Ik had nog nooit
gehoord van een boezemgemaal, grondzeiler, botter of terp en had geen flauw
benul waar de Zuiderzee lag. Ik wist alleen dat er in Nederland een fietsroute
rond de Zuiderzee is. Na drie dagen fietsen vanuit Antwerpen vond ik in Utrecht
de fietsgids van de Zuiderzeeroute. Het was een complete verrassing. De
Zuiderzee bestaat niet meer. Al fietsend langs haar voormalige kusten werd het
een zoektocht naar haar verleden. Dat was helemaal naar mijn zin. Ik
herbeleefde de geschiedenis van de Zuiderzee van haar geboorte tot het moment
dat ingenieur Lely een einde maakte aan haar wispelturigheden.
Tijdens de warme
periode van de vroege middeleeuwen steeg het zeeniveau en de latere ontginning
van veenmoerassen maakten het de Noordzee tijdens geruchtmakende stormen nog
makkelijker om het land te veroveren. Het veenland werd weggeslagen en verdween
in de Noordzee. Het meer Almere werd een binnenzee die in 1340 de naam
Zuiderzee kreeg. Door de open verbinding met de Noordzee kregen de kusten het
nog harder te verduren. Al heel vroeg bouwde men terpen en dijken om zich tegen
het verwoestende water te beschermen terwijl het land verder wegzakte.
Natuurlijke afwatering werd steeds moeilijker. Vanaf de 15de eeuw
werden windmolens met schepraderen gebouwd om de polders droog te malen.
Halverwege de 19de eeuw was men met de stoomgemalen niet langer
afhankelijk van de wind. In 1916 daagde de Zuiderzee haar kusten opnieuw uit
met een vernietigende storm. De verwoestingen konden niet onbestraft blijven.
De plannen om de Zuiderzee te temmen kregen een definitieve vorm. In 1930 werd
de Afsluitdijk gebouwd en in de daaropvolgende decennia werd 40% van de
Zuiderzee drooggemaald. De Zuiderzee bestond niet meer. Het IJsselmeer en
Flevoland werden geboren. Al fietsend ontdekte ik dat de geschiedenis van de
Zuiderzee veel complexer is dan dit eenvoudige verhaal. Haar vroegere
kuststadjes, met hun pittoreske haventjes, de poldermolens en stoomgemalen, de
dijken en randmeren, de wierschuur, de botters en visrokerijen, vertelden elk
een stukje geschiedenis van de wispelturige Zuiderzee, haar kusten en bewoners.
Tijdens de fietstocht was het een voortdurend puzzelen met nieuwe informatie om
een glimp van de geschiedenis te vatten. Ik sloot soms mijn ogen en probeerde
het moderne Nederland weg te denken om iets van het harde leven van vroeger te
kunnen voorstellen. De eeuwenlange strijd van de mens tegen het water heeft hem
tot nederigheid gedwongen. Elke plas, groot of klein, elke sloot, beek of
rivier, elke brug of veerpont, elk zuchtje wind of storm, elke dijk of polder,
elke windmolen of gemaal,… . Alles kreeg een naam uit respect voor de natuur.
Van de vernietigende kracht van het water is sinds de dood van de Zuiderzee
niets meer te merken. Rijkswaterstaat heeft alles onder controle. Sterke dijken
en een netwerk van elektrische gemalen houden Nederland droog. Zullen de stijgende
zeespiegel en extremere weersomstandigheden ten gevolge van de klimaatopwarming
in de toekomst het land opnieuw bedreigen? De vraag speelde meermaals in mijn
hoofd zonder dat het mijn fietsplezier kon bederven.
Het werd een
overheerlijke tocht zonder veel inspanning. De weergoden hebben goed voor me
gezorgd. De zon was mild en de wolken hielden meestal hun pampers aan. Een
gunstige zuidwestenwind gaf me een duwtje in de rug en toen ik het
noordelijkste punt van het IJsselmeer had bereikt, draaide de wind mee zodat ik
comfortabel over de Afsluitdijk richting Amsterdam kon fietsen. De paar dagen
dat de wind toch twijfelde en het mij lastig maakte zijn het onthouden niet
waard. Met de wind in de rug is Nederland een fietsparadijs, maar het zou een
verdomde hel geweest zijn om dagenlang hard tegen de wind in te moeten fietsen,
erger dan een berg beklimmen. Het was fysiek ontspannend en een veilig
fietsgevoel bracht rust in het hoofd. Uit de Nesciobrug in Amsterdam, de langste
fiets- en voetgangersbrug, spreekt de liefde van Nederland voor zijn fietsers.
Een goede ruimtelijke ordening maakt dat je vele kilometers onbezorgd door
echte natuur kan fietsen, ook dichtbij de steden. In de stad is een straatbeeld
met enkel fietsers en voetgangers niet uitzonderlijk. De fietser is er koning.
Misschien ben ik aan het overdrijven. Toch zou het me niet verwonderen dat er
in Nederland meer fietsen zouden zijn dan mensen. Ik hoefde mij ook nauwelijks
te bekommeren om de juiste weg. De fietsroute is uitstekend bewegwijzerd met
Zuiderzeebordjes, Lf- en knooppuntbordjes. Verloren rijden was haast
onmogelijk. De route volgt de rustigste wegen, leidt je door natuurgebieden en
loodst je veilig elk stadje binnen. Met de trajectkaartjes in de fietsgids wist
ik altijd waar ik was. Aan cultuur en geschiedenis was er geen gebrek. Indien
ik elk museum had bezocht of op elk mooi plekje was gestopt, dan was ik nog
niet thuis. Een tweede keer de route fietsen zou me geen seconde vervelen.
Zondag 30/07/2017: Antwerpen – Schoten - Sint-Lenaarts –
Meersel-Dreef – Breda. (77 km)
Met een papiertje
waarop de fietsknooppunten genoteerd staan, kom ik ’s middags uit het station
van Antwerpen. Vlakbij de uitgang staat het bordje dat naar knooppunt 56 leidt.
Ik kom langs het MAS en het Willemdok. Verrassend is de fietslift in de London
Tower die een paar verdiepingen hoger aansluit met de oogstrelende fietsbrug
over de Italiëlei en naar het Park-Spoor-Noord leidt. Een mooi stukje modern
Antwerpen dat ik helemaal niet kende. Het Kempisch Kanaal volg ik van Schoten
tot Sint Lenaarts. In het natuurgebied de Aschputten in Meer maak ik voor het
eerst kennis met de Mark, nog niet wetende welke rol dit beekje vandaag nog zal
spelen. In Meersel-Dreef, de meest noordelijke gemeente van Vlaanderen, geniet
ik van jasmijnthee en notentaart in de grote sierlijke en boomrijke tuin van de
honderdjarige Meerselmolen op de Mark. Aan het imposante, rechthoekige
bakstenen gebouw is geen waterrad te bekennen. Binnen wordt het mechanisme van
de graanmolen met een overzichtelijke tekening duidelijk. Het is een
turbinewatermolen. De twee turbines met verticale assen zijn door een glazen
vloerplaat zichtbaar. De molen bleef tot in 1992 in bedrijf. De verrassingen
blijven maar komen. Breda ligt op amper 15 km van Meersel-Dreef en ik moet me
niet meer bekommeren om knooppunten. Ik volg het fietspad langs de Mark tot in
Breda. Mijn bed en ontbijt zijn gereserveerd in ‘De Parelhoender’ in de wijk
Princenhage in Breda. Het weinig charmante rijhuis verbergt in zijn tuin een
peperkoekenhuisje waar een kleine zolderstudio mij een nachtje rust zal gunnen.
’s Avonds wandel ik door de straatjes van de charmante wijk, richt de lens af
en toe op een mooi gebouw, nog niet wetende wat voor prachtigs Nederland nog te
bieden heeft.
31/07/2017: Breda – Dorst – Dongen – Waspik – (veer
over Bergsche Maas) – Dussen – Almkerk – Uitwijk – Rijswijk – Woudrichem –
Sleeuwijk. (totaal: 160 km)
De Haagweg, waar ik
logeer, loopt recht naar het centrum van Breda. Het is zonnig en fris. De
terrassen en straten liggen er verlaten bij. De beiaard klingelt. Breda op zijn
mooist. Het doelloos rondfietsen begint al vlug te vervelen. In een boekhandel
krijg ik een gratis stadsplan. De vele horecazaken aan de straat Haven en de
bootjes in het haventje, het kasteel van Breda, het Valkenbergpark en het
aanpalende begijnhof met kruidentuin, het Chassépark, de Grote Kerk en de lange
rechthoekige Grote Markt met bomen. Overal ben ik langsgefietst. Te midden van
de markt staat -bovenop een zuil- Judith met het afgehakte hoofd van Holofernes.
Het is nauwelijks te geloven dat dit gruwelijke beeld als bevrijdingsmonument
bedoeld is. Hier had beter ‘De laatsten der Argonauten’, het aangrijpend
beeldhouwwerk van Lukas Van der Meer, gestaan. Het beeld staat momenteel
weggemoffeld in een verloren hoekje van de Willem Merkxtuin. Weggemoffeld, misschien omdat
mensen de in het kunstwerk uitgedrukte passie gênant vinden. De stad verlaten
is niet zo gemakkelijk. Enkele fietsbordjes van de LF9-route die ik wil volgen
tot Utrecht zijn waarschijnlijk verdraaid. Ik raak verstrikt in een lus. Met
wat puzzelwerk, het kompas en de kaart raak ik toch weg uit de stad. De
LF9-fietsroute, ook NAP-route genoemd, eindigt in Bad Nieuweschans in de
provincie Groningen en loopt ongeveer gelijk met het Normaal Amsterdams Peil.
Ten westen van de route ligt het land onder het zeeniveau, ten oosten erboven.
De route loopt door de Boswachterij Dorst, een uitgestrekt natuurgebied ten
noordoosten van Breda. Verder fiets ik langs de rivier de Donge en kom via de
dorpen Waspik en Capelle tot bij het Capelse veer. De veerboot ligt momenteel aan de
overzijde van de Bergsche Maas. Samen met enkele andere fietsers en een zestal
auto’s wachten we op de overtocht. Op het jaagpad aan de overkant versperren
enkele koeien mij de doorgang. Ze gaan niet eens lopen wanneer ik tussen hen
door slalom, zo vertrouwd zijn ze met fietsers. Verderop lopen schapen,
door veeroosters in het jaagpad gescheiden van de koeien. De omgeving wordt saaier met open lege landbouwlandschappen langs de dorpen Almkerk, Uitwijk en
Rijswijk. Langs de Afgedamde Maas zie ik voor het eerst meerdere rietdaken op
gerestaureerde kleine huizen. Van ver is de stellingmolen 'Nooit Gedagt' en de
spitsloze kerktoren van Woudrichem te zien. Het schattige vestingstadje ligt
aan de samenvloeiing van de Afgedamde Maas en de Waal. Vanaf hier heet de brede
stroom de Merwede. Dromerig toer ik door het stadje langs de peperkoekenhuisjes
waarin ik graag zou overnachten. Helaas ligt mijn gereserveerde kamer verder
langs de Boven-Merwede in Sleeuwijk aan de Rijksstraatweg, dicht bij de dijk.
Sleeuwijk is in vergelijking met Woudrichem een heel jong dorp. Op aanraden van
mijn gastheer fiets ik tot het nieuwe woon- en winkelcentrum “De Nieuwe Es”
waar enkele restaurants zijn. De architectuur is er mateloos saai en ijskoud,
nog kouder dan mijn ijsje op het ongezellige terras van Casa di Lucio Pizzeria.
Capelse veer over Bergsche Maas naar Dussen |
01/08/2017: Sleeuwijk – Werkendam – (veer over
Nieuwe-Merwede) – Dordrecht – (waterbus) – Ridderkerk – (veer over Noord) –
Kinderdijk – (waterbus) – Dordrecht – (veer over Nieuwe Merwede) – Nationaal
Park De Biesbosch – Werkendam – Sleeuwijk. (totaal: 243 km)
Omdat ik maar voor één nacht gereserveerd had,
vermoedde mijn gastheer gisteren bij mijn aankomst dat ik op doortocht ben. Hij
wou weten wat mijn einddoel is. Bij het horen van ‘De Zuiderzeeroute’ had hij
de wenkbrauwen gefronst en mij gevraagd waarom ik zo ver fiets zonder het
nabijgelegen Dordrecht, Kinderdijk en het natuurgebied de Biesbosch gezien te
hebben. Ik was meteen gecharmeerd door de mooie namen en reserveerde een extra overnachting. De prijs deed er ook wel toe. 35 euro voor één nacht met ontbijt,
dat vind je niet gauw meer. Het wordt vandaag een dagje fietsen zonder bagage
en dat is fijn. Ik volg de dijk langs de Nieuwe-Merwede tot aan het veer ‘Kop
van het land’. Bij elk veer of brug over water neem ik de kaart om te weten
waar het water vandaan komt en waar het naartoe stroomt. Iedere keer ben ik
verbaasd hoeveel kanalen en rivieren, meren en plassen er in Nederland zijn. Ik
noteer telkens hun soms wel gekke namen, zo niet ben ik ze vergeten nog voor ik
ze uitgesproken heb. Met het veer ‘Kop van het land’ steek ik de Nieuwe-Merwede
over. Er is ook de Beneden-Merwede en de Boven-Merwede. De laatste begint bij
Woudrichem waar de Waal en de Afgedamde Maas samenstromen. De Bergsche Maas
stroomt langs de zuidkant van het waterrijke natuurreservaat de Biesbosch en
vloeit samen met de Nieuwe-Merwede in het Hollands Diep. Complexe aardrijkskunde, zeg dat wel! Na het veer leiden de knooppunten onmiddellijk naar
de Zeedijk die niets met de zee te maken heeft en die overgaat in de
kilometerslange Wantijdijk. Ik kom als vanzelf in het historisch centrum van
Dordrecht terecht zonder de hele stad door te moeten. Het eerste monument is de
stellingmolen ‘Kyck over den Dyck’ aan de Noordendijk. Op zaterdag wordt er
gemalen. Verder aan de Merwekade meert net een waterbus aan. Ik informeer uit
nieuwsgierigheid waar hij heen vaart. Enkele minuten later ben ik mee naar
Ridderkerk waar ik overstap op het veer naar Kinderdijk aan de overkant van de
rivier Noord. Tijdens de overtocht vallen drie fietsen als domino’s om. De
laatste valt met volle kracht tegen mijn knie aan. Ik kan nog fietsen en bezoek
het 18de eeuwse poldermolenpark van Kinderdijk, een uniek stukje
Holland. Er zijn zowel bakstenen als volledig met riet bedekte windmolens. De
meeste zijn grondzeilers. Onderin de molen is een scheprad dat het water omhoog
brengt. Acht molens horen bij de Hooge Boezem van de Overwaard en acht bij de
Hooge Boezem van de Nederwaard. Het windmolenpark van Kinderdijk zorgde voor de
afwatering van de polders van de Alblasserwaard, een gebied van 250 km² omringd
door een ringdijk, in het noorden begrensd door de Lek, in het zuiden door de
Merwede, in het westen door de Noord en in het oosten door het Merwedekanaal.
De strijd van Nederland tegen het water is een verbazingwekkend en lang
verhaal. Wie Kinderdijk bezoekt, moet de boeiende geschiedenis van de
Alblasserwaard lezen. Om vier uur in de namiddag ben ik terug in Dordrecht. Op
een terrasje net naast de Groothoofdspoort en met zicht op de Oude Maas eet ik
een visschotel en daarna verdwaal ik voldaan, met de fiets door de straten
langs de Wolwevershaven met de charmante Damiatebrug, de rijke patriciërshuizen
en het Schroevendok Straatman, langs de Nieuwe Haven en de Grote Kerk, het
stadhuis en het Scheffersplein. Het is onmogelijk terug te keren naar de
B&B zonder door het natuurgebied de Biesbosch te fietsen. Mijn gastheer zou
er zeker op aandringen nog een nacht te blijven. Bij mijn vertrek uit Dordrecht
is dit het minste van mijn zorgen. Het lukt me niet rustig te fietsen. Het idee
dat het veer misschien gesloten is bij mijn aankomst maakt me zenuwachtig. De
weinige mensen die ik onderweg aanspreek weten ook niet tot hoelang het veer
geopend is. Ook de tiener weet het niet, maar hij beschikt over internet op zijn
smartphone, zoekt het voor me op en stelt me gerust. Het veer is tot acht uur vanavond open. Eens over de Nieuwe-Merwede leiden de knooppunten mij door het
toegankelijke stuk van de Biesbosch. Het van een groendak voorzien en half in
het landschap verzonken Biesboschmuseum is gesloten. Het is al lang na
sluitingstijd. Hier en daar staan in het gebied kleine ijzeren Amerikaanse
windmolens waarvan de functie mij een raadsel is. Vanop één van de vierkante
gebouwtjes die ook als uitkijktorens gebruikt worden, kijk ik uit over het
uitgestrekte vlakke landschap en volg de eindeloze grillige overgangen tussen
water, moeras en land. Hoe eentonig het ook mag lijken, je raakt er niet op
uitgekeken. De kleuren veranderen continu in de ondergaande zon, tot alles
zwart wordt. Zo lang kan ik niet blijven. Vanaf Werkendam kan de
knooppuntenkaart opgeborgen worden. De dijk langs de Merwede voert
onbetwistbaar naar Sleeuwijk. Het laatste stuk fiets ik stevig door want de
Albert Heyn van het winkelcentrum ‘De Nieuwe Es’ sluit om negen uur en ik heb
honger.
De Biesbosch |
Mijn gastheer loopt
net zoals gisterenmorgen vervelend te ijsberen tijdens het ontbijt. Alles staat
nochtans op tafel, maar hij wil niet wijken. Zijn gezelschap en vooral zijn
vragen irriteren mij. Misschien verwacht hij een bevestiging dat mijn ontbijt
perfect is en moet ik hem verwennen met lofbetuigingen. Dat doe ik dan ook want
het is perfect. De tafel staat overvol, zelfs wat ik gisteren niet aangeraakt
heb zoals pindakaas, chocoladekorrels en boter staan opnieuw op tafel. Hij
blijft zenuwachtig heen en weer lopen. Met mijn mond vol probeer ik zijn vragen
te beantwoorden. Bij het afscheid vraagt hij opnieuw of alles naar wens was.
Het was perfect, maar ik kom nooit meer terug. Vooraleer de veerboot naar
Gorinchem te nemen, doorkruis ik snel de straatjes van Woudrichem, op zoek naar
een beeld dat ik voor altijd met het vestingstadje wil associëren. Gorinchem is
minder overtuigend mooi dan Woudrichem om er lang te blijven, of ligt het aan
mij. Een foto vanop de visbrug over de rivier de Linge aan de Appeldijk, een
foto van de stellingmolen Nooit Volmaakt van op de Korenbrug en tenslotte nog
een foto van de Grote Markt. Meer wordt het niet vooraleer de stad te verlaten
langs het Merwedekanaal richting noorden. De LF9-route volgt af en toe een stuk
van het kanaal dat tot Meerkerk de oostelijke grens vormt van de polder
Alblasserwaard. Het kanaal verbindt de Merwede in Gorinchem met de Lek in
Vianen. Een charmant stadje waar het theehuis in de tuin tussen de Grote Kerk
en de stadsmuur mij voor een half uurtje van de fiets houdt. In de Grote Kerk
staat het grafmonument van Reinoud III van Brederode en Philippote van der
Marck, een vier eeuwen oud pronkstuk. Er is markt in de Voorstraat die de Grote
Kerk met de Lekpoort verbindt. Halverwege staat het markante stadhuis. Eens
door de Lekpoort ben je snel aan het veerpont over de Lek naar Nieuwegein. Ik
volg nu nauwgezet de LF9-bordjes door de verstedelijkte gemeente Nieuwegein en
langs een stuk van het Amsterdam-Rijnkanaal tot in het hart van Utrecht.
Utrecht is mijn laatste kans om de fietsgids ‘De Zuiderzeeroute’ van Diederik Mönch te vinden. De
eerste boekhandelaar kan mij niet helpen en verwijst me door naar boekhandel
Broese, Stadhuisbrug 5. Één van de boekverkopers tikt de naam in op zijn laptop
en knikt bevestigend. De fietsgids is een hernieuwde uitgave van vorig jaar,
met trajectkaartjes, heel veel toeristische informatie en kleurenfoto’s. Er is
geen wegbeschrijving in de gids want de fietslus van 450 km is sinds 1996
bewegwijzerd. De route is ook te raadplegen op internet of kan gedownload
worden op de GPS. Wat een verschil met bijvoorbeeld de niet bewegwijzerde
fietstocht naar Compostella, nu 16 jaar geleden. De zwart-wit fietsgids bestond
toen enkel uit trajectkaartjes en een wegbeschrijving met nauwelijks
toeristische informatie. De kleurige hippe Zuiderzeefietsgids past perfect in
mijn fietsstuurtas. Utrecht telt 350.000 inwoners, maar voor toeristen blijft
Utrecht beperkt tot het historisch centrum rond de Oudegracht en de Nieuwegracht.
De ongeveer twee kilometer lange Oudegracht verbindt de Kromme Rijn met de
Vecht en doorkruist de binnenstad van noord naar zuid. Het systeem van werven
en werfkelders langs de Oudegracht en de Nieuwegracht is uniek in de wereld.
Aan de laaggelegen kade meerden vroeger de schepen aan. De geloste goederen
werden opgeslagen in de werfkelders. De goederen werden later van op de
werfkade met een kraan naar de hogergelegen straat getakeld. Nu zijn in veel
werfkelders horecazaken gevestigd. Ik neem plaats op het terras van Fusto d’Oro
en bestel een grote vegetarische pizza. Tot nu toe heb ik nog geen druppel
regen gehad, maar daar kan snel verandering in komen. De hemel kleurt
donkerder. De obers treffen voorzorgsmaatregelen. De terrasparaplu’s worden
geopend en de tafels herschikt zodat iedereen droog blijft. Ik heb voor deze
avond een bed gereserveerd in Stayokay Bunnik nabij Utrecht. De fiets-GPS geeft
7 km aan, een half uur fietsen. Ik reken snel af. Op het kasticket staat als
adres Oudegracht aan de werf 115. Ik prop het papiertje in mijn achterzak, ren de
trap op, open het fietsslot, haak de tassen aan het rekje en fiets in volle vaart weg. Aan het Wilhelminapark vallen de
eerste dikke druppels. Veel verder zonder regencape geraak ik niet. Het regent
vrij hard, maar ik fiets door tot de Rhijnauwenselaan 114. De hostel ligt in
een bosrijk gebied aan de oever van de Kromme Rijn. Ik herken het gebouw.
Vijftien jaar geleden zijn Boudewijn en ik hier voorbijgefietst tijdens onze
Limesfietsroute. Op de slaapzaal
met zes bedden is niemand aanwezig. Het regent de hele avond en ik ga vroeg
slapen. Tot laat in de nacht komen de andere kamergenoten één na één binnen.
Ook al doen ze hun best zo stil mogelijk te zijn, ik ben telkens wakker.
Het stadhuis van Vianen |
3/08/2017: Bunnik – Utrecht – Maartensdijk –
Boswachterij De Vuursche – natuurgebied Zuiderheide –
Hakkelaarsbrug –
Muiderberg. (totaal: 365 km)
“Don’t ask google, ask me”, staat er op het
T-shirt van de diensters die voortdurend het ontbijtbuffet aanvullen, de tafels
schoonvegen en de vaat wegvoeren. Wat zou ik kunnen vragen? Het ontbijt is
gevarieerd en overvloedig. Misschien kan ik vragen wanneer het ophoudt met
regenen? De regen nodigt uit tot traagheid en stelt mijn vertrek uit. Er is
beterschap beloofd voor deze namiddag, maar zolang kan ik niet wachten. Ik trek
de regencape over me heen en trap snel naar Utrecht. Het centrum ligt er
verlaten bij. De goed aan elkaar sluitende straatbakstenen glimmen van de
regen. Bolle kasseien met te brede groeven ertussen zijn er niet in Nederland.
Hier moet je niet voortdurend naar de grond kijken om niet ergens met je
fietswiel te blijven haperen zoals in de Gentse binnenstad. Het is bijna middag
als ik de stad verlaat en niet veel later komen de eerste opklaringen. De weg
gaat noordwaarts langs de dorpen Groenekan en Maartensdijk en vrij snel daarna
fiets ik door het heerlijke bosgebied De Vuursche. De wind schudt vergeten
druppels uit de bomen die donkere rondjes maken op mijn kleren en uitlopen tot
grillige vormen. Betoverend mooi is de meer noordelijk gelegen Zuiderheide
tussen Hilversum en Laren. Vanop het terras van het theehuis ’t Bluk is de
warme heide met een jasmijnthee en een kwarklimoentaart slaapverwekkend zalig.
Hier zou ik dagenlang voluit in het warme zand willen liggen, luieren en
slapen, boeken lezen en thee slurpen. Ik mag er niet van dromen. Ik heb immers
een afspraak met de Zuiderzee die ik niet wil missen. Daarom heb ik ook de
LF9-route verlaten in de bossen van De Vuursche en volg ik nu de knooppunten
naar Muiderberg aan de vroegere Zuiderzee. Op weg ernaartoe staat aan de
Boezemkade, een doodlopend zijstraatje van de Googweg de achtkantige
grondzeiler De Onrust uit 1809. De polderwindmolen maalde in de 19de
eeuw het Naardermeer droog. Vandaag is de polder opnieuw een plassengebied en
bemaalt de molen het Naardermeer om het waterpeil binnen vastgestelde grenzen
te houden. Wat het bord “Vrije Republiek Hakkelaarsbrug” langs de Googweg ter
hoogte van de Naardertrekvaart te betekenen heeft, heb ik het raden naar. Ik neem
alvast een foto. Mijn hotel Het Rechthuis ligt verderop aan de rand van het
dorpje Muiderberg. Het werd gebouwd in de Gouden Eeuw en was anderhalve eeuw
geleden een hulpkantongerecht. Een ander deel van het hotel was 40 jaar lang
een stationshalte en werd in 1880 gebouwd. Van dat alles is uiterlijk niets
meer te merken, maar internet weet alles. Zo ook dat Hakkelaarsbrug een
buurtschap is dat amper een week geleden de vrije republiek heeft uitgeroepen
omdat ze door de overheid niet gehoord worden bij de werken aan o.a. de A1 en
A6 wat voor heel wat overlast zorgt. De ludieke actie leidt in ieder geval tot
overleg. Vanavond kom ik voor het eerst aan de oever van de vroegere Zuiderzee.
Het water noemt hier nu IJmeer. Geen Zuiderzeegeluiden meer, wel motorengeronk
van dalende vliegtuigen die de landingsbaan in Schiphol niet willen missen.
Brug over 's Gravelandsche Vaart |
4/08/2017: Muiderberg – Naarden – Huizen – Spakenburg. (totaal: 406 km)
Regen, regen en nog
eens regen. Volgens de hotelbazin moet ik niet panikeren en kan ik rustig
ontbijten. Ooit stopt het met regenen beweert ze. Om halfelf krijgt ze gelijk,
maar het ontbreekt mij aan fietsgoesting. Ik heb het gevoel mijn doel al
bereikt te hebben. In Naarden komt daar verandering in. Ik begin echt aan de
Zuiderzeeroute. Het aardige vestingstadje baadt in de zon en het is oergezellig
fietsen door het stadje. Op een luchtfoto zie ik pas hoe indrukwekkend en
intact de 17de-eeuwse vestingmuren met stervormige bastions en de
wallen eromheen zijn. Aan de kerk staat het ontroerende ‘Donor Monument’. Het
staat symbool voor de getransplanteerde die naar een nieuw leven opklimt en
voor de nabestaanden van de overleden donor die uit een dal van verdriet
klimmen. Opvallend - voor mij althans - zijn verder nog het Stadhuis met
dubbele trapgevel in Hollandse renaissancestijl uit 1601 en de Utrechtse Poort
waarlangs ik Naarden verlaat. Aan de haven van Huizen staan kalkovens waarin
vroeger zuiderzeeschelpen werden gebrand als grondstof voor kalk. Dit had ik
veel eerder moeten weten als illustratie voor de lessen chemie. De schelpen
bevatten CaCO3 dat door verhitting wordt omgezet in CaO (= kalk) en
CO2. Huizen ligt aan het Gooimeer dat net als de andere randmeren
zoals Eemmeer, Nijkerkernauw, Nuldernauw, Wolderwijd, Veluwemeer en Drontermeer restanten zijn van de Zuiderzee. De meren vormen een aaneengesloten water en
zijn ontstaan na drooglegging van wat nu Flevoland is. De fietstocht loopt na
Huizen niet netjes langs de oever van de vroegere Zuiderzee en gaat
landinwaarts. Aan de Meentweg,131 ligt de Theetuin Eemnes. Het is tijd voor een
stevig tussendoortje. De tuin is een doolhof van omhaagde perkjes die voldoende
afscherming bieden van de andere gasten. Het is druk aan het
zelfbedieningsbuffet! De parking verraadt dat niet alle Nederlanders even gek
zijn van fietsen. Ik heb geen rondvraag gedaan bij de gasten maar het aantal
auto’s ten opzichte van het aantal fietsen laat wel iets vermoeden. De
Zuiderzeebordjes sturen mij door de Eempolder tot aan de Eemnesservaart. Aan de
lange rechte Noord-Ervenweg met een strakke zuidwestenwind in het gezicht komt
geen einde. De polder lijkt te groeien naarmate de wind harder blaast en ik
trager vooruit raak. Ik ben uitgeput als ik eindelijk bij het gemaal Eemnes kom
en neem de tijd om de infobordjes te lezen. Het werd als stoomgemaal gebouwd in
1880. Sinds 1921 wordt het gemaal elektrisch aangedreven. Aan knooppunt 11 bij
Eemdijk brengt een veerpont mij over het riviertje de Eem. Het riviertje,
slechts 18 km lang, ontspringt bij Amersfoort en mondt uit in het Eemmeer.
Terug aan het Eemmeer staat langs de dijk een reconstructie van een palendijk.
Vanaf de 15de eeuw werden de Zuiderzeedijken versterkt met houten
palen tot het in 1731 fout ging. De explosief in aantal toegenomen paalwormen
braken het hout af. De oplossing werd gevonden door de dijken te bekleden met
stenen. Na die lege poldervlakte ben ik wel benieuwd naar wat voor
stadje Spakenburg is. In de VVV vraag ik hulp om een overnachting te vinden,
dat was me gisterenavond via internet niet gelukt. Ik wou nog wel wat verder
fietsen maar dat schikt niet. De enige beschikbare B&B is hier in
Spakenburg. Mijn gastheer en gastvrouw weten precies wat een fietser nodig
heeft, een stevige portie gezonde voeding. Ze raden mij Bistro Zuid aan waar ik
kabeljauw met risotto neem. Heerlijk, alles wordt heerlijk door het fietsen.
Ook de lange wandeling na het eten langs de oude haven met botters, de
botterwerf met scheepshelling en het rumoerige Spuiplein met volle terrassen.
Heerlijk! In en rond de haven hangen grote foto’s van de ravage die de woeste
Zuiderzeestorm in januari 1916 veroorzaakt heeft. Nederland heeft duidelijk
teruggevochten.
Donor Monument in Naarden |
Spakenburg |
5/08/2017: Spakenburg – Zeewolde – (veer over
Nuldernauw) – Harderwijk – Hierden – Vierhouten. (totaal: 474 km)
In Kinderdijk leerde
ik hoe het scheprad van een polderwindmolen het water naar een hoger niveau
brengt en zo een polder droogmaalt. Tot mijn verbazing lees ik op internet dat
de vroegste tot op heden bekende windgedreven poldermolen in 1316 in de
Bourgoyen-Ossemeersen bij Gent stond. Halverwege de 19de eeuw gaan de
poldermolens in Nederland met pensioen en doet het stoomgemaal zijn intrede.
Langs de Zeedijk ter hoogte van Nijkerk staat het stoomgemaal Hertog Reijnout
aan de Arkemheenpolder. In 1863 werd voor de afwatering van de polder een
windmolen gebouwd. Voordien kon de polder op natuurlijke wijze afwateren in de
toenmalige Zuiderzee. Het stoomgemaal met twee grote schepraderen werd in 1883
gebouwd om een gebied van 3000 ha te bemalen. De windmolen werd woonhuis. Na
100 jaar dienst werd een elektrisch gemaal gebouwd. Het stoomgemaal is nog
operationeel in noodgeval en als demonstratie voor het publiek. In de vroegere
kolenloods is een bezoekerscentrum ondergebracht. In tegenstelling met een
middeleeuwse polderwindmolen is een stoomgemaal op steenkool of andere fossiele
brandstoffen helemaal niet CO2-neutraal. Als Nederland elk
elektrisch gemaal voorziet van een windmolen als elektriciteitsbron zal het in
de toekomst opnieuw CO2-neutraal de polders kunnen drooghouden. Iets
voorbij de Arkervaart waar het 18de eeuwse tolhuis ‘Ampt van
Neykerk’ staat, steek ik het Nijkerkernauw over naar Flevoland. Een omleiding
belet me langs de oever naar Zeewolde te fietsen. Het Horsterveer brengt me
vanuit Zeewolde terug naar de overkant vanwaar ik het zeepad naar Harderwijk
volg. Het is best wel een gezellig stadje om een dag in te verdwalen, maar veel
meer dan de Vissershaven met de windmolen ‘De Hoop’ en de Vischmarkt met de
Vischpoort heb ik niet gezien. Maak ik nu dezelfde fout als bij elke fietsreis?
Krijgt Harderwijk te weinig tijd om zich te nestelen in mijn geheugen zodat ik
bij mijn thuiskomst een rijk gevulde beeldenmap van het Hanzestadje in mijn
herinnering heb? De overgang tussen stad en bosrijk gebied is abrupt. Een
leefbare ruimtelijke ordening met de natuur altijd dichtbij. Wat een verschil
met Vlaanderen met zijn uitgesmeerde lintbebouwing! Een paar knooppunten verder
ligt het Beekhuizerzand, een stukje woestijn in de Veluwe. Vanaf Hierden
verlaat ik de Zuiderzeefietsroute. Ik kon geen overnachting vinden langs de
route en moest noodgedwongen een kamer reserveren in het meer oostelijk gelegen
Vierhouten. Spijtig is dat niet. Het is prettig fietsen door de Veluwebossen
afgewisseld met stukjes bloeiende heide.
Beekhuizerzand |
Het hotel Foreesten ligt
net aan knooppunt 16. Ik kan meteen van start gaan en vergeet - altijd speurend
naar de knooppuntenbordjes - om bewust te genieten van dit prachtige bos op
deze zonnige frisse ochtend. Misschien moet ik genietmomenten inlassen. Zeven
kilometer verderop stopt het bos aan de rand van het dorp Nunspeet waar een 30
meter hoge uitkijktoren staat. Boven wacht zo'n genietmoment. Aan de andere kant
van het dorp sluit ik opnieuw aan op de Zuiderzeeroute die naar het Veluwemeer
leidt en verder langs het meer naar Elburg. Je fietst niet letterlijk langs het
meer. Er is een ruime strook van weiden en velden tussen de weg en het meer.
Rondom is er helemaal geen bebouwing. Hier en daar zijn bosjes, wilgenrijen en
ander struikgewas. Plots duikt na een bocht achter de bomen een boerderij op
aan de Oude Zeedijk, 5. Aan de rand van het bedrijf, op een grasplein tussen de
bomen, staan een mooi gerestaureerde oude woonwagen, een tafel met bank en een
grote houten buitenkast met groendak waarin zelfbereide confituren en sappen te
koop aangeboden worden. Prachtig! In Nederland noemen ze dit een rustpunt. Een
vriendelijk bordje nodigt je uit thee, koffie of een sapje te drinken. Een
prijslijst en een blikken doos vervolledigen het decor. Alles is aanwezig:
koffiemachine, warmwaterkoker, tassen, lepeltjes, bordjes, suiker, servetjes,…
. Dit heb ik nog nooit meegemaakt! In de woonwagen ligt een map met informatie.
Het rustpunt noemt ‘De Vlierefluiter’. Het verhaal begint als volgt: “Een
aantal jaren geleden zijn onze kinderen begonnen met het verkopen van onze
eigengemaakte vlierbloesemsiroop langs de kant van de weg. Ondanks het succes
dat ze hadden, kregen ze er snel genoeg van. We verzonnen iets anders en dat
werd deze kast met thee- en koffietafel. De reden dat we Vlierefluiter met een
V schrijven ligt dus in dit verhaal.” Verder een hele uitleg over de bessen,
fruit en groenten die ze kweken en te koop aanbieden. Intussen heeft een koppel
zich bediend van drank en plaatsgenomen aan een tafeltje. Ik drink mijn glas
leeg, betaal en rij verder, nog steeds onder de indruk van de gastvrije
Vlierefluiter. Ik fiets Elburg binnen langs de Beekstraat, een bijna
middeleeuwse straat. Net over de stadsgracht staan langs de weg twee beelden.
De zittende leeuwen houden elk een wapenschild tussen hun voorpoten geklemd.
Eens binnen de stadsmuur dringt het tot mij door dat als het paradijs een stad
is, dan zal het zoals Elburg zijn, alleen moet ik nog uitzoeken waarom? Het
stadje ontwaakt ontspannen. Het is overal stil. Er zijn geen auto’s en
nauwelijks mensen op straat. Geen bouwvallige huizen, nergens afbladderende
verf of verwaarloosde tuinen. Alles is hier piekfijn in orde. Het is een
peperkoekenstadje. Zal de zee ooit dit mooie stadje terugeisen? Het 15de
eeuwse Hanzestadje met dambordpatroon is volledig ommuurd en door een brede
gracht en groenstrook omgeven. Binnen de stadsmuren zijn geen nieuwe huizen of
hoogbouw te bespeuren. Door de Vischpoort kom ik bij het haventje buiten de
stadsmuren. Bij het bottermuseum liggen enkele botters die toeristen rondvaren.
Echte vissersboten zijn er niet meer. Ook hier ligt de vroegere vissershaven
vol met plezierjachten, niet eens zeilboten. Hoeveel fossiele brandstof zou de
Nederlandse pleziervaart jaarlijks verbranden? Beseffen ze dan niet dat ze hun eigen ondergang bespoedigen. In de nabijheid van het stadje
Kampen ligt aan de Zwartendijk het rustpunt ‘Steege’s Erf’. Het éénkamerhuisje
is knus ingericht met keukentje, tafel en stoelen. Ook hier is er thee, koffie,
frisdrank, snoep en zelfs taart voor heel schappelijke prijzen! Ongelofelijk! De
fietsgids vermeldt: “De Zwartendijk slingert om dijkdoorbraakkolken heen.” De
Zuiderzee kwam dus tot hier! Nu kijk ik uit over uitgestrekte weiden en velden
en aan de horizon ligt het Drontermeer, een overblijfsel van de Zuiderzee.
Verder op de Zwartendijk ga ik rechts af de Cellebroeksweg in die tot aan de
Cellebroederspoort, een 15de eeuwse stadspoort loopt. Op mijn
zwerftocht door het historische centrum van Kampen kom ik tot bij de
Koornmarktspoort, de tweede van de drie nog resterende stadspoorten. In de
Oudestraat hangt een koe aan de 17de-eeuwse Nieuwe Toren tegenover
het stadhuis. Het is de mascotte van de
jaarlijkse zomerfestiviteiten in de Hanzestad. De legende verhaalt dat er gras
op de toren groeide waarop de burgemeester besloot een koe naar boven te hijsen
om het gras te grazen. Het is een verhaal om de pretentie en domheid van de
bestuurders belachelijk te maken. Pas als ik aan de overkant van de IJssel ben
die Kampen en IJsselmuiden scheidt, herken ik de sierlijke hefbrug met
goudkleurige wielen. Wellicht herinner ik mij niet de brug met op de
achtergrond de Nieuwe Toren, maar wel de foto die ik in 2003 van de brug
genomen heb. Boudewijn en ik fietsten toen de Hanzestedenroute van Zaltbommel naar
Anklam in Duitsland. Tussen Grafhorst en Genemuiden stuurt de fietsgids mij
langs de N760. De benaming alleen al doet mij huiveren en geeft een onveilig
gevoel, maar niet in Nederland. Een volledig afgescheiden fietspad met twee
rijstroken ligt op veilige afstand langs de N760. Een kleuter kan hier gerust
alleen fietsen. In Genemuiden brengt een veerpont mij over de rivier het Zwarte
Water. Van Zwartsluis fiets ik langs en door het natuurgebied de Wieden naar
Sint-Jansklooster en Moespot, en tenslotte naar Blokzijl, een voormalig
kuststadje aan de Zuiderzee. Blokzijl is een piepklein stadje gebleven met
amper 1500 inwoners. De haven en de kades met aaneengesloten huizenrijen zijn
bijzonder pittoresk. Heel wat woningen staan op de rijksmonumentenlijst.
Pleziervaartuigen kunnen via de randmeren van de Noordoostpolder zoals het
Vollenhovermeer, Zwarte Meer en Ketelmeer naar het IJsselmeer varen. Langs de
oostelijke kant varen ze naar het Giethoornsche Meer en Giethoorn, het Hollands
Venetië. Net zoals in de historische centra van de andere zuiderzeestadjes
wandel je rond in een piekfijn onderhouden levend museum en kun je uren lang de
gevelornamenten die het rijke verleden heeft nagelaten bewonderen. Nederlanders
zijn fier op hun patrimonium.
7/08/2017: Blokzijl – Kalenberg – Ossenzijl –
Slijkenburg – Schoterzijl – Lemmer –
Mirns – Laaksum – Scharl – Warns. (totaal:
633 km)
Ten noorden van Blokzijl
bevindt zich het natuurgebied de Weerribben. Middenin ligt het dorpje Kalenberg
langs de Kalenbergergracht. Een smal pad langs het water passeert langs de
achterzijde van idyllische huisjes met rietdaken. Omhaagde siertuinen verbergen
kleurrijke bloemperken en perfecte gazons. Waarschijnlijk waren het vroeger
armtierige huisjes van landarbeiders of turfstekers. Nu zijn het vermoedelijk
vakantieverblijven of wonen er rijke gepensioneerden die de stad ontvlucht
zijn. Men zou bewoners van natuurgebieden extra ecologische voorwaarden en
belastingen moeten opleggen om het wonen in natuurgebieden te ontmoedigen. Op
de Kalenbergergracht is het een stoet van plezierjachten en motorboten. Een
schande! Enkel zeil- en roeiboten zou men mogen toelaten. Wie toch het
natuurgebied met zijn gemotoriseerd vaartuig wil betreden zou een hoge tol
moeten betalen. Zie ze daar liggen op hun luie kont! Roeien en zeilen moeten ze
doen in plaats van te luieren en de lucht te vervuilen met stinkende
uitlaatgassen. De
Kalenbergergracht loopt tot Ossenzijl dat aan de noordrand van de Weerribben
ligt. De gracht gaat over in de Ossenzijlersloot tot aan het riviertje de
Linde. Vanaf hier fiets ik langs de zuidergrens van Friesland via Slijkenburg
en Schoterzijl naar het Friese dorp Lemmer aan het IJsselmeer. De badplaats
heeft de allures van een stadje en trekt veel toeristen en watersporters aan.
Op de kade Langestreek is nog een bankje vrij in de schaduw van de bomenrij.
Aan de overkant staat de Hervormde Kerk. Er klinkt beiaardmuziek uit de 300
jaar oude sierlijke 'Lemster Toer'. Op het water dobberen talrijke grote en
kleine boten. Zowel langs de Langestreek als langs de Kortestreek - de kade aan
de overkant - staan aaneengesloten huizenrijen, veelal winkels en horecazaken.
Het krioelt van het volk op de kaden en de terrassen zitten vol, maar hier op
het zitbankje bij het water onder de bomen heb ik geen last van al die drukte.
Ik zoek mijn bestek in de fietstas en scheur de folie van het plastic bakje met
Italiaanse pastasalade die ik in de supermarkt van Blokzijl heb gekocht. Het is
lekker eten en het is plezierig rondkijken in dit warme zonnige decor. Als alle
afval in de vuilbak gepropt is, blijf ik nog lang zitten. De rest van de stad
verken ik niet. Ik wil van Lemmer alleen deze kaden en de sierlijke kerktoren
onthouden, ook al zou in Lemmer het allermooiste monument van Nederland staan.
Tot hier fietste ik langs de randmeren van Flevoland en langs de
Noordoostpolder. Vanaf Lemmer volgt de route de oevers van het IJsselmeer, het
Markermeer, de Gouwzee en het IJmeer tot Amsterdam. Amper een halve kilometer
van de Lemster Toer verwijderd, ben ik aan het IJsselmeer. Minutenlang kijk ik
naar de bedrijvigheid op het strand en in het ondiepe water van het IJsselmeer. In
de verte wiekt een moderne kolonie windmolens. Mijn nieuwsgierigheid ligt
verderop aan het einde van het stroomkanaal (Streamkanaal in het Fries) bij het
honderdjarige ir. D.F. Woudagemaal. Het is het grootste nog werkende
stoomgemaal in Europa. Het wordt gebruikt in perioden met veel regen om het
Friese boezemwater op het vereiste peil te houden als het elektrische J.L.
Hooglandgemaal bij Stavoren onvoldoende capaciteit kan leveren. Er is een
modern langwerpig bezoekerscentrum dat op betonpijlers in een vijver staat en
via een brug bereikbaar is. Rijkswaterstaat spendeert nogal wat geld om de
Nederlanders uit te leggen hoe zij het land droog houden. We worden door een
vrijwilliger rondgeleid in het imposante Woudagemaal. Vier indrukwekkende
tandemstoommachines zijn elk gekoppeld aan twee aanzuigende centrifugaalpompen.
De basisprincipes begrijp ik, maar het is veel ingewikkelder dan stoom die de
zuiger in beweging zet en de horizontale beweging via een kruk- en drijfstangmechanisme
in een draaiende beweging van de centrifugaalpomp omzet. Ik ben al tevreden met
wat oppervlakkige kennis. De moed ontbreekt mij om thermodynamica, mechanica en
materialenleer te gaan studeren. Ik probeer mij in het bezoekerscentrum nog wat
te verdiepen in de geologische geschiedenis van Nederland en de eeuwenlange
strijd die het land voert tegen het water. Ik had nooit gedacht dat mijn
fietstocht een vertelling zou worden van de mens die sinds eeuwen het Land en
het Water probeert te scheiden. Het is een fascinerend verhaal dat me meer en
meer boeit. Ik mijmer nog wat na op een terrasje aan het Mirnser Klif strand.
Sinds Lemmer fiets ik op een dijk zonder afgescheiden fietspad. Helemaal
autovrij is de Zuiderzeeroute dus niet, maar dat zouden te veel dromen in één
nacht zijn. Tijdens een stopmoment in Laaksum om een infobord bij een boerderij
te lezen, houdt een auto halt. De man in bevuilde werkkledij vraagt of ik hulp
nodig heb en begint een praatje. Het is een Fries en meteen verbaast hij mij
als hij hoort dat ik een Vlaming ben. “Ik kijk heel veel naar de Vlaamse
televisie, zeker voor sportwedstrijden. Jullie zijn recht voor de vuist, die
Hollanders hier ouwehoeren maar wat aan.” Dat het vroeger ook al eens ruzie was
tussen de Friezen en de Hollanders herdenkt de tekst op een zwerfkei op het
Rode Klif, een keileemheuvel. “1345, leaver dea as slaef”, liever dood dan
slaaf. De Slag bij Warns staat symbool voor de Friese vrijheidsstrijd. Voor het
eerst sinds mijn verblijf in Nederland zie ik minder goed onderhouden huizen en
tuinen. Ik voel me hier thuis! De B&B Ûnderdak, ’t Sou, 26 in Warns is nog
nieuw en kraaknet. Een heel grote gezellig ingerichte kamer met luxebed, zetel,
tafel en stoelen. En een apart badkamertje met douche en dubbele lavabo. De donkerblauwe
handdoeken ruiken naar dure, verslavende parfums. Ik kan niet stoppen eraan te
ruiken. Waar ik ook sta in de studio, zelfs in de douche, iedereen kan me zien
van op straat, merk ik als het te laat is.
Den Oever – Hippolytushoef. (totaal: 715 km)
De Afsluitdijk baart me
al lichte zorgen bij het ontbijt. Er is echter geen ontkomen aan want mijn
volgende reservatie ligt in Hippolytushoef aan de andere kant van het
IJsselmeer. Tegenwind zal de saaie overtocht van meer dan dertig kilometer
bemoeilijken en bovendien is er voor deze namiddag regen voorspeld. Dit wordt
een zware klus voor mij. De zenuwen ontnemen mij nu al kostbare energie. Om de
gedachten van koers te veranderen lees ik in de fietsgids wat er te beleven
valt tussen Stavoren en Cornwerd. Ik ben vrij snel in Stavoren waar ik het
‘Vrouwtje van Stavoren’ zoek. Een foto in de fietsgids toont een onbenullig
beeldje. Toch wil ik het zien want het verhaal is roerend mooi. “Een rijke
redersweduwe gaf opdracht haar de kostbaarste koopwaar te brengen. Het schip
kwam terug met de beste tarwe die er te vinden was aan de Oostzee. De rijke
weduwe die iets anders had verwacht liet uit woede het graan buiten de haven
overboord kieperen. Toen men haar deze verspilling verweet wierp ze een gouden
ring in zee, bluffend dat de ring eerder zou terugkeren dan dat ze haar rijkdom
zou verliezen. Enige tijd later kreeg de vrouw een vis geserveerd en vond ze de
ring in de maag van de vis. Nog diezelfde nacht staken halmen uit het water
waar het graan was weggegooid. De haven verzandde en werd onbereikbaar voor
grote schepen.” Het Vrouwtje van Stavoren staat aan het water bij de ophaalbrug
over een smalle havendoorgang aan de Stationsweg. Een voortreffelijke foto
nemen vergt wat tijd. Intussen heb ik het beeldje vanuit alle hoeken gezien
zodat ik het nooit zal vergeten. Tot Hindeloopen ligt de weg benedendijks en is
het IJsselmeer niet te zien. Op de dijk grazen schapen. Aan de omheining hangt
een bordje waarop boer Rudolf vraagt zijn schapen niet te voederen: “Door het
brood van uw ontbijt, raken wij aan de schijt.” Hier en daar is een betonnen of
houten trap voorzien om de dijk op te gaan. Soms is er aan de overkant een
strandje of een klein natuurgebied aan de oever van het IJsselmeer. Als de weg
voorbij Hindeloopen een stuk in noordoostelijke richting loopt, moet ik een
stuk harder trappen. Ik dacht meewind te hebben uit het zuidwesten zoals de
voorbije dagen, maar het dringt tot mij door dat de wind vorige nacht gedraaid
is. Als ik twintig kilometer verder aan het noordelijkste punt van het
IJsselmeer kom en de zuidoost gerichte Afsluitdijk over moet, word ik helemaal
blij van dat comfortabele zuchtje wind uit het noordoosten. Dat onmisbare duwtje
in de rug doet me geloven dat ik de overkant van de Afsluitdijk zal halen.
Euforisch en zonder moeite alsof ik elektrisch over de Afsluitdijk fiets, haal
ik met gemak 20 km/h. Het is niet eens saai zoals ik deze ochtend dacht dat het zou zijn.
Het fietspad met twee stroken, ver van de autoweg, is vlak als stilstaand
water. Geen hobbeltje of putje is te bespeuren. Rechts van mij ligt een hoge,
met gras begroeide dijk met daarachter de Waddenzee en de Noordzee. Links de
snelweg met constant geraas van vrachtwagens, auto’s en te snelle moto’s. Aan
de overkant van de snelweg rust de eindeloze watermassa van het IJsselmeer met
aan de horizon een mistig, trillend lijntje tussen twee grijsblauwe tinten.
Dertig kilometer grasberm, dertig kilometer geraas en dertig kilometer water.
Alleen de twee verbredingen Kornwerderzand met de Lorentzsluizen en
Breezanddijk doorbreken de eentonigheid van de Afsluitdijk. In lengte is de
Afsluitdijk indrukwekkend, in hoogte lijkt het mij een koud kunstje voor de
Noordzee om bij zwaar stormweer deze horde te nemen. Dertig kilometer tijd en
dertig kilometer gedachten over water en wind en waarom je in elke richting
tegenwind hebt als je bij windstil weer fietst? Eindelijk klaart het mysterie
op. Ook als er geen wind is moet je je door de luchtmassa wringen wat de
illusie wekt dat er tegenwind is, welke richting je ook uitfietst. Je hebt pas
voelbare meewind wanneer de wind harder blaast dan je fietst. Van zodra je
sneller fietst dan de wind keert hij zich tegen jou ook al fiets je met de wind
mee. Precies zoals voorspeld begint het om vier uur te druppelen. Het
gereserveerde bed staat niet aan de Zuiderzeeroute maar in Hippolytushoef. Ik
schakel de GPS in om 'De Wierschuur' aan de Stroeërdijk te vinden. Donkere wolken
laten meer en meer regen los en het water druppelt van het hoge rieten dak als
ik in 'De Wierschuur' vol bewondering sta te kijken naar het ingewikkelde houten
dakskelet. De immense 19de -eeuwse schuur stond buitendijks aan de
oever van het eiland Wieringen. Het zeegras van de ondiepe Zuiderzee werd
gemaaid, gewassen en opgeslagen in de schuur waar het gedroogd en geperst werd.
Van hieruit werd het zeegras door wierhandelaren verkocht als vulling voor
kussens en matrassen en als bouwmateriaal van dijken. De schuur kwam meerdere
keren per jaar onder water te staan, vertelt de eigenaar. Ik kijk verbaasd want
nergens is water te bespeuren, nochtans staat de schuur nog steeds op dezelfde
plaats. Het eiland Wieringen behoort sinds 1930 tot het vasteland na de
drooglegging van het Wieringermeer. Mijn gastheer wijst door het grote raam
naar de met zeegras gebouwde dijk als bewijs van zijn verhaal. In de schuur
hangen uitvergrote zwart-witfoto’s die het oogsten van zeegras en het werk vroeger in
de wierschuur levendig uitbeelden. De eigenaar toont mijn kamer, geeft alle
nodige uitleg en verontschuldigt zich voor zijn afwezigheid later op de avond.
Enkele andere gasten verlaten ook het pand en niet veel later realiseer ik mij dat
ik helemaal alleen in 'De Wierschuur' ben. De hevige regen houdt mij binnen. Ik
eet de restjes van de dag en een paar stroopwafels in plaats van iets warms in
het dorp. Stroopwafels heb ik al de hele vakantie bij als reserve of om een
suikerdipje op te vangen. Thuis neem ik meestal peperkoek mee op fietstochten.
In de leeshoek staan enkele heemkundeboeken over de streek. Enkele minuten
later zit ik knus in de groenlederen canapé bij het raam, bladerend in de
boeken. Enkele uren later ben ik expert in de bouw van
kop-hals-rompboerderijen, wieringer- en stolpboerderijen. Met enorme gretigheid
lees ik het levensverhaal van wierhandelaar Johannes Takes (1865-1940). Hij was
zeventig toen hij zijn levensverhaal neerpende. Gedetailleerd vertelt hij over
zijn jeugdjaren, de dood van zijn vader en hoe hij als 14-jarige samen met zijn
broers de Zuiderzee op moest. Als kind verzamelde en verkocht hij spullen, en
was het zijn droom handelaar te worden. Hij leerde een meisje kennen en huwde
haar, maar ze hadden geen geld om hun droom waar te maken. Noodgedwongen bleef
hij op zee tot hij erin slaagde wierhandelaar te worden. Het was een zeer hard
en zwaar leven. De foto’s aan de wand en uit de heemkundeboeken komen tot leven
tijdens het lezen. De romantiek van het vroegere leven verdwijnt naarmate de
avond vordert.
B&B "De Wierschuur' in Hippolytushoef |
9/08/2017: Hippolytushoef – Medemblik – Onderdijk – Andijk – Enkhuizen – Hem. (totaal: 780 km)
Ik bekijk een
laatste keer gedetailleerd het houten skelet waarop het doorweekte rieten dak
rust. Het gewicht wordt ingenieus over de houten balken verdeeld en naar de
grond weggeleid. Hoeveel meer weegt het dak na een nacht regen? En wat als het
vriest bij regenweer? Ik sluit de ogen, beeld me het dakgeraamte in, open mijn
ogen en controleer of ik het juist heb ingeprent. Pas dan ben ik klaar om te
vertrekken. De route loopt vanaf nu bijna onafgebroken zuidwaarts tot
Amsterdam. De wind heeft zich opnieuw gedraaid tot tegenwind en toch stoort het
mij niet dat ik moeizamer vooruit geraak. Mijn grootste zorg was de Afsluitdijk
en die is achter de rug. Alles wat nog komt is te overwinnen, maar voor elke kilometer
deze ochtend moet gestreden worden en Medemblik lijkt oneindig ver weg.
Eindelijk is het Lely-gemaal aan de Zuiderdijkweg in zicht en kondigt de stad
zich aan. Wat verderop aan de Westerdijk staat de stellingmolen 'De Herder'.
Dichtbij de Pekelharinghaven aan de Oosterdijk staat het 13de
-eeuwse kasteel Radboud, gebouwd in opdracht van Floris V. Het lijkt niet zo
bijzonder groot te zijn, maar was vroeger een stuk groter. Medemblik
heeft voldoende te bieden om hier een dagje door te brengen. Het kasteel is te
bezoeken en er is het stadsmuseum, de museumstoomtram en het museumschip. Het
Nederlands Stoommuseum, gevestigd in het stoomgemaal 'De Vier Noorderkoggen',
ligt net buiten de stad. Een wandeling door de stad brengt je langs
verschillende eeuwenoude gebouwen zoals het voormalige weeshuis, de pakhuizen
en de Waag. Niets daarvan heb ik gezien omdat ik gisteren niets in de fietsgids
heb voorbereid en dus niet wist wat er te zien was. Erg is dat niet want na een
aantal stadjes langs de voormalige Zuiderzee gezien te hebben, heb ik het
gevoel niets nieuw te ontdekken. En dan toch! Eindelijk zie ik eens heel veel
zeilboten bij het Regatta Center Medemblik dat aan het IJsselmeer ligt.
Jongeren zijn bezig hun zeilbootje klaar te maken om het IJsselmeer op te gaan.
Ik ben vooral nieuwsgierig naar Enkhuizen en hoop daar nog iets nieuws te zien
of liever iets ouds. Het liefst zou ik eens rondlopen in de wereld van 1900 en
dat kan nog in het openluchtmuseum. Het is een compleet dorp met heropgebouwde
huizen met complete interieurs, winkeltjes, een schooltje, boerderijen,
schuren, visrokerijen, een kalkoven, een kerkje, een scheepswerf, een smederij,
een taanhuis, een windmolen, … . Allerlei verdwenen beroepen worden hier nog
uitgeoefend, zoals het maken van touwen, zeilen, klompen, borstels, tonnen,
gevlochten manden,… Voor het eerst zie ik een nog werkende stoomwasserij. Ik
wist niet eens dat dit ooit heeft bestaan. Een kleine stoommachine doet
verschillende wasmachines draaien en de warmte van het ketelhuis dient om de
was te drogen. En wie weet nog wat een brongasketel is? In Vlaanderen heeft dit
nooit bestaan maar wel in West-Friesland. In sommige gebieden bevat het
grondwater moerasgas. Het gas is zeer geschikt als brandstof voor
verlichting en kooktoestellen. Met een brongasinstallatie kan men het gas
opvangen en opslaan. Tot mijn verbazing is nergens een hondenrad te bespeuren.
In de stad zoek ik het gezelligste plekje en dat is zeker de Oude Haven met de
charmante 'Drommedaris', de zuidelijke stadspoort met klokkenspel. Jammer dat ik
het niet ontdekte vooraleer ik at. Dan maar een ijsje met zicht op de 'Drommedaris' en de ophaalbrug.
Zuiderzeemuseum in Enkhuizen |
10/08/2017: Hem – Oosterleek – Schellinkhout –
Hoorn – Edam – Volendam. (totaal: 838 km)
Ik word wakker in het
dorpje Hem. Mijn gastvrouw houdt van mooie serviezen uitgestald in glazen
vitrinekasten. Aan de muren hangen verschillende borden in Delfts blauw. Ik zou
bijna vergeten verder te ontbijten in dit kleine museum. Mevrouw voert het
woord, spreekt heel voornaam en articuleert professioneel. Ik vraag me af wat
ze vroeger gedaan heeft, maar zover leidt ons gesprek niet. We hebben het kort
over fietsen. Ze beweert dat Nederlanders tegenwoordig alleen nog elektrische
fietsen kopen. Ja, zelfs de jeugd want die moeten soms meer dan tien kilometer
ver naar school en hier is er altijd wind! Het laatste ontken ik niet, de rest
betwijfel ik. De wind waait hier zelfs wispelturig. Ik heb de indruk dat ik
opnieuw meewind heb. Het schiet goed op! Even ten zuiden van Oosterleek staat
langs het Markermeer 'Het vuurtje van Leek'. Het is een metalen witgeschilderd
rond torentje met bovenop een lichtbaken. Passend in de leegte langs het meer
staat op het torentje een citaat van Emily Dickinson gedrukt: “We wouldn’t mind
the sun, dear, if it didn’t set”. Langs de Zuiderdijk in Schellinkhout wil ik
kennis maken met de steenbikker. Infoborden over fauna en flora zijn er in
overvloed langs het IJssel- en Markermeer, doch de beestjes in het echt zien is
altijd moeilijker. De steenbikker is een slak, vliegt niet of loopt niet weg en
moet dus wel ergens tussen de dijkblokken langs het meer te vinden zijn. Mijn
zoektocht levert echter niets op. Ontgoocheld ben ik niet, het is maar een
huisjesslak en dan nog een exoot. Ik fiets de dijk af op zoek naar het 18de
-eeuwse Raadhuis van Schellinkhout. Het gebouw deed ooit dienst als waag en
onder de trap bevond zich het cachot. Vandaag is het een bibliotheek. Het
poldergemaal van Schellinkhout en de poldermolen 'Grote Molen' staan net buiten
het dorp gepensioneerd en broederlijk naast elkaar. Het levert een unieke foto
op. Via de 16de -eeuwse Oosterpoort aan de Draafsingel kom ik de
stad Hoorn binnen. Het is een merkwaardige stadspoort. Er staat een even oud
poortwachtershuis bovenop de poort. De stad kende haar grootste bloei in de 16de
en 17de eeuw. Er is heel veel te zien en het is plezierig
rondfietsen in het historische centrum waar talrijke mooie gebouwen staan met
soms fantasierijke namen zoals de 'Gekroonde Jaagschuit', een hoekpand uit 1879
met twee trapgevels in neorenaissancestijl. Een grote sierlijk gedecoreerde
gevelsteen ter grootte van een raam toont een trekschuit. Ik zou meerdere dagen
nodig hebben om elk gevelornament in de stad te fotograferen. Het is onbegonnen
werk. Met een stadsplan in de hand kom ik langs de 'Hoofdtoren' waar de
Vluchthaven, de Buiten- en Binnenhaven samenkomen. Op het plein 'Roode Steen' met
het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen worden foorattracties opgebouwd voor de
jaarlijkse tiendaagse kermis. Met de kermiswagens is het moeilijk een foto te
nemen van de bijna 400 jaar oude gevel van het Statencollege in Hollandse
renaissance, vandaag beter gekend als het Westfries Museum. Op hetzelfde plein
staat de Waag, 300 jaar het middelpunt van de kaasmarkten. Nu is het een
restaurant. Wellicht heb ik slechts een fractie gezien van al het moois hier in
Hoorn maar ik raak stilaan verzadigd en moe. Gezeten op het terras van
‘Gumbleton’s Tearoom’ in de winkelstraat Grote Noord komt de stad naar me toe.
Fietsers, wandelaars en winkelgapers, de hele stad passeert aan het terras. Het
decor verandert voortdurend en ik wil alles en iedereen gezien hebben. Een
reisgenoot zou weinig aandacht van mij krijgen en zo is het al de hele
fietstocht. Het is inmiddels mijn derde terrasje in Hoorn. Bij mijn aankomst had
ik honger en heb snel op een ongezellige plaats Italiaanse pasta gegeten. Een
dessert verdiende een leukere omgeving. Ik heb dan maar meteen een ander
terrasje gezocht. Vanavond gaat de kermis van start en is het koopavond. Hoog
tijd om verder te fietsen langs het Markermeer voor de boel hier ontploft. In
het gehucht Etersheim staat het Schooltje van Dik Trom. Momenteel is de
vroegere school een kinderboekenmuseum. Cornelis Johannes Kievit, de schrijver
van de kinderboeken waarin Dik Trom de held is, was van 1883 tot 1902 hoofd van
de dorpsschool. Ook het kerkje zonder toren heeft een nieuwe bestemming
gekregen. Sinds 2002 is het een woonhuis en B&B. Aan het Gemaal Warder
loopt de weg benedendijks en heet hier IJsselmeerdijk. Er zijn trappen naar het
Markermeer. Ik schrik als ik zie hoeveel hoger het water in het meer staat dan
de aangrenzende polder. Maken de omwonenden zich geen zorgen over de klimaatveranderingen?
Voor Edam heb ik niet zo veel aandacht na uren in Hoorn rondgeslenterd te
hebben. Ik kom het stadje binnen langs de Zeevangszeedijk en Oorgat. Aan de
Oosterkade - verboden terrein voor auto’s - is het schilderachtig mooi met de
vele bomen en de twee vlak bij elkaar gelegen witte ophaalkettingbruggen over
een onbekend water. Al even pittoresk is de omgeving van het Damplein,
Voorhaven, Spui en Keizersgracht. Edam en Volendam zijn met elkaar vergroeid.
In het verstedelijkte gebied tussen de twee stadjes is mijn volgende B&B
gelegen. Het is een gewoon vrijstaand huis met meerdere kamers op de eerste en
tweede verdieping. Het toeristische centrum van Volendam ligt aan de haven. In
bistro D' Ouwe Helling aan Zuideinde wordt lekkere palingsoep opgediend. Zo
lekker dat ik ook de toast met palingfilet neem. Zoals Edam zijn kaas heeft, zo
heeft Volendam zijn paling. Intussen is het behoorlijk koud geworden. Toch
wandel ik nog een uurtje langs de haven en omliggende smalle straatjes zonder
jas of trui.
De Hoofdtoren in Hoorn |
11/08/2017: Volendam – (veer over Markermeer) -
eiland Marken – Monnickendam –
Katwoude – Volendam. (totaal: 885 km)
Tijdens het ontbijt
bevestigt mijn gastheer dat hij een automatische externe defibrillator in huis
heeft. Gisterenavond zag ik het AED-bordje bij de voordeur hangen. Hun zoon is
hersteller van AED’s en dat verklaart alles. Zelf heeft mijn gastheer, net zoals
ik een ICD. Preventief, vertelt hij omdat hij een verhoogd risico heeft op een
hartstilstand. In het huis hangen veel schilderijen, kitscherig denk ik, doch van een
getalenteerd schilder. Zodra ik het woord schilderij laat vallen neemt mijn
gastvrouw, die nochtans druk bezig is met de ontbijtvoorbereidingen, het
gesprek over. Zij schildert als hobby en ondertekent haar werk met haar naam. Als ze even later met haar gasten klaar is, haalt ze een boek met foto’s
van haar schilderijen. Ik ben heel behoedzaam dat er geen letter uit mijn mond
komt die haar het vermoeden zou geven dat ik haar schilderijonderwerpen niet lust maar ik bewonder oprecht haar artistieke kunde. Jammer dat ik geen foto genomen heb van één van haar
werken. Dat heb ik wel gedaan in het Volendamse Hotel De Spaander. Elke muur
hangt propvol met werken van 19de -eeuwse kunstenaars die hun gelag
met een schilderij betaalden. Er is geen stukje muur meer vrij. De beroemde
impressionisten Renoir en Signac logeerden hier. Of er werken van hen aan de
muur hangen betwijfel ik. Een andere bezienswaardigheid volgens mijn fietsgids
is het houten stolpkerkje in de Kathammerstraat. Heel eenvoudig en niet meteen
als kerk herkenbaar. Als ik wil oversteken naar het eiland Marken, mis ik net
de boot en moet mijn vertrek met een uur uitstellen. Haast heb ik niet voor de
geplande fietstocht van 50 km en Volendam ligt er rustig bij, net zoals ik het graag
heb. Na de middag zal een tsunami toeristen het stadje overspoelen en dan ben
ik liever weg. Op Marken is het echter in de namiddag net hetzelfde. Veel te
druk voor een mens zoals ik die genoeg heeft met zichzelf en een fiets. De boot legt aan
in het haventje aan de kaai Havenbuurt. De rij donkergroen geschilderde houten
huizen met witte dwarsstrepen rondom het haventje zijn nu souvenirwinkeltjes en
horecazaken. Van het vroegere vissersleven is niets meer te merken. Tientallen
toeristen willen het smalle hoekhuisje van Sijtje Boes bezoeken. Ze was de
eerste souvenirverkoopster op Marken en begon haar zaak in de twintiger jaren.
In haar huisje en winkeltje staan meerdere porseleinen hondenkoppels. Deze
hondjes waren populair in Engeland bij de middenklasse ten tijde van Queen
Victoria, maar het waren ook hoerenhondjes. Queen Victoria duldde geen
‘onzedelijk gedrag’ en dames van lichte zeden verrichtten hun werk onder de
dekmantel van beeldjesverkoop. Nederlandse zeelieden waren dol op de hondjes en
brachten ze mee naar huis waar ze de schoorsteenmantel sierden. Ook in het
openluchtmuseum van Enkhuizen en in andere vissersstadjes aan de Zuiderzee heb
ik de hondenkoppels zien staan. Met deze geschiedenis in het achterhoofd blijft
het een raadsel hoe mijn grootouders aan hun porseleinen Staffordshire dog zijn
gekomen, identiek aan dewelke ik in Engeland gezien heb en nu ook in Nederland
zie. Ik ben benieuwd naar de klompenmakerij en volg de wegwijsbordjes. Ik
verwachtte een oude man in een half vervallen schuur aan zijn werktafel.
Helemaal mis! Ik tref een moderne winkel aan met honderden kleurige klompen en
andere souvenirs, en toeristen die elkaar verdringen. Achter in de zaak staan
een paar machines met houtkrullen eromheen, om de indruk te wekken dat de
klompen hier gemaakt worden. Ik vlucht weg. Op het terras van De Traanketel in
de haven eet ik mosselen met friet. Daarna fiets ik het eiland rond. Het fiets-
en wandelpad is in slechte staat wat een voordeel biedt: ik heb geen hinder van
andere mensen. Er valt niets te beleven of te bezichtigen onderweg, behalve het 'Paard van Marken'. De witte vuurtoren met rode bolkap en aangebouwd woonhuis
staat eenzaam op het oostelijkste punt van het eiland. Strikt genomen is Marken
geen eiland meer sinds de Zeedijk een verbinding met het vaste land vormt.
Daarmee heeft het zijn laatste stukje authenticiteit verloren. Volle
toeristenbussen komen over de Zeedijk naar het eiland. Na hun bezoek aan de
haven met de nette donkergroene huisjes en de klompenmakerij keren ze langs
dezelfde weg terug met een souvenir voor het verre thuisland. Wie weet beseffen
onoplettende toeristen niet dat ze een eiland bezocht hebben. Wat een
ondeugende gedachte van mij. Tezelfdertijd droom ik een ecologische toekomst
voor Marken, autovrij, biologische landbouw, natuurpark, nieuwbouwstop,
energiezelfvoorzienend,… . Al mijmerend verlaat ik het eiland langs de Zeedijk
naar Monnickendam. In het damstadje is er een feest aan de gang. Op de kaai 'Het
Prooyen' en de 'Gooische Kaai' staan kraampjes met streekproducten. De
Visrokerijen trekken veel aandacht en er mag ook geproefd worden. Één van de
visrokers herken ik. Hij staat met zijn foto in de fietsgids. Van hem moet ik
absoluut een zelfgemaakte foto hebben. Een jonge klompenmaker trekt veel volk.
Hij geeft meer show dan dat hij vordert met klompen maken en ik betwijfel of
hij het überhaupt kan. Ik moet hard lachen om zijn grappen en vertoning. De
Fries van Laaksum zou zeggen: “Die Hollanders ouwehoeren maar wat.” Oude
ambachten zijn inderdaad folklore geworden. Trouwens wat voor zin heeft het nog
om klompen te kunnen maken? De Middendam met het monnikenbeeld aan de brug is
misschien wel het mooiste plekje van de stad. Samen met de Waag en de iets
verderop gelegen Speeltoren, met een prachtige houten bekroning en het 400 jaar
oude klokkenspel, bekoren ze jong en oud. Om het uur draaien de hoofden naar de
muuropening hoog in de toren waaruit ruiters te voorschijn komen terwijl de
beiaard speelt. In Katwoude, dat is net buiten Monnickendam langs het
Markermeer richting Volendam staan twee grote kaasboerderijen. De Irenehoeve en
de Jacob’s Hoeve zijn moderne boerderijen met een eigen industriële
kaasmakerij, demonstratieruimte en winkel waar naast kaas ook klompen verkocht
worden. Tientallen toeristen komen met bussen op bezoek. Ik sluit aan bij een
Spaanse groep op de Irenehoeve. Verder dan de demonstratieruimte en de winkel
komen we niet. Ik had gehoopt een robotgestuurde melkinstallatie te zien en de
kaasfabriek te mogen bezoeken. Terug in Volendam wil ik opnieuw paling eten.
Deze keer kies ik het terras met beeldentuin van Paviljoen Smit-Bokkum, een
vroegere visrokerij aan Slobbeland met zicht op de Marinahaven. Opnieuw
palingsoep en gerookte palingfilet. Het is echt lekker!
De vuurtoren 'Het Paard van Marken'. |
12/08/2017:
Volendam – Monnickendam – Uitdam – Durgerdam – Amsterdam. (totaal: 941
km)
Als ik de trap naar
beneden kom, discussiëren mijn gastvrouw en haar man met drie Italiaanse jongelui. Ze
hadden vier nachten gereserveerd en betaald, maar kwamen met vier en nu blijkt
de vierde weg te zijn zonder te betalen. Omdat ze niet voor hem wilden
opdraaien, probeerden de drie Italianen geruisloos te ontsnappen. Dat is hen dus niet gelukt. Als mijn gastvrouw het verhaal doet, krijg ik alsmaar meer sympathie voor de Italianen en
wou bijna zeggen dat het schandalig is geld te eisen van de drie. Ik luister
naar haar hele verhaal want het regent toch. Die jongens sliepen een gat in de
dag - wat haar niet beviel - en fietsten vervolgens naar Amsterdam om midden in
de nacht terug te komen. Dat heb ik inderdaad gehoord. Terwijl zij zich opwond
over de onbetaalde rekening, droomde ik er al van met de bewonderenswaardige Italianen
de hele nacht mee uit te gaan om dan ’s nachts in het koele duister met de
fiets terug te keren van Amsterdam naar Volendam. Dat staat immers nog niet op
mijn fietscurriculum en zal er waarschijnlijk nooit op komen. Zodra het stopt
met regenen, pak ik mijn spullen, neem vriendelijk afscheid en begin aan mijn laatste fietsdag. Nu al voel ik een embryonaal heimwee
naar de charmante Zuiderzeestadjes badend in de zon, ook al is het bewolkt en
fris. Met dubbele kijklust fiets ik opnieuw door Volendam en Monnickendam naar
Uitdam en Durgerdam. Durgerdam is een langgerekt éénstraatdorp aan de
Durgerdammerdijk ter hoogte van de buitendijkse polder IJdoorn en het water
Buiten-IJ. Het is intussen opnieuw zalig warm en ik verkies hier te eten in
plaats van in Amsterdam. Gestoofde paling met frietjes en een slaatje. Een
dessert zou ik in Amsterdam nemen. Een theehuisje - nog geen kilometer verderop
- met zitbanken gevuld met kussens breekt mijn hart. Voorlopig moet ik binnen
zitten want buiten is er geen tafeltje vrij. Ik kom meteen in een keuken
terecht. De gastvrouw bemerkt mijn verbazing, stelt me gerust en serveert
jasmijnthee en kaastaart. Zodra ik door het venster een vrij plaatsje buiten
zie, storm ik erop af en sta met een net aangekomen koppel aan dezelfde tafel.
Niemand wijkt, ik ook niet. Een moment van twijfel, toch niet, ik heb evenveel
recht op een zitje buiten… . We nemen met z’n drieën plaats en raken een beetje
aan de praat. Geen al te vlot gesprek tot de gastvrouw erbij komt zitten. Ze
zijn blijkbaar met elkaar bevriend. Ik voel me meteen uitgesloten. Verdorie, ik
heb hier niets te verliezen en blijf dus zitten. Plots wordt het toch weer
gezellig voor mij. Een ongenodigde gast komt erbij zitten en wel meteen op mijn bord. Iedereen zit enkele momenten bewegingsloos en zwijgt. Schaamteloos en
ongegeneerd pikt de mus de kruimels weg, vliegt op, komt terug en pikt een
volgend bord proper. Helemaal niet schuw gunt de hongerige mus mij voldoende
tijd om enkele foto’s te nemen. Als ze dan uiteindelijk wegvliegt, bedank ik
voor thee en taart en vlieg ook weg. Nu komen de laatste kilometers. Ik blijf
de Zuiderzeefietsbordjes volgen, fiets over het Amsterdam-Rijn-kanaal langs de
Zuiderzeeweg. In het Flevopark is een luidruchtig concert aan de gang. Via de
Nesciobrug - een indrukwekkende fiets- en voetgangersbrug - kom ik opnieuw over
het Amsterdam-Rijn-kanaal. Ik blijf langs het kanaal fietsen door het
Diemerpark waar schapen grazen aan de Diemerzeedijk. Van de stad heb ik nog
niets gemerkt en ik fiets tot knooppunt 15 op 10 kilometer van Muiderberg. Hier
stopt mijn Zuiderzeeroute. Ik geef Sarphatipark, 58 als bestemming in op de gps
en volg gedwee de instructies tot aan de hostel. Intussen is het helemaal
overtrokken en van de blauwe hemel bezaaid met witte schapenwolken uit
Durgerdam is niets overgebleven. Ik moet zelfs mijn regencape uithalen en het
regent hard als ik mijn eindbestemming bereik. Op de kleine kamer voor vier
zijn twee Portugese twintigers aanwezig. Manuel en Miguel zijn studenten en
reizen met de trein door Europa. Aan de receptie neem ik een plannetje mee en
trek enkele uren wandelend door de stad langs de Amstel, het Muntplein, de Dam
en in de Breestraat eet ik nog een broodje met thee en een ijsje,… langs de
Vijzelstraat, de Eerste Vander Helststraat en het met terrassen gevulde,
levendige Gerard Douplein. Het is al lang donker als ik op de nog lege kamer
kom.
Een botter op het Markermeer |
De mus van Durgerdam.
|
13/08/2017: Amsterdam – Rotterdam – Brussel –
Zottegem. (totaal: 970 km)
Het ontbijt is in de
kelder. Er is alleen brood, wat confituur, chocopasta en thee uit een thermos.
In een gammele kast vind ik een bord en een tas. Er is geen proper bestek en moet zelf afwassen. De kamer was ook al niet netjes en het is
twijfelachtig of het beddengoed elke keer ververst wordt als nieuwe gasten de
kamer betrekken. Ook de Portugezen zijn niet tevreden en vinden 80 euro per
persoon in een slaapzaal schandalig duur. Ook zij vonden voor hun eerste nacht
in Amsterdam niets anders. Ik wil zo snel mogelijk naar het station om mijn treinbiljetten
te kopen en mijn reisschema te kennen. Daarna verdwijn ik voor uren in de stad.
Amsterdam ademt fris na het nachtje regen. Het stadsplan is gemakkelijk te
onthouden door de Herengracht, de Keizersgracht, de Prinsengracht en de
Singelgracht als uitdijende golven van het IJ te zien. Het is een te simpele
voorstelling want zonder stadsplan verdwaal ik snel. Ik ben niet van deze stad
en deze stad is niet van mij. De stad behoort toe aan zij die er elke dag
opstaan en ontbijten, hun avondrust vinden en dromen. Ook de Iraniër die onder
de brug in het Vondelpark in boeddha zithouding op een santoor tokkelt is net als ik
een bezoeker. De muziek echoot onder de brug en daarom zit hij hier. Ik luister
lang naar zijn melodieuze en speelse muziek. Hij is ingenieur en komt zijn zus
in Amsterdam bezoeken. In zijn vrije tijd speelt hij muziek en ik vergeet te
vragen wat hij speelt. Hij is de enige van zijn familie die nog in Iran woont.
In de buurt van het Vondelpark zoek ik eten. Het wordt tomatensoep en pizza.
Het liefst had ik paling gegeten maar ik ben te lui om een goed visrestaurant
te zoeken. Als ik toevallig op mijn uurwerk kijk, schrik ik. Het is 15u15. Over
een half uur vertrekt mijn trein. Ik race door de stad en 15 minuten later
bereik ik buiten adem het station. Het digitale bord met de dienstregeling
geeft 13u30 aan. Ik ben even in de war en kijk opnieuw op mijn smartphone. Ook
13u30. Verdorie, ik heb me vergist en 3u15 gelezen in plaats van 13u15.
Anderhalf uur later ben ik terug in het station. 15u37 vertrekt de trein. Het
gaat nu razendsnel. Amsterdam, Schiphol en voor we Rotterdam binnenrijden
verdwijnen we een lange tijd onder de grond. In Rotterdam heb ik bijna een uur
overstaptijd. Het plein aan het moderne station van Rotterdam Centraal is
indrukwekkend en autovrij. Aan de rand prijken hoge glazen torens en
flatgebouwen. Ik maak een fietstochtje langs het Kruisplein en de
Westersingel en keer langs de Mauritsweg aan de andere zijde van de gracht
terug. 17u: De trein naar Brussel vertrekt. De Zuiderzee wordt een herinnering.
Amsterdam |
Multatuli in Amsterdam. |
Wil je reageren mail naar: vanhecke1965@skynet.be
Geen opmerkingen:
Een reactie posten