgestrekte vlakke landschap en volg de eindeloze grillige overgangen tussen water, moeras en land. Hoe eentonig het ook mag lijken, je raakt er niet op uitgekeken. De kleuren veranderen continu in de ondergaande zon, tot alles zwart wordt. Zo lang kan ik niet blijven. Vanaf Werkendam kan de knooppuntenkaart opgeborgen worden. De dijk langs de Merwede voert onbetwistbaar naar Sleeuwijk. Het laatste stuk fiets ik stevig door want de Albert Heyn van het winkelcentrum ‘De Nieuwe Es’ sluit om negen uur en ik heb honger.



Kinderdijk

De Biesbosch
2/08/2017: Sleeuwijk – Woudrichem – (veer over Boven-Merwede) – Gorinchem – Arkel – Meerkerk – Vianen – (veer over Lek) – Nieuwegein – Utrecht – Bunnik. (totaal: 302 km)


Mijn gastheer loopt net zoals gisterenmorgen vervelend te ijsberen tijdens het ontbijt. Alles staat nochtans op tafel, maar hij wil niet wijken. Zijn gezelschap en vooral zijn vragen irriteren mij. Misschien verwacht hij een bevestiging dat mijn ontbijt perfect is en moet ik hem verwennen met lofbetuigingen. Dat doe ik dan ook want het is perfect. De tafel staat overvol, zelfs wat ik gisteren niet aangeraakt heb zoals pindakaas, chocoladekorrels en boter staan opnieuw op tafel. Hij blijft zenuwachtig heen en weer lopen. Met mijn mond vol probeer ik zijn vragen te beantwoorden. Bij het afscheid vraagt hij opnieuw of alles naar wens was. Het was perfect, maar ik kom nooit meer terug. Vooraleer de veerboot naar Gorinchem te nemen, doorkruis ik snel de straatjes van Woudrichem, op zoek naar een beeld dat ik voor altijd met het vestingstadje wil associëren. Gorinchem is minder overtuigend mooi dan Woudrichem om er lang te blijven, of ligt het aan mij. Een foto vanop de visbrug over de rivier de Linge aan de Appeldijk, een foto van de stellingmolen Nooit Volmaakt van op de Korenbrug en tenslotte nog een foto van de Grote Markt. Meer wordt het niet vooraleer de stad te verlaten langs het Merwedekanaal richting noorden. De LF9-route volgt af en toe een stuk van het kanaal dat tot Meerkerk de oostelijke grens vormt van de polder Alblasserwaard. Het kanaal verbindt de Merwede in Gorinchem met de Lek in Vianen. Een charmant stadje waar het theehuis in de tuin tussen de Grote Kerk en de stadsmuur mij voor een half uurtje van de fiets houdt. In de Grote Kerk staat het grafmonument van Reinoud III van Brederode en Philippote van der Marck, een vier eeuwen oud pronkstuk. Er is markt in de Voorstraat die de Grote Kerk met de Lekpoort verbindt. Halverwege staat het markante stadhuis. Eens door de Lekpoort ben je snel aan het veerpont over de Lek naar Nieuwegein. Ik volg nu nauwgezet de LF9-bordjes door de verstedelijkte gemeente Nieuwegein en langs een stuk van het Amsterdam-Rijnkanaal tot in het hart van Utrecht. Utrecht is mijn laatste kans om de fietsgids ‘De Zuiderzeeroute’ van Diederik Mönch te vinden. De eerste boekhandelaar kan mij niet helpen en verwijst me door naar boekhandel Broese, Stadhuisbrug 5. Één van de boekverkopers tikt de naam in op zijn laptop en knikt bevestigend. De fietsgids is een hernieuwde uitgave van vorig jaar, met trajectkaartjes, heel veel toeristische informatie en kleurenfoto’s. Er is geen wegbeschrijving in de gids want de fietslus van 450 km is sinds 1996 bewegwijzerd. De route is ook te raadplegen op internet of kan gedownload worden op de GPS. Wat een verschil met bijvoorbeeld de niet bewegwijzerde fietstocht naar Compostella, nu 16 jaar geleden. De zwart-wit fietsgids bestond toen enkel uit trajectkaartjes en een wegbeschrijving met nauwelijks toeristische informatie. De kleurige hippe Zuiderzeefietsgids past perfect in mijn fietsstuurtas. Utrecht telt 350.000 inwoners, maar voor toeristen blijft Utrecht beperkt tot het historisch centrum rond de Oudegracht en de Nieuwegracht. De ongeveer twee kilometer lange Oudegracht verbindt de Kromme Rijn met de Vecht en doorkruist de binnenstad van noord naar zuid. Het systeem van werven en werfkelders langs de Oudegracht en de Nieuwegracht is uniek in de wereld. Aan de laaggelegen kade meerden vroeger de schepen aan. De geloste goederen werden opgeslagen in de werfkelders. De goederen werden later van op de werfkade met een kraan naar de hogergelegen straat getakeld. Nu zijn in veel werfkelders horecazaken gevestigd. Ik neem plaats op het terras van Fusto d’Oro en bestel een grote vegetarische pizza. Tot nu toe heb ik nog geen druppel regen gehad, maar daar kan snel verandering in komen. De hemel kleurt donkerder. De obers treffen voorzorgsmaatregelen. De terrasparaplu’s worden geopend en de tafels herschikt zodat iedereen droog blijft. Ik heb voor deze avond een bed gereserveerd in Stayokay Bunnik nabij Utrecht. De fiets-GPS geeft 7 km aan, een half uur fietsen. Ik reken snel af. Op het kasticket staat als adres Oudegracht aan de werf 115. Ik prop het papiertje in mijn achterzak, ren de trap op, open het fietsslot, haak de tassen aan het rekje en fiets in volle vaart weg. Aan het Wilhelminapark vallen de eerste dikke druppels. Veel verder zonder regencape geraak ik niet. Het regent vrij hard, maar ik fiets door tot de Rhijnauwenselaan 114. De hostel ligt in een bosrijk gebied aan de oever van de Kromme Rijn. Ik herken het gebouw. Vijftien jaar geleden zijn Boudewijn en ik hier voorbijgefietst tijdens onze Limesfietsroute. Op de slaapzaal met zes bedden is niemand aanwezig. Het regent de hele avond en ik ga vroeg slapen. Tot laat in de nacht komen de andere kamergenoten één na één binnen. Ook al doen ze hun best zo stil mogelijk te zijn, ik ben telkens wakker. 
Het stadhuis van Vianen
Utrecht
3/08/2017: Bunnik – Utrecht – Maartensdijk – Boswachterij De Vuursche – natuurgebied Zuiderheide –

 Hakkelaarsbrug – Muiderberg. (totaal: 365 km)

 “Don’t ask google, ask me”, staat er op het T-shirt van de diensters die voortdurend het ontbijtbuffet aanvullen, de tafels schoonvegen en de vaat wegvoeren. Wat zou ik kunnen vragen? Het ontbijt is gevarieerd en overvloedig. Misschien kan ik vragen wanneer het ophoudt met regenen? De regen nodigt uit tot traagheid en stelt mijn vertrek uit. Er is beterschap beloofd voor deze namiddag, maar zolang kan ik niet wachten. Ik trek de regencape over me heen en trap snel naar Utrecht. Het centrum ligt er verlaten bij. De goed aan elkaar sluitende straatbakstenen glimmen van de regen. Bolle kasseien met te brede groeven ertussen zijn er niet in Nederland. Hier moet je niet voortdurend naar de grond kijken om niet ergens met je fietswiel te blijven haperen zoals in de Gentse binnenstad. Het is bijna middag als ik de stad verlaat en niet veel later komen de eerste opklaringen. De weg gaat noordwaarts langs de dorpen Groenekan en Maartensdijk en vrij snel daarna fiets ik door het heerlijke bosgebied De Vuursche. De wind schudt vergeten druppels uit de bomen die donkere rondjes maken op mijn kleren en uitlopen tot grillige vormen. Betoverend mooi is de meer noordelijk gelegen Zuiderheide tussen Hilversum en Laren. Vanop het terras van het theehuis ’t Bluk is de warme heide met een jasmijnthee en een kwarklimoentaart slaapverwekkend zalig. Hier zou ik dagenlang voluit in het warme zand willen liggen, luieren en slapen, boeken lezen en thee slurpen. Ik mag er niet van dromen. Ik heb immers een afspraak met de Zuiderzee die ik niet wil missen. Daarom heb ik ook de LF9-route verlaten in de bossen van De Vuursche en volg ik nu de knooppunten naar Muiderberg aan de vroegere Zuiderzee. Op weg ernaartoe staat aan de Boezemkade, een doodlopend zijstraatje van de Googweg de achtkantige grondzeiler De Onrust uit 1809. De polderwindmolen maalde in de 19de eeuw het Naardermeer droog. Vandaag is de polder opnieuw een plassengebied en bemaalt de molen het Naardermeer om het waterpeil binnen vastgestelde grenzen te houden. Wat het bord “Vrije Republiek Hakkelaarsbrug” langs de Googweg ter hoogte van de Naardertrekvaart te betekenen heeft, heb ik het raden naar. Ik neem alvast een foto. Mijn hotel Het Rechthuis ligt verderop aan de rand van het dorpje Muiderberg. Het werd gebouwd in de Gouden Eeuw en was anderhalve eeuw geleden een hulpkantongerecht. Een ander deel van het hotel was 40 jaar lang een stationshalte en werd in 1880 gebouwd. Van dat alles is uiterlijk niets meer te merken, maar internet weet alles. Zo ook dat Hakkelaarsbrug een buurtschap is dat amper een week geleden de vrije republiek heeft uitgeroepen omdat ze door de overheid niet gehoord worden bij de werken aan o.a. de A1 en A6 wat voor heel wat overlast zorgt. De ludieke actie leidt in ieder geval tot overleg. Vanavond kom ik voor het eerst aan de oever van de vroegere Zuiderzee. Het water noemt hier nu IJmeer. Geen Zuiderzeegeluiden meer, wel motorengeronk van dalende vliegtuigen die de landingsbaan in Schiphol niet willen missen. 

De Zuiderheide tussen Hilversum en Laren
Brug over 's Gravelandsche Vaart

4/08/2017: Muiderberg – Naarden – Huizen – Spakenburg. (totaal: 406 km)

Regen, regen en nog eens regen. Volgens de hotelbazin moet ik niet panikeren en kan ik rustig ontbijten. Ooit stopt het met regenen beweert ze. Om halfelf krijgt ze gelijk, maar het ontbreekt mij aan fietsgoesting. Ik heb het gevoel mijn doel al bereikt te hebben. In Naarden komt daar verandering in. Ik begin echt aan de Zuiderzeeroute. Het aardige vestingstadje baadt in de zon en het is oergezellig fietsen door het stadje. Op een luchtfoto zie ik pas hoe indrukwekkend en intact de 17de-eeuwse vestingmuren met stervormige bastions en de wallen eromheen zijn. Aan de kerk staat het ontroerende ‘Donor Monument’. Het staat symbool voor de getransplanteerde die naar een nieuw leven opklimt en voor de nabestaanden van de overleden donor die uit een dal van verdriet klimmen. Opvallend - voor mij althans - zijn verder nog het Stadhuis met dubbele trapgevel in Hollandse renaissancestijl uit 1601 en de Utrechtse Poort waarlangs ik Naarden verlaat. Aan de haven van Huizen staan kalkovens waarin vroeger zuiderzeeschelpen werden gebrand als grondstof voor kalk. Dit had ik veel eerder moeten weten als illustratie voor de lessen chemie. De schelpen bevatten CaCO3 dat door verhitting wordt omgezet in CaO (= kalk) en CO2. Huizen ligt aan het Gooimeer dat net als de andere randmeren zoals Eemmeer, Nijkerkernauw, Nuldernauw, Wolderwijd, Veluwemeer en Drontermeer restanten zijn van de Zuiderzee. De meren vormen een aaneengesloten water en zijn ontstaan na drooglegging van wat nu Flevoland is. De fietstocht loopt na Huizen niet netjes langs de oever van de vroegere Zuiderzee en gaat landinwaarts. Aan de Meentweg,131 ligt de Theetuin Eemnes. Het is tijd voor een stevig tussendoortje. De tuin is een doolhof van omhaagde perkjes die voldoende afscherming bieden van de andere gasten. Het is druk aan het zelfbedieningsbuffet! De parking verraadt dat niet alle Nederlanders even gek zijn van fietsen. Ik heb geen rondvraag gedaan bij de gasten maar het aantal auto’s ten opzichte van het aantal fietsen laat wel iets vermoeden. De Zuiderzeebordjes sturen mij door de Eempolder tot aan de Eemnesservaart. Aan de lange rechte Noord-Ervenweg met een strakke zuidwestenwind in het gezicht komt geen einde. De polder lijkt te groeien naarmate de wind harder blaast en ik trager vooruit raak. Ik ben uitgeput als ik eindelijk bij het gemaal Eemnes kom en neem de tijd om de infobordjes te lezen. Het werd als stoomgemaal gebouwd in 1880. Sinds 1921 wordt het gemaal elektrisch aangedreven. Aan knooppunt 11 bij Eemdijk brengt een veerpont mij over het riviertje de Eem. Het riviertje, slechts 18 km lang, ontspringt bij Amersfoort en mondt uit in het Eemmeer. Terug aan het Eemmeer staat langs de dijk een reconstructie van een palendijk. Vanaf de 15de eeuw werden de Zuiderzeedijken versterkt met houten palen tot het in 1731 fout ging. De explosief in aantal toegenomen paalwormen braken het hout af. De oplossing werd gevonden door de dijken te bekleden met stenen. Na die lege poldervlakte ben ik wel benieuwd naar wat voor stadje Spakenburg is. In de VVV vraag ik hulp om een overnachting te vinden, dat was me gisterenavond via internet niet gelukt. Ik wou nog wel wat verder fietsen maar dat schikt niet. De enige beschikbare B&B is hier in Spakenburg. Mijn gastheer en gastvrouw weten precies wat een fietser nodig heeft, een stevige portie gezonde voeding. Ze raden mij Bistro Zuid aan waar ik kabeljauw met risotto neem. Heerlijk, alles wordt heerlijk door het fietsen. Ook de lange wandeling na het eten langs de oude haven met botters, de botterwerf met scheepshelling en het rumoerige Spuiplein met volle terrassen. Heerlijk! In en rond de haven hangen grote foto’s van de ravage die de woeste Zuiderzeestorm in januari 1916 veroorzaakt heeft. Nederland heeft duidelijk teruggevochten. 


Donor Monument in Naarden

Spakenburg
5/08/2017: Spakenburg – Zeewolde – (veer over Nuldernauw) – Harderwijk – Hierden – Vierhouten. (totaal: 474 km)

In Kinderdijk leerde ik hoe het scheprad van een polderwindmolen het water naar een hoger niveau brengt en zo een polder droogmaalt. Tot mijn verbazing lees ik op internet dat de vroegste tot op heden bekende windgedreven poldermolen in 1316 in de Bourgoyen-Ossemeersen bij Gent stond. Halverwege de 19de eeuw gaan de poldermolens in Nederland met pensioen en doet het stoomgemaal zijn intrede. Langs de Zeedijk ter hoogte van Nijkerk staat het stoomgemaal Hertog Reijnout aan de Arkemheenpolder. In 1863 werd voor de afwatering van de polder een windmolen gebouwd. Voordien kon de polder op natuurlijke wijze afwateren in de toenmalige Zuiderzee. Het stoomgemaal met twee grote schepraderen werd in 1883 gebouwd om een gebied van 3000 ha te bemalen. De windmolen werd woonhuis. Na 100 jaar dienst werd een elektrisch gemaal gebouwd. Het stoomgemaal is nog operationeel in noodgeval en als demonstratie voor het publiek. In de vroegere kolenloods is een bezoekerscentrum ondergebracht. In tegenstelling met een middeleeuwse polderwindmolen is een stoomgemaal op steenkool of andere fossiele brandstoffen helemaal niet CO2-neutraal. Als Nederland elk elektrisch gemaal voorziet van een windmolen als elektriciteitsbron zal het in de toekomst opnieuw CO2-neutraal de polders kunnen drooghouden. Iets voorbij de Arkervaart waar het 18de eeuwse tolhuis ‘Ampt van Neykerk’ staat, steek ik het Nijkerkernauw over naar Flevoland. Een omleiding belet me langs de oever naar Zeewolde te fietsen. Het Horsterveer brengt me vanuit Zeewolde terug naar de overkant vanwaar ik het zeepad naar Harderwijk volg. Het is best wel een gezellig stadje om een dag in te verdwalen, maar veel meer dan de Vissershaven met de windmolen ‘De Hoop’ en de Vischmarkt met de Vischpoort heb ik niet gezien. Maak ik nu dezelfde fout als bij elke fietsreis? Krijgt Harderwijk te weinig tijd om zich te nestelen in mijn geheugen zodat ik bij mijn thuiskomst een rijk gevulde beeldenmap van het Hanzestadje in mijn herinnering heb? De overgang tussen stad en bosrijk gebied is abrupt. Een leefbare ruimtelijke ordening met de natuur altijd dichtbij. Wat een verschil met Vlaanderen met zijn uitgesmeerde lintbebouwing! Een paar knooppunten verder ligt het Beekhuizerzand, een stukje woestijn in de Veluwe. Vanaf Hierden verlaat ik de Zuiderzeefietsroute. Ik kon geen overnachting vinden langs de route en moest noodgedwongen een kamer reserveren in het meer oostelijk gelegen Vierhouten. Spijtig is dat niet. Het is prettig fietsen door de Veluwebossen afgewisseld met stukjes bloeiende heide.  

Stoomgemaal Hertog Reijnout en bezoekerscentrum Arkemheen.
Beekhuizerzand
6/08/2017: Vierhouten – Nunspeet – Elburg – Kampen – IJsselmuiden – Grafhorst – Genemuiden – Zwartsluis – Sint-Jansklooster – Moespot – Blokzijl. (totaal: 560 km)

Het hotel Foreesten ligt net aan knooppunt 16. Ik kan meteen van start gaan en vergeet - altijd speurend naar de knooppuntenbordjes - om bewust te genieten van dit prachtige bos op deze zonnige frisse ochtend. Misschien moet ik genietmomenten inlassen. Zeven kilometer verderop stopt het bos aan de rand van het dorp Nunspeet waar een 30 meter hoge uitkijktoren staat. Boven wacht zo'n genietmoment. Aan de andere kant van het dorp sluit ik opnieuw aan op de Zuiderzeeroute die naar het Veluwemeer leidt en verder langs het meer naar Elburg. Je fietst niet letterlijk langs het meer. Er is een ruime strook van weiden en velden tussen de weg en het meer. Rondom is er helemaal geen bebouwing. Hier en daar zijn bosjes, wilgenrijen en ander struikgewas. Plots duikt na een bocht achter de bomen een boerderij op aan de Oude Zeedijk, 5. Aan de rand van het bedrijf, op een grasplein tussen de bomen, staan een mooi gerestaureerde oude woonwagen, een tafel met bank en een grote houten buitenkast met groendak waarin zelfbereide confituren en sappen te koop aangeboden worden. Prachtig! In Nederland noemen ze dit een rustpunt. Een vriendelijk bordje nodigt je uit thee, koffie of een sapje te drinken. Een prijslijst en een blikken doos vervolledigen het decor. Alles is aanwezig: koffiemachine, warmwaterkoker, tassen, lepeltjes, bordjes, suiker, servetjes,… . Dit heb ik nog nooit meegemaakt! In de woonwagen ligt een map met informatie. Het rustpunt noemt ‘De Vlierefluiter’. Het verhaal begint als volgt: “Een aantal jaren geleden zijn onze kinderen begonnen met het verkopen van onze eigengemaakte vlierbloesemsiroop langs de kant van de weg. Ondanks het succes dat ze hadden, kregen ze er snel genoeg van. We verzonnen iets anders en dat werd deze kast met thee- en koffietafel. De reden dat we Vlierefluiter met een V schrijven ligt dus in dit verhaal.” Verder een hele uitleg over de bessen, fruit en groenten die ze kweken en te koop aanbieden. Intussen heeft een koppel zich bediend van drank en plaatsgenomen aan een tafeltje. Ik drink mijn glas leeg, betaal en rij verder, nog steeds onder de indruk van de gastvrije Vlierefluiter. Ik fiets Elburg binnen langs de Beekstraat, een bijna middeleeuwse straat. Net over de stadsgracht staan langs de weg twee beelden. De zittende leeuwen houden elk een wapenschild tussen hun voorpoten geklemd. Eens binnen de stadsmuur dringt het tot mij door dat als het paradijs een stad is, dan zal het zoals Elburg zijn, alleen moet ik nog uitzoeken waarom? Het stadje ontwaakt ontspannen. Het is overal stil. Er zijn geen auto’s en nauwelijks mensen op straat. Geen bouwvallige huizen, nergens afbladderende verf of verwaarloosde tuinen. Alles is hier piekfijn in orde. Het is een peperkoekenstadje. Zal de zee ooit dit mooie stadje terugeisen? Het 15de eeuwse Hanzestadje met dambordpatroon is volledig ommuurd en door een brede gracht en groenstrook omgeven. Binnen de stadsmuren zijn geen nieuwe huizen of hoogbouw te bespeuren. Door de Vischpoort kom ik bij het haventje buiten de stadsmuren. Bij het bottermuseum liggen enkele botters die toeristen rondvaren. Echte vissersboten zijn er niet meer. Ook hier ligt de vroegere vissershaven vol met plezierjachten, niet eens zeilboten. Hoeveel fossiele brandstof zou de Nederlandse pleziervaart jaarlijks verbranden? Beseffen ze dan niet dat ze hun eigen ondergang bespoedigen. In de nabijheid van het stadje Kampen ligt aan de Zwartendijk het rustpunt ‘Steege’s Erf’. Het éénkamerhuisje is knus ingericht met keukentje, tafel en stoelen. Ook hier is er thee, koffie, frisdrank, snoep en zelfs taart voor heel schappelijke prijzen! Ongelofelijk! De fietsgids vermeldt: “De Zwartendijk slingert om dijkdoorbraakkolken heen.” De Zuiderzee kwam dus tot hier! Nu kijk ik uit over uitgestrekte weiden en velden en aan de horizon ligt het Drontermeer, een overblijfsel van de Zuiderzee. Verder op de Zwartendijk ga ik rechts af de Cellebroeksweg in die tot aan de Cellebroederspoort, een 15de eeuwse stadspoort loopt. Op mijn zwerftocht door het historische centrum van Kampen kom ik tot bij de Koornmarktspoort, de tweede van de drie nog resterende stadspoorten. In de Oudestraat hangt een koe aan de 17de-eeuwse Nieuwe Toren tegenover het stadhuis. Het is de mascotte van de jaarlijkse zomerfestiviteiten in de Hanzestad. De legende verhaalt dat er gras op de toren groeide waarop de burgemeester besloot een koe naar boven te hijsen om het gras te grazen. Het is een verhaal om de pretentie en domheid van de bestuurders belachelijk te maken. Pas als ik aan de overkant van de IJssel ben die Kampen en IJsselmuiden scheidt, herken ik de sierlijke hefbrug met goudkleurige wielen. Wellicht herinner ik mij niet de brug met op de achtergrond de Nieuwe Toren, maar wel de foto die ik in 2003 van de brug genomen heb. Boudewijn en ik fietsten toen de Hanzestedenroute van Zaltbommel naar Anklam in Duitsland. Tussen Grafhorst en Genemuiden stuurt de fietsgids mij langs de N760. De benaming alleen al doet mij huiveren en geeft een onveilig gevoel, maar niet in Nederland. Een volledig afgescheiden fietspad met twee rijstroken ligt op veilige afstand langs de N760. Een kleuter kan hier gerust alleen fietsen. In Genemuiden brengt een veerpont mij over de rivier het Zwarte Water. Van Zwartsluis fiets ik langs en door het natuurgebied de Wieden naar Sint-Jansklooster en Moespot, en tenslotte naar Blokzijl, een voormalig kuststadje aan de Zuiderzee. Blokzijl is een piepklein stadje gebleven met amper 1500 inwoners. De haven en de kades met aaneengesloten huizenrijen zijn bijzonder pittoresk. Heel wat woningen staan op de rijksmonumentenlijst. Pleziervaartuigen kunnen via de randmeren van de Noordoostpolder zoals het Vollenhovermeer, Zwarte Meer en Ketelmeer naar het IJsselmeer varen. Langs de oostelijke kant varen ze naar het Giethoornsche Meer en Giethoorn, het Hollands Venetië. Net zoals in de historische centra van de andere zuiderzeestadjes wandel je rond in een piekfijn onderhouden levend museum en kun je uren lang de gevelornamenten die het rijke verleden heeft nagelaten bewonderen. Nederlanders zijn fier op hun patrimonium.

Rustpunt De Vlierefluiter net voor Elburg
Elburg
7/08/2017: Blokzijl – Kalenberg – Ossenzijl – Slijkenburg – Schoterzijl – Lemmer – 
Mirns – Laaksum – Scharl – Warns. (totaal: 633 km)

Ten noorden van Blokzijl bevindt zich het natuurgebied de Weerribben. Middenin ligt het dorpje Kalenberg langs de Kalenbergergracht. Een smal pad langs het water passeert langs de achterzijde van idyllische huisjes met rietdaken. Omhaagde siertuinen verbergen kleurrijke bloemperken en perfecte gazons. Waarschijnlijk waren het vroeger armtierige huisjes van landarbeiders of turfstekers. Nu zijn het vermoedelijk vakantieverblijven of wonen er rijke gepensioneerden die de stad ontvlucht zijn. Men zou bewoners van natuurgebieden extra ecologische voorwaarden en belastingen moeten opleggen om het wonen in natuurgebieden te ontmoedigen. Op de Kalenbergergracht is het een stoet van plezierjachten en motorboten. Een schande! Enkel zeil- en roeiboten zou men mogen toelaten. Wie toch het natuurgebied met zijn gemotoriseerd vaartuig wil betreden zou een hoge tol moeten betalen. Zie ze daar liggen op hun luie kont! Roeien en zeilen moeten ze doen in plaats van te luieren en de lucht te vervuilen met stinkende uitlaatgassen. De Kalenbergergracht loopt tot Ossenzijl dat aan de noordrand van de Weerribben ligt. De gracht gaat over in de Ossenzijlersloot tot aan het riviertje de Linde. Vanaf hier fiets ik langs de zuidergrens van Friesland via Slijkenburg en Schoterzijl naar het Friese dorp Lemmer aan het IJsselmeer. De badplaats heeft de allures van een stadje en trekt veel toeristen en watersporters aan. Op de kade Langestreek is nog een bankje vrij in de schaduw van de bomenrij. Aan de overkant staat de Hervormde Kerk. Er klinkt beiaardmuziek uit de 300 jaar oude sierlijke 'Lemster Toer'. Op het water dobberen talrijke grote en kleine boten. Zowel langs de Langestreek als langs de Kortestreek - de kade aan de overkant - staan aaneengesloten huizenrijen, veelal winkels en horecazaken. Het krioelt van het volk op de kaden en de terrassen zitten vol, maar hier op het zitbankje bij het water onder de bomen heb ik geen last van al die drukte. Ik zoek mijn bestek in de fietstas en scheur de folie van het plastic bakje met Italiaanse pastasalade die ik in de supermarkt van Blokzijl heb gekocht. Het is lekker eten en het is plezierig rondkijken in dit warme zonnige decor. Als alle afval in de vuilbak gepropt is, blijf ik nog lang zitten. De rest van de stad verken ik niet. Ik wil van Lemmer alleen deze kaden en de sierlijke kerktoren onthouden, ook al zou in Lemmer het allermooiste monument van Nederland staan. Tot hier fietste ik langs de randmeren van Flevoland en langs de Noordoostpolder. Vanaf Lemmer volgt de route de oevers van het IJsselmeer, het Markermeer, de Gouwzee en het IJmeer tot Amsterdam. Amper een halve kilometer van de Lemster Toer verwijderd, ben ik aan het IJsselmeer. Minutenlang kijk ik naar de bedrijvigheid op het strand en in het ondiepe water van het IJsselmeer. In de verte wiekt een moderne kolonie windmolens. Mijn nieuwsgierigheid ligt verderop aan het einde van het stroomkanaal (Streamkanaal in het Fries) bij het honderdjarige ir. D.F. Woudagemaal. Het is het grootste nog werkende stoomgemaal in Europa. Het wordt gebruikt in perioden met veel regen om het Friese boezemwater op het vereiste peil te houden als het elektrische J.L. Hooglandgemaal bij Stavoren onvoldoende capaciteit kan leveren. Er is een modern langwerpig bezoekerscentrum dat op betonpijlers in een vijver staat en via een brug bereikbaar is. Rijkswaterstaat spendeert nogal wat geld om de Nederlanders uit te leggen hoe zij het land droog houden. We worden door een vrijwilliger rondgeleid in het imposante Woudagemaal. Vier indrukwekkende tandemstoommachines zijn elk gekoppeld aan twee aanzuigende centrifugaalpompen. De basisprincipes begrijp ik, maar het is veel ingewikkelder dan stoom die de zuiger in beweging zet en de horizontale beweging via een kruk- en drijfstangmechanisme in een draaiende beweging van de centrifugaalpomp omzet. Ik ben al tevreden met wat oppervlakkige kennis. De moed ontbreekt mij om thermodynamica, mechanica en materialenleer te gaan studeren. Ik probeer mij in het bezoekerscentrum nog wat te verdiepen in de geologische geschiedenis van Nederland en de eeuwenlange strijd die het land voert tegen het water. Ik had nooit gedacht dat mijn fietstocht een vertelling zou worden van de mens die sinds eeuwen het Land en het Water probeert te scheiden. Het is een fascinerend verhaal dat me meer en meer boeit. Ik mijmer nog wat na op een terrasje aan het Mirnser Klif strand. Sinds Lemmer fiets ik op een dijk zonder afgescheiden fietspad. Helemaal autovrij is de Zuiderzeeroute dus niet, maar dat zouden te veel dromen in één nacht zijn. Tijdens een stopmoment in Laaksum om een infobord bij een boerderij te lezen, houdt een auto halt. De man in bevuilde werkkledij vraagt of ik hulp nodig heb en begint een praatje. Het is een Fries en meteen verbaast hij mij als hij hoort dat ik een Vlaming ben. “Ik kijk heel veel naar de Vlaamse televisie, zeker voor sportwedstrijden. Jullie zijn recht voor de vuist, die Hollanders hier ouwehoeren maar wat aan.” Dat het vroeger ook al eens ruzie was tussen de Friezen en de Hollanders herdenkt de tekst op een zwerfkei op het Rode Klif, een keileemheuvel. “1345, leaver dea as slaef”, liever dood dan slaaf. De Slag bij Warns staat symbool voor de Friese vrijheidsstrijd. Voor het eerst sinds mijn verblijf in Nederland zie ik minder goed onderhouden huizen en tuinen. Ik voel me hier thuis! De B&B Ûnderdak, ’t Sou, 26 in Warns is nog nieuw en kraaknet. Een heel grote gezellig ingerichte kamer met luxebed, zetel, tafel en stoelen. En een apart badkamertje met douche en dubbele lavabo. De donkerblauwe handdoeken ruiken naar dure, verslavende parfums. Ik kan niet stoppen eraan te ruiken. Waar ik ook sta in de studio, zelfs in de douche, iedereen kan me zien van op straat, merk ik als het te laat is.

Nationaal Park Weerribben-Wieden Kalenberg
Het IJsselmeer bij Lemmer

8/08/2017: Warns – Stavoren – Hindeloopen – Makkum – (Afsluitdijk) – 
Den Oever – Hippolytushoef. (totaal: 715 km)

De Afsluitdijk baart me al lichte zorgen bij het ontbijt. Er is echter geen ontkomen aan want mijn volgende reservatie ligt in Hippolytushoef aan de andere kant van het IJsselmeer. Tegenwind zal de saaie overtocht van meer dan dertig kilometer bemoeilijken en bovendien is er voor deze namiddag regen voorspeld. Dit wordt een zware klus voor mij. De zenuwen ontnemen mij nu al kostbare energie. Om de gedachten van koers te veranderen lees ik in de fietsgids wat er te beleven valt tussen Stavoren en Cornwerd. Ik ben vrij snel in Stavoren waar ik het ‘Vrouwtje van Stavoren’ zoek. Een foto in de fietsgids toont een onbenullig beeldje. Toch wil ik het zien want het verhaal is roerend mooi. “Een rijke redersweduwe gaf opdracht haar de kostbaarste koopwaar te brengen. Het schip kwam terug met de beste tarwe die er te vinden was aan de Oostzee. De rijke weduwe die iets anders had verwacht liet uit woede het graan buiten de haven overboord kieperen. Toen men haar deze verspilling verweet wierp ze een gouden ring in zee, bluffend dat de ring eerder zou terugkeren dan dat ze haar rijkdom zou verliezen. Enige tijd later kreeg de vrouw een vis geserveerd en vond ze de ring in de maag van de vis. Nog diezelfde nacht staken halmen uit het water waar het graan was weggegooid. De haven verzandde en werd onbereikbaar voor grote schepen.” Het Vrouwtje van Stavoren staat aan het water bij de ophaalbrug over een smalle havendoorgang aan de Stationsweg. Een voortreffelijke foto nemen vergt wat tijd. Intussen heb ik het beeldje vanuit alle hoeken gezien zodat ik het nooit zal vergeten. Tot Hindeloopen ligt de weg benedendijks en is het IJsselmeer niet te zien. Op de dijk grazen schapen. Aan de omheining hangt een bordje waarop boer Rudolf vraagt zijn schapen niet te voederen: “Door het brood van uw ontbijt, raken wij aan de schijt.” Hier en daar is een betonnen of houten trap voorzien om de dijk op te gaan. Soms is er aan de overkant een strandje of een klein natuurgebied aan de oever van het IJsselmeer. Als de weg voorbij Hindeloopen een stuk in noordoostelijke richting loopt, moet ik een stuk harder trappen. Ik dacht meewind te hebben uit het zuidwesten zoals de voorbije dagen, maar het dringt tot mij door dat de wind vorige nacht gedraaid is. Als ik twintig kilometer verder aan het noordelijkste punt van het IJsselmeer kom en de zuidoost gerichte Afsluitdijk over moet, word ik helemaal blij van dat comfortabele zuchtje wind uit het noordoosten. Dat onmisbare duwtje in de rug doet me geloven dat ik de overkant van de Afsluitdijk zal halen. Euforisch en zonder moeite alsof ik elektrisch over de Afsluitdijk fiets, haal ik met gemak 20 km/h. Het is niet eens saai zoals ik deze ochtend dacht dat het zou zijn. Het fietspad met twee stroken, ver van de autoweg, is vlak als stilstaand water. Geen hobbeltje of putje is te bespeuren. Rechts van mij ligt een hoge, met gras begroeide dijk met daarachter de Waddenzee en de Noordzee. Links de snelweg met constant geraas van vrachtwagens, auto’s en te snelle moto’s. Aan de overkant van de snelweg rust de eindeloze watermassa van het IJsselmeer met aan de horizon een mistig, trillend lijntje tussen twee grijsblauwe tinten. Dertig kilometer grasberm, dertig kilometer geraas en dertig kilometer water. Alleen de twee verbredingen Kornwerderzand met de Lorentzsluizen en Breezanddijk doorbreken de eentonigheid van de Afsluitdijk. In lengte is de Afsluitdijk indrukwekkend, in hoogte lijkt het mij een koud kunstje voor de Noordzee om bij zwaar stormweer deze horde te nemen. Dertig kilometer tijd en dertig kilometer gedachten over water en wind en waarom je in elke richting tegenwind hebt als je bij windstil weer fietst? Eindelijk klaart het mysterie op. Ook als er geen wind is moet je je door de luchtmassa wringen wat de illusie wekt dat er tegenwind is, welke richting je ook uitfietst. Je hebt pas voelbare meewind wanneer de wind harder blaast dan je fietst. Van zodra je sneller fietst dan de wind keert hij zich tegen jou ook al fiets je met de wind mee. Precies zoals voorspeld begint het om vier uur te druppelen. Het gereserveerde bed staat niet aan de Zuiderzeeroute maar in Hippolytushoef. Ik schakel de GPS in om 'De Wierschuur' aan de Stroeërdijk te vinden. Donkere wolken laten meer en meer regen los en het water druppelt van het hoge rieten dak als ik in 'De Wierschuur' vol bewondering sta te kijken naar het ingewikkelde houten dakskelet. De immense 19de -eeuwse schuur stond buitendijks aan de oever van het eiland Wieringen. Het zeegras van de ondiepe Zuiderzee werd gemaaid, gewassen en opgeslagen in de schuur waar het gedroogd en geperst werd. Van hieruit werd het zeegras door wierhandelaren verkocht als vulling voor kussens en matrassen en als bouwmateriaal van dijken. De schuur kwam meerdere keren per jaar onder water te staan, vertelt de eigenaar. Ik kijk verbaasd want nergens is water te bespeuren, nochtans staat de schuur nog steeds op dezelfde plaats. Het eiland Wieringen behoort sinds 1930 tot het vasteland na de drooglegging van het Wieringermeer. Mijn gastheer wijst door het grote raam naar de met zeegras gebouwde dijk als bewijs van zijn verhaal. In de schuur hangen uitvergrote zwart-witfoto’s die het oogsten van zeegras en het werk vroeger in de wierschuur levendig uitbeelden. De eigenaar toont mijn kamer, geeft alle nodige uitleg en verontschuldigt zich voor zijn afwezigheid later op de avond. Enkele andere gasten verlaten ook het pand en niet veel later realiseer ik mij dat ik helemaal alleen in 'De Wierschuur' ben. De hevige regen houdt mij binnen. Ik eet de restjes van de dag en een paar stroopwafels in plaats van iets warms in het dorp. Stroopwafels heb ik al de hele vakantie bij als reserve of om een suikerdipje op te vangen. Thuis neem ik meestal peperkoek mee op fietstochten. In de leeshoek staan enkele heemkundeboeken over de streek. Enkele minuten later zit ik knus in de groenlederen canapé bij het raam, bladerend in de boeken. Enkele uren later ben ik expert in de bouw van kop-hals-rompboerderijen, wieringer- en stolpboerderijen. Met enorme gretigheid lees ik het levensverhaal van wierhandelaar Johannes Takes (1865-1940). Hij was zeventig toen hij zijn levensverhaal neerpende. Gedetailleerd vertelt hij over zijn jeugdjaren, de dood van zijn vader en hoe hij als 14-jarige samen met zijn broers de Zuiderzee op moest. Als kind verzamelde en verkocht hij spullen, en was het zijn droom handelaar te worden. Hij leerde een meisje kennen en huwde haar, maar ze hadden geen geld om hun droom waar te maken. Noodgedwongen bleef hij op zee tot hij erin slaagde wierhandelaar te worden. Het was een zeer hard en zwaar leven. De foto’s aan de wand en uit de heemkundeboeken komen tot leven tijdens het lezen. De romantiek van het vroegere leven verdwijnt naarmate de avond vordert.

Hooglandgemaal bij Stavoren.
B&B "De Wierschuur' in Hippolytushoef

9/08/2017: Hippolytushoef – Medemblik – Onderdijk – Andijk – Enkhuizen – Hem. (totaal: 780 km)

Ik bekijk een laatste keer gedetailleerd het houten skelet waarop het doorweekte rieten dak rust. Het gewicht wordt ingenieus over de houten balken verdeeld en naar de grond weggeleid. Hoeveel meer weegt het dak na een nacht regen? En wat als het vriest bij regenweer? Ik sluit de ogen, beeld me het dakgeraamte in, open mijn ogen en controleer of ik het juist heb ingeprent. Pas dan ben ik klaar om te vertrekken. De route loopt vanaf nu bijna onafgebroken zuidwaarts tot Amsterdam. De wind heeft zich opnieuw gedraaid tot tegenwind en toch stoort het mij niet dat ik moeizamer vooruit geraak. Mijn grootste zorg was de Afsluitdijk en die is achter de rug. Alles wat nog komt is te overwinnen, maar voor elke kilometer deze ochtend moet gestreden worden en Medemblik lijkt oneindig ver weg. Eindelijk is het Lely-gemaal aan de Zuiderdijkweg in zicht en kondigt de stad zich aan. Wat verderop aan de Westerdijk staat de stellingmolen 'De Herder'. Dichtbij de Pekelharinghaven aan de Oosterdijk staat het 13de -eeuwse kasteel Radboud, gebouwd in opdracht van Floris V. Het lijkt niet zo bijzonder groot te zijn, maar was vroeger een stuk groter. Medemblik heeft voldoende te bieden om hier een dagje door te brengen. Het kasteel is te bezoeken en er is het stadsmuseum, de museumstoomtram en het museumschip. Het Nederlands Stoommuseum, gevestigd in het stoomgemaal 'De Vier Noorderkoggen', ligt net buiten de stad. Een wandeling door de stad brengt je langs verschillende eeuwenoude gebouwen zoals het voormalige weeshuis, de pakhuizen en de Waag. Niets daarvan heb ik gezien omdat ik gisteren niets in de fietsgids heb voorbereid en dus niet wist wat er te zien was. Erg is dat niet want na een aantal stadjes langs de voormalige Zuiderzee gezien te hebben, heb ik het gevoel niets nieuw te ontdekken. En dan toch! Eindelijk zie ik eens heel veel zeilboten bij het Regatta Center Medemblik dat aan het IJsselmeer ligt. Jongeren zijn bezig hun zeilbootje klaar te maken om het IJsselmeer op te gaan. Ik ben vooral nieuwsgierig naar Enkhuizen en hoop daar nog iets nieuws te zien of liever iets ouds. Het liefst zou ik eens rondlopen in de wereld van 1900 en dat kan nog in het openluchtmuseum. Het is een compleet dorp met heropgebouwde huizen met complete interieurs, winkeltjes, een schooltje, boerderijen, schuren, visrokerijen, een kalkoven, een kerkje, een scheepswerf, een smederij, een taanhuis, een windmolen, … . Allerlei verdwenen beroepen worden hier nog uitgeoefend, zoals het maken van touwen, zeilen, klompen, borstels, tonnen, gevlochten manden,… Voor het eerst zie ik een nog werkende stoomwasserij. Ik wist niet eens dat dit ooit heeft bestaan. Een kleine stoommachine doet verschillende wasmachines draaien en de warmte van het ketelhuis dient om de was te drogen. En wie weet nog wat een brongasketel is? In Vlaanderen heeft dit nooit bestaan maar wel in West-Friesland. In sommige gebieden bevat het grondwater moerasgas. Het gas is zeer geschikt als brandstof voor verlichting en kooktoestellen. Met een brongasinstallatie kan men het gas opvangen en opslaan. Tot mijn verbazing is nergens een hondenrad te bespeuren. In de stad zoek ik het gezelligste plekje en dat is zeker de Oude Haven met de charmante 'Drommedaris', de zuidelijke stadspoort met klokkenspel. Jammer dat ik het niet ontdekte vooraleer ik at. Dan maar een ijsje met zicht op de 'Drommedaris' en de ophaalbrug. 

Lely-gemaal aan de Zuiderdijkweg in Medemblik

Zuiderzeemuseum in Enkhuizen
10/08/2017: Hem – Oosterleek – Schellinkhout – Hoorn – Edam – Volendam. (totaal: 838 km)

Ik word wakker in het dorpje Hem. Mijn gastvrouw houdt van mooie serviezen uitgestald in glazen vitrinekasten. Aan de muren hangen verschillende borden in Delfts blauw. Ik zou bijna vergeten verder te ontbijten in dit kleine museum. Mevrouw voert het woord, spreekt heel voornaam en articuleert professioneel. Ik vraag me af wat ze vroeger gedaan heeft, maar zover leidt ons gesprek niet. We hebben het kort over fietsen. Ze beweert dat Nederlanders tegenwoordig alleen nog elektrische fietsen kopen. Ja, zelfs de jeugd want die moeten soms meer dan tien kilometer ver naar school en hier is er altijd wind! Het laatste ontken ik niet, de rest betwijfel ik. De wind waait hier zelfs wispelturig. Ik heb de indruk dat ik opnieuw meewind heb. Het schiet goed op! Even ten zuiden van Oosterleek staat langs het Markermeer 'Het vuurtje van Leek'. Het is een metalen witgeschilderd rond torentje met bovenop een lichtbaken. Passend in de leegte langs het meer staat op het torentje een citaat van Emily Dickinson gedrukt: “We wouldn’t mind the sun, dear, if it didn’t set”. Langs de Zuiderdijk in Schellinkhout wil ik kennis maken met de steenbikker. Infoborden over fauna en flora zijn er in overvloed langs het IJssel- en Markermeer, doch de beestjes in het echt zien is altijd moeilijker. De steenbikker is een slak, vliegt niet of loopt niet weg en moet dus wel ergens tussen de dijkblokken langs het meer te vinden zijn. Mijn zoektocht levert echter niets op. Ontgoocheld ben ik niet, het is maar een huisjesslak en dan nog een exoot. Ik fiets de dijk af op zoek naar het 18de -eeuwse Raadhuis van Schellinkhout. Het gebouw deed ooit dienst als waag en onder de trap bevond zich het cachot. Vandaag is het een bibliotheek. Het poldergemaal van Schellinkhout en de poldermolen 'Grote Molen' staan net buiten het dorp gepensioneerd en broederlijk naast elkaar. Het levert een unieke foto op. Via de 16de -eeuwse Oosterpoort aan de Draafsingel kom ik de stad Hoorn binnen. Het is een merkwaardige stadspoort. Er staat een even oud poortwachtershuis bovenop de poort. De stad kende haar grootste bloei in de 16de en 17de eeuw. Er is heel veel te zien en het is plezierig rondfietsen in het historische centrum waar talrijke mooie gebouwen staan met soms fantasierijke namen zoals de 'Gekroonde Jaagschuit', een hoekpand uit 1879 met twee trapgevels in neorenaissancestijl. Een grote sierlijk gedecoreerde gevelsteen ter grootte van een raam toont een trekschuit. Ik zou meerdere dagen nodig hebben om elk gevelornament in de stad te fotograferen. Het is onbegonnen werk. Met een stadsplan in de hand kom ik langs de 'Hoofdtoren' waar de Vluchthaven, de Buiten- en Binnenhaven samenkomen. Op het plein 'Roode Steen' met het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen worden foorattracties opgebouwd voor de jaarlijkse tiendaagse kermis. Met de kermiswagens is het moeilijk een foto te nemen van de bijna 400 jaar oude gevel van het Statencollege in Hollandse renaissance, vandaag beter gekend als het Westfries Museum. Op hetzelfde plein staat de Waag, 300 jaar het middelpunt van de kaasmarkten. Nu is het een restaurant. Wellicht heb ik slechts een fractie gezien van al het moois hier in Hoorn maar ik raak stilaan verzadigd en moe. Gezeten op het terras van ‘Gumbleton’s Tearoom’ in de winkelstraat Grote Noord komt de stad naar me toe. Fietsers, wandelaars en winkelgapers, de hele stad passeert aan het terras. Het decor verandert voortdurend en ik wil alles en iedereen gezien hebben. Een reisgenoot zou weinig aandacht van mij krijgen en zo is het al de hele fietstocht. Het is inmiddels mijn derde terrasje in Hoorn. Bij mijn aankomst had ik honger en heb snel op een ongezellige plaats Italiaanse pasta gegeten. Een dessert verdiende een leukere omgeving. Ik heb dan maar meteen een ander terrasje gezocht. Vanavond gaat de kermis van start en is het koopavond. Hoog tijd om verder te fietsen langs het Markermeer voor de boel hier ontploft. In het gehucht Etersheim staat het Schooltje van Dik Trom. Momenteel is de vroegere school een kinderboekenmuseum. Cornelis Johannes Kievit, de schrijver van de kinderboeken waarin Dik Trom de held is, was van 1883 tot 1902 hoofd van de dorpsschool. Ook het kerkje zonder toren heeft een nieuwe bestemming gekregen. Sinds 2002 is het een woonhuis en B&B. Aan het Gemaal Warder loopt de weg benedendijks en heet hier IJsselmeerdijk. Er zijn trappen naar het Markermeer. Ik schrik als ik zie hoeveel hoger het water in het meer staat dan de aangrenzende polder. Maken de omwonenden zich geen zorgen over de klimaatveranderingen? Voor Edam heb ik niet zo veel aandacht na uren in Hoorn rondgeslenterd te hebben. Ik kom het stadje binnen langs de Zeevangszeedijk en Oorgat. Aan de Oosterkade - verboden terrein voor auto’s - is het schilderachtig mooi met de vele bomen en de twee vlak bij elkaar gelegen witte ophaalkettingbruggen over een onbekend water. Al even pittoresk is de omgeving van het Damplein, Voorhaven, Spui en Keizersgracht. Edam en Volendam zijn met elkaar vergroeid. In het verstedelijkte gebied tussen de twee stadjes is mijn volgende B&B gelegen. Het is een gewoon vrijstaand huis met meerdere kamers op de eerste en tweede verdieping. Het toeristische centrum van Volendam ligt aan de haven. In bistro D' Ouwe Helling aan Zuideinde wordt lekkere palingsoep opgediend. Zo lekker dat ik ook de toast met palingfilet neem. Zoals Edam zijn kaas heeft, zo heeft Volendam zijn paling. Intussen is het behoorlijk koud geworden. Toch wandel ik nog een uurtje langs de haven en omliggende smalle straatjes zonder jas of trui.

Het poldergemaal van Schellinkhout en de poldermolen 'Grote Molen'

De Hoofdtoren in Hoorn
11/08/2017: Volendam – (veer over Markermeer) - eiland Marken – Monnickendam – 
Katwoude – Volendam. (totaal: 885 km)

Tijdens het ontbijt bevestigt mijn gastheer dat hij een automatische externe defibrillator in huis heeft. Gisterenavond zag ik het AED-bordje bij de voordeur hangen. Hun zoon is hersteller van AED’s en dat verklaart alles. Zelf heeft mijn gastheer, net zoals ik een ICD. Preventief, vertelt hij omdat hij een verhoogd risico heeft op een hartstilstand. In het huis hangen veel schilderijen, kitscherig denk ik, doch van een getalenteerd schilder. Zodra ik het woord schilderij laat vallen neemt mijn gastvrouw, die nochtans druk bezig is met de ontbijtvoorbereidingen, het gesprek over. Zij schildert als hobby en ondertekent haar werk met haar naam. Als ze even later met haar gasten klaar is, haalt ze een boek met foto’s van haar schilderijen. Ik ben heel behoedzaam dat er geen letter uit mijn mond komt die haar het vermoeden zou geven dat ik haar schilderijonderwerpen niet lust maar ik bewonder oprecht haar artistieke kunde. Jammer dat ik geen foto genomen heb van één van haar werken. Dat heb ik wel gedaan in het Volendamse Hotel De Spaander. Elke muur hangt propvol met werken van 19de -eeuwse kunstenaars die hun gelag met een schilderij betaalden. Er is geen stukje muur meer vrij. De beroemde impressionisten Renoir en Signac logeerden hier. Of er werken van hen aan de muur hangen betwijfel ik. Een andere bezienswaardigheid volgens mijn fietsgids is het houten stolpkerkje in de Kathammerstraat. Heel eenvoudig en niet meteen als kerk herkenbaar. Als ik wil oversteken naar het eiland Marken, mis ik net de boot en moet mijn vertrek met een uur uitstellen. Haast heb ik niet voor de geplande fietstocht van 50 km en Volendam ligt er rustig bij, net zoals ik het graag heb. Na de middag zal een tsunami toeristen het stadje overspoelen en dan ben ik liever weg. Op Marken is het echter in de namiddag net hetzelfde. Veel te druk voor een mens zoals ik die genoeg heeft met zichzelf en een fiets. De boot legt aan in het haventje aan de kaai Havenbuurt. De rij donkergroen geschilderde houten huizen met witte dwarsstrepen rondom het haventje zijn nu souvenirwinkeltjes en horecazaken. Van het vroegere vissersleven is niets meer te merken. Tientallen toeristen willen het smalle hoekhuisje van Sijtje Boes bezoeken. Ze was de eerste souvenirverkoopster op Marken en begon haar zaak in de twintiger jaren. In haar huisje en winkeltje staan meerdere porseleinen hondenkoppels. Deze hondjes waren populair in Engeland bij de middenklasse ten tijde van Queen Victoria, maar het waren ook hoerenhondjes. Queen Victoria duldde geen ‘onzedelijk gedrag’ en dames van lichte zeden verrichtten hun werk onder de dekmantel van beeldjesverkoop. Nederlandse zeelieden waren dol op de hondjes en brachten ze mee naar huis waar ze de schoorsteenmantel sierden. Ook in het openluchtmuseum van Enkhuizen en in andere vissersstadjes aan de Zuiderzee heb ik de hondenkoppels zien staan. Met deze geschiedenis in het achterhoofd blijft het een raadsel hoe mijn grootouders aan hun porseleinen Staffordshire dog zijn gekomen, identiek aan dewelke ik in Engeland gezien heb en nu ook in Nederland zie. Ik ben benieuwd naar de klompenmakerij en volg de wegwijsbordjes. Ik verwachtte een oude man in een half vervallen schuur aan zijn werktafel. Helemaal mis! Ik tref een moderne winkel aan met honderden kleurige klompen en andere souvenirs, en toeristen die elkaar verdringen. Achter in de zaak staan een paar machines met houtkrullen eromheen, om de indruk te wekken dat de klompen hier gemaakt worden. Ik vlucht weg. Op het terras van De Traanketel in de haven eet ik mosselen met friet. Daarna fiets ik het eiland rond. Het fiets- en wandelpad is in slechte staat wat een voordeel biedt: ik heb geen hinder van andere mensen. Er valt niets te beleven of te bezichtigen onderweg, behalve het 'Paard van Marken'. De witte vuurtoren met rode bolkap en aangebouwd woonhuis staat eenzaam op het oostelijkste punt van het eiland. Strikt genomen is Marken geen eiland meer sinds de Zeedijk een verbinding met het vaste land vormt. Daarmee heeft het zijn laatste stukje authenticiteit verloren. Volle toeristenbussen komen over de Zeedijk naar het eiland. Na hun bezoek aan de haven met de nette donkergroene huisjes en de klompenmakerij keren ze langs dezelfde weg terug met een souvenir voor het verre thuisland. Wie weet beseffen onoplettende toeristen niet dat ze een eiland bezocht hebben. Wat een ondeugende gedachte van mij. Tezelfdertijd droom ik een ecologische toekomst voor Marken, autovrij, biologische landbouw, natuurpark, nieuwbouwstop, energiezelfvoorzienend,… . Al mijmerend verlaat ik het eiland langs de Zeedijk naar Monnickendam. In het damstadje is er een feest aan de gang. Op de kaai 'Het Prooyen' en de 'Gooische Kaai' staan kraampjes met streekproducten. De Visrokerijen trekken veel aandacht en er mag ook geproefd worden. Één van de visrokers herken ik. Hij staat met zijn foto in de fietsgids. Van hem moet ik absoluut een zelfgemaakte foto hebben. Een jonge klompenmaker trekt veel volk. Hij geeft meer show dan dat hij vordert met klompen maken en ik betwijfel of hij het überhaupt kan. Ik moet hard lachen om zijn grappen en vertoning. De Fries van Laaksum zou zeggen: “Die Hollanders ouwehoeren maar wat.” Oude ambachten zijn inderdaad folklore geworden. Trouwens wat voor zin heeft het nog om klompen te kunnen maken? De Middendam met het monnikenbeeld aan de brug is misschien wel het mooiste plekje van de stad. Samen met de Waag en de iets verderop gelegen Speeltoren, met een prachtige houten bekroning en het 400 jaar oude klokkenspel, bekoren ze jong en oud. Om het uur draaien de hoofden naar de muuropening hoog in de toren waaruit ruiters te voorschijn komen terwijl de beiaard speelt. In Katwoude, dat is net buiten Monnickendam langs het Markermeer richting Volendam staan twee grote kaasboerderijen. De Irenehoeve en de Jacob’s Hoeve zijn moderne boerderijen met een eigen industriële kaasmakerij, demonstratieruimte en winkel waar naast kaas ook klompen verkocht worden. Tientallen toeristen komen met bussen op bezoek. Ik sluit aan bij een Spaanse groep op de Irenehoeve. Verder dan de demonstratieruimte en de winkel komen we niet. Ik had gehoopt een robotgestuurde melkinstallatie te zien en de kaasfabriek te mogen bezoeken. Terug in Volendam wil ik opnieuw paling eten. Deze keer kies ik het terras met beeldentuin van Paviljoen Smit-Bokkum, een vroegere visrokerij aan Slobbeland met zicht op de Marinahaven. Opnieuw palingsoep en gerookte palingfilet. Het is echt lekker!
Visrokerij in Monnickendam

De vuurtoren 'Het Paard van Marken'.
12/08/2017:  Volendam – Monnickendam – Uitdam – Durgerdam – Amsterdam. (totaal: 941 km)

Als ik de trap naar beneden kom, discussiëren mijn gastvrouw en haar man met drie Italiaanse jongelui. Ze hadden vier nachten gereserveerd en betaald, maar kwamen met vier en nu blijkt de vierde weg te zijn zonder te betalen. Omdat ze niet voor hem wilden opdraaien, probeerden de drie Italianen geruisloos te ontsnappen. Dat is hen dus niet gelukt. Als mijn gastvrouw het verhaal doet, krijg ik alsmaar meer sympathie voor de Italianen en wou bijna zeggen dat het schandalig is geld te eisen van de drie. Ik luister naar haar hele verhaal want het regent toch. Die jongens sliepen een gat in de dag - wat haar niet beviel - en fietsten vervolgens naar Amsterdam om midden in de nacht terug te komen. Dat heb ik inderdaad gehoord. Terwijl zij zich opwond over de onbetaalde rekening, droomde ik er al van met de bewonderenswaardige Italianen de hele nacht mee uit te gaan om dan ’s nachts in het koele duister met de fiets terug te keren van Amsterdam naar Volendam. Dat staat immers nog niet op mijn fietscurriculum en zal er waarschijnlijk nooit op komen. Zodra het stopt met regenen, pak ik mijn spullen, neem vriendelijk afscheid en begin aan mijn laatste fietsdag. Nu al voel ik een embryonaal heimwee naar de charmante Zuiderzeestadjes badend in de zon, ook al is het bewolkt en fris. Met dubbele kijklust fiets ik opnieuw door Volendam en Monnickendam naar Uitdam en Durgerdam. Durgerdam is een langgerekt éénstraatdorp aan de Durgerdammerdijk ter hoogte van de buitendijkse polder IJdoorn en het water Buiten-IJ. Het is intussen opnieuw zalig warm en ik verkies hier te eten in plaats van in Amsterdam. Gestoofde paling met frietjes en een slaatje. Een dessert zou ik in Amsterdam nemen. Een theehuisje - nog geen kilometer verderop - met zitbanken gevuld met kussens breekt mijn hart. Voorlopig moet ik binnen zitten want buiten is er geen tafeltje vrij. Ik kom meteen in een keuken terecht. De gastvrouw bemerkt mijn verbazing, stelt me gerust en serveert jasmijnthee en kaastaart. Zodra ik door het venster een vrij plaatsje buiten zie, storm ik erop af en sta met een net aangekomen koppel aan dezelfde tafel. Niemand wijkt, ik ook niet. Een moment van twijfel, toch niet, ik heb evenveel recht op een zitje buiten… . We nemen met z’n drieën plaats en raken een beetje aan de praat. Geen al te vlot gesprek tot de gastvrouw erbij komt zitten. Ze zijn blijkbaar met elkaar bevriend. Ik voel me meteen uitgesloten. Verdorie, ik heb hier niets te verliezen en blijf dus zitten. Plots wordt het toch weer gezellig voor mij. Een ongenodigde gast komt erbij zitten en wel meteen op mijn bord. Iedereen zit enkele momenten bewegingsloos en zwijgt. Schaamteloos en ongegeneerd pikt de mus de kruimels weg, vliegt op, komt terug en pikt een volgend bord proper. Helemaal niet schuw gunt de hongerige mus mij voldoende tijd om enkele foto’s te nemen. Als ze dan uiteindelijk wegvliegt, bedank ik voor thee en taart en vlieg ook weg. Nu komen de laatste kilometers. Ik blijf de Zuiderzeefietsbordjes volgen, fiets over het Amsterdam-Rijn-kanaal langs de Zuiderzeeweg. In het Flevopark is een luidruchtig concert aan de gang. Via de Nesciobrug - een indrukwekkende fiets- en voetgangersbrug - kom ik opnieuw over het Amsterdam-Rijn-kanaal. Ik blijf langs het kanaal fietsen door het Diemerpark waar schapen grazen aan de Diemerzeedijk. Van de stad heb ik nog niets gemerkt en ik fiets tot knooppunt 15 op 10 kilometer van Muiderberg. Hier stopt mijn Zuiderzeeroute. Ik geef Sarphatipark, 58 als bestemming in op de gps en volg gedwee de instructies tot aan de hostel. Intussen is het helemaal overtrokken en van de blauwe hemel bezaaid met witte schapenwolken uit Durgerdam is niets overgebleven. Ik moet zelfs mijn regencape uithalen en het regent hard als ik mijn eindbestemming bereik. Op de kleine kamer voor vier zijn twee Portugese twintigers aanwezig. Manuel en Miguel zijn studenten en reizen met de trein door Europa. Aan de receptie neem ik een plannetje mee en trek enkele uren wandelend door de stad langs de Amstel, het Muntplein, de Dam en in de Breestraat eet ik nog een broodje met thee en een ijsje,… langs de Vijzelstraat, de Eerste Vander Helststraat en het met terrassen gevulde, levendige Gerard Douplein. Het is al lang donker als ik op de nog lege kamer kom.


Een botter op het Markermeer

De mus van Durgerdam.

13/08/2017: Amsterdam – Rotterdam – Brussel – Zottegem. (totaal: 970 km)
Het ontbijt is in de kelder. Er is alleen brood, wat confituur, chocopasta en thee uit een thermos. In een gammele kast vind ik een bord en een tas. Er is geen proper bestek en moet zelf afwassen. De kamer was ook al niet netjes en het is twijfelachtig of het beddengoed elke keer ververst wordt als nieuwe gasten de kamer betrekken. Ook de Portugezen zijn niet tevreden en vinden 80 euro per persoon in een slaapzaal schandalig duur. Ook zij vonden voor hun eerste nacht in Amsterdam niets anders. Ik wil zo snel mogelijk naar het station om mijn treinbiljetten te kopen en mijn reisschema te kennen. Daarna verdwijn ik voor uren in de stad. Amsterdam ademt fris na het nachtje regen. Het stadsplan is gemakkelijk te onthouden door de Herengracht, de Keizersgracht, de Prinsengracht en de Singelgracht als uitdijende golven van het IJ te zien. Het is een te simpele voorstelling want zonder stadsplan verdwaal ik snel. Ik ben niet van deze stad en deze stad is niet van mij. De stad behoort toe aan zij die er elke dag opstaan en ontbijten, hun avondrust vinden en dromen. Ook de Iraniër die onder de brug in het Vondelpark in boeddha zithouding op een santoor tokkelt is net als ik een bezoeker. De muziek echoot onder de brug en daarom zit hij hier. Ik luister lang naar zijn melodieuze en speelse muziek. Hij is ingenieur en komt zijn zus in Amsterdam bezoeken. In zijn vrije tijd speelt hij muziek en ik vergeet te vragen wat hij speelt. Hij is de enige van zijn familie die nog in Iran woont. In de buurt van het Vondelpark zoek ik eten. Het wordt tomatensoep en pizza. Het liefst had ik paling gegeten maar ik ben te lui om een goed visrestaurant te zoeken. Als ik toevallig op mijn uurwerk kijk, schrik ik. Het is 15u15. Over een half uur vertrekt mijn trein. Ik race door de stad en 15 minuten later bereik ik buiten adem het station. Het digitale bord met de dienstregeling geeft 13u30 aan. Ik ben even in de war en kijk opnieuw op mijn smartphone. Ook 13u30. Verdorie, ik heb me vergist en 3u15 gelezen in plaats van 13u15. Anderhalf uur later ben ik terug in het station. 15u37 vertrekt de trein. Het gaat nu razendsnel. Amsterdam, Schiphol en voor we Rotterdam binnenrijden verdwijnen we een lange tijd onder de grond. In Rotterdam heb ik bijna een uur overstaptijd. Het plein aan het moderne station van Rotterdam Centraal is indrukwekkend en autovrij. Aan de rand prijken hoge glazen torens en flatgebouwen. Ik maak een fietstochtje langs het Kruisplein en de Westersingel en keer langs de Mauritsweg aan de andere zijde van de gracht terug. 17u: De trein naar Brussel vertrekt. De Zuiderzee wordt een herinnering.


Amsterdam

Multatuli in Amsterdam.


Wil je reageren mail naar: vanhecke1965@skynet.be


Geen opmerkingen:

Een reactie posten