Op weg naar Provins, het dorpje La Croix-sur-Ourcq.
Het is een misverstand te denken dat Frankrijk geen fietsland
is. Het is waar dat de Fransen in vergelijking met Vlamingen en Nederlanders niet zo gauw op de fiets springen en het is waar dat er nauwelijks fietspaden zijn. Neen, ik heb het niet over de grote wielerevenementen zoals de Tour de France, Paris-Nice of Les Quatre Jours de Dunkerque waarin verkeersvrij gemaakte grote wegen als
een rode loper voor de profwielrenners worden uitgerold. Ik prijs Frankrijk als fietsland voor het fijnmazige netwerk van
kleine wegen waarlangs je als recreatieve fietser heel Frankrijk veilig en
aangenaam kan doorkruisen. Door de goede ruimtelijke ordening en de lage bevolkingsdichtheid in
heel veel streken is er vrijwel geen gemotoriseerd verkeer op de kleine wegen. Op
mijn tocht naar Provins en Reims fietste ik door vijf departementen. In Aisne,
Marne en Saône-et-Loire wonen amper 70 inwoners per km². De departementen
Seine-et-Marne en Nord scoren met 222 en 453 een pak hoger ook al heb ik, waar
ik fietste, daar weinig van gemerkt. Dat het netwerk van nagenoeg verkeersvrije
kleine wegen in Vlaanderen heel beperkt is, is te wijten aan de lintbebouwing
en aan de hogere bevolkingsdichtheid. Antwerpen: 644 inwoners per km²,
Vlaams-Brabant: 540, Oost-Vlaanderen: 504, West-Vlaanderen: 380 en Limburg: 360
inwoners per km². Het is niet verwonderlijk dat Limburg met de laagste bevolkingsdichtheid als fietsprovincie wordt gepromoot. We doen weliswaar ons
best om met het knooppuntennetwerk de indruk te wekken dat Vlaanderen een
fietsland is maar de wegen zijn veelal fietsonvriendelijk. Willen we in de
toekomst opnieuw over dat fijnmazige netwerk van veilige fietswegen zoals in Frankrijk beschikken
dan zullen meer fietspaden en minder auto’s op de kleine wegen noodzakelijk
zijn. Echt veilig en aangenaam fietsen -daarmee bedoel ik dat ook jonge tieners
zonder begeleiding kunnen fietsen- is vandaag op weinig plaatsen in
Vlaanderen mogelijk. Dat het veilig kan in gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid
bewijst Nederland met een uitgestrekt netwerk van fietspaden en steden
waar fietsers het straatbeeld bepalen. Veilig fietsen wordt in Vlaanderen minder evident sinds de kleine wegen veroverd worden door het alsmaar toenemend aantal auto's. Vlaanderen is geen fietsland ook al fietsen Vlamingen graag, althans nu nog. Willen we de Vlamingen in het zadel houden dan kunnen autoloze zondagen naast vele andere maatregelen ertoe bijdragen dat onze recreatieve en functionele fietscultuur bij de jeugd niet verloren gaat.
12/05/2019: Godveerdegem – Schendelbeke – Geraardsbergen – Lessen – Ath –
Beloeil. (totaal 53 km).
Veel twijfel moet ik niet overwinnen om vandaag te vertrekken en niet uit te stellen tot morgen. Ik
reserveer telefonisch een kamer in Beloeil, spreek een boodschap in op het
antwoordapparaat en vraag om te bevestigen per sms. Volgens booking.com is er nog een kamer vrij. Mijn fietstassen zijn snel gevuld. De meeste spullen
lagen gisteren al klaar. Het is fris, zonnig bewolkt en de noordenwind
is de reden waarom ik naar het zuiden fiets. Aanvankelijk wou ik langs de Noordzee naar de Waddeneilanden fietsen. De forse tegenwind zou me echter nodeloos uitputten. Met mijn gedachten gefixeerd op de eilanden werd het idee om naar Provins te fietsen tot nu toe geblokkeerd. Provins is een ommuurd middeleeuws stadje ten oosten van Parijs. Ooit heeft iemand me gezegd dat het een bezoekje waard is en hoe zou ik er beter kunnen van genieten dan met de fiets. Op het terras van de taverne La Régence op de markt in Ath stuur ik nog eens een sms naar de B&B en krijg ik na
lang wachten de bestelde lasagne. Als ik Ath verlaat heb ik nog steeds geen bevestiging of ik in Beloeil kan overnachten. De onzekerheid maakt me zenuwachtig. De gedachte verder dan Beloeil te moeten fietsen staat me tegen. Vroeger had ik het spannend en avontuurlijk gevonden niet te weten waar ik de komende nacht zou slapen, nu bezorgt het mij stress. Onderweg neem ik foto's als afleiding en om een andere houding te kunnen aannemen dan de fietshouding. Bij mijn aankomst aan de B&B L’Instant au Présent herkent de gastvrouw me. Het is inderdaad de derde keer dat ik hier logeer, althans dat hoop ik. Haar vriendelijkheid verraadt niet of ik hier kan overnachten. Dat mijn sms onbeantwoord bleef, was te wijten
aan een samenloop van omstandigheden. De uitleg is gecompliceerd. Het maakt me
niet uit! Ik kan overnachten! Mijn stress was niet nodig geweest indien ze mijn
sms had bevestigd. Over een uur zal de kamer in orde zijn. Intussen bezoek ik
de tuin van het kasteel, de residentie van Prins Michel de Ligne (°1951) en
zijn vrouw Princes Eleanora de Orléans-Braganza (°1953). Ze hebben twee
kinderen: Princes Alix (°1984) en Prins Henri-Antoine (°1989). In de taverne
vlakbij het kasteel kan ik nog een croque monsieur krijgen vooraleer in het
dorp rond te slenteren. Aan verschillende huizen staat grof huisvuil buiten.
Mooie spullen zitten er niet tussen. Oude, vervuilde en kapotte rommel tot ik
in een doos iets zie blinken. Wat zonde om zo iets moois weg te gooien! Ik neem
het mee als souvenir: de blauwe kerstbal van Beloeil.
De Fietsroute: Godveerdegem - Beloeil - Landrecies - Guise - Laon - Chäteau-Thierry -
Provins - Montmort-Lucy - Avize - Reims.
Het kerkje van Godveerdegem
|
Langs het kanaal Ath-Blaton te Maffle, Rue Chemin de Scamps |
|
Le Château de Beloeil |
|
Beloeil |
13/05/2019: Beloeil – Stambruges – Blaton – Hensies –
(Frankrijk) – Quiévrechain – Marchipont – Sebourg – Eth – Wargnies-le-grand –
Villers-Pol – Orsinval – Le Quesnoy – Preux-au-Bois – Landrecies. (totaal 121
km).
De GPS wil dat ik het kanaal Ath-Blaton verlaat terwijl ik het liefst langs kanalen fiets. Zonder kaart ben ik blind en volg dus de door de GPS opgelegde weg
via Stambruges naar Blaton waar ik het kanaal Peronnes-Blaton-Nimy oversteek
via de voetgangersbrug naast de ophaalbare sluis. De GPS stuurt me vervolgens
nog een eindje op het smalle onverharde pad langs het kleine kanaaltje richting
Bernissart om me dan zuidwaarts naar Hensies te leiden. Aan het laatste Belgische
dorpje Marchipont vormt het riviertje l’Aunelle de grens met Frankrijk. Het
eeuwenoude kerkje Saint-Nicolas vormt met
de tegenoverliggende gerestaureerde hoeve en de kasseiweg een pittoresk hoekje.
Ik ben nu definitief in Frankrijk en vervolg mijn weg verder naar het zuiden
langs de dorpen Sebourg, Eth, Wargnies-le-Grand, Villers-Pol en Orsinval tot Le
Quesnoy. Ik trek het stadje binnen langs de Porte Valenciennes. De bakstenen muren van de Vauban-fortificaties zijn
indrukwekkend. De vijfduizend inwoners mogen zich veilig voelen. Het in witte steen opgetrokken
stadhuis met belfort is het mooiste gebouw van Le Quesnoy. Ernaast bevindt zich de
sobere Église Notre-Dame de l’Assomption met de ingang gericht naar de Place du
Général Leclerc. Het ruime plein strekt zich uit tot het Château Marguerite de
Bourgogne dat eerder een lomp landhuis is, en sluit aan op de groene gordel Les Remparts rond de stad. Al fietsend en wandelend, soms trappen op en af,
doorkruis ik het park tot ik opnieuw aan de Porte de
Valenciennes kom. Ik doe inkopen voor een picknick en verlaat het stadje aan de
andere zijde langs de Porte Fauroeulx. Het park, om en rond de stadsmuren,
dat tot aan het Château Marguerite de Bourgogne reikt, gaat naadloos over in
het recreatiedomein rond het meer Etang du Pont Rouge. De kortste maar drukste weg tot
Landrecies is langs de rechte D934, zestien kilometer en zonder fietspad. De
auto’s rijden razendsnel. Als ik een vrachtwagen achter mij hoor aankomen duik
ik de graskant in. Ik houd het tien kilometer vol. Had ik de streekkaart beter bestudeerd dan had ik mits een kleine omweg een parallelle weg
door het Forêt Domanial de Mormal kunnen nemen. Ik kan nog een stukje van het
bos profiteren vanaf Preux-au-Bois. Het is zalig om in het bos te picknicken en
wat te mijmeren. Een dutje op een luchtzak zou verkwikkend zijn. Eergisteren op het communiefeest van Fien kon ik de luchtzak uitproberen. Voordien kende ik het niet. Je loopt een eindje en de zak vult zich met lucht. Je sluit de opening af en klaar! Opgevouwen neemt een luchtzak amper plaats in, het belangrijkste criterium om mee te nemen op fietsvakantie en het ligt heel comfortabel. Het is bijna 18h als ik in Landrecies mijn hotel Les Charmilles à
Mormal vind langs de Rue des Etoquies. Het kleine stadje aan de Samber is geen
onbekende voor mij. Ik ben hier tien jaar geleden gepasseerd tijdens de fietstocht De groene valleienroute. Het hotel is wat ongewoon en doet denken aan een claustrum. De kamers zijn gelijkvloers en geven elk uit op het centrale grasplein. De saaie binnenplaats zou ingericht als een ecologische tuin een meerwaarde zijn voor de gasten. Ik neem een warm
avondmaal in het hotel-restaurant aan de overkant van de straat. De sobere en kille stijl van het restaurant doet aan eetzalen denken. Met de kaascroquetjes als voorgerecht komen de herinneringen aan De groene valleienroute terug. De croquetjes zijn gemaakt van Maroilles, een streekkaas genoemd naar het dorpje Maroilles op enkele kilometers van Landrecies.
|
De ophaalbare sluis op het kanaal Peronnes-Blaton-Nimy nabij Blaton |
|
Op weg naar Marchipont |
|
De Porte de Valenciennes van het stadje Le Quesnoy. |
|
De belforttoren in het centrum van Le Quesnoy |
|
De Porte Fauroeulx van het stadje Le Quesnoy. |
|
La Forêt Domanial de Mormal in de nabijheid van Preux-au-Bois |
|
Het stadhuis van Landrecies. |
14/05/2019: Landrecies –
Etreux – Vadencourt – Guise – Colonfay – Lemé. (totaal 174 km).
In de ontbijtkamer is er voor een tiental mensen gedekt. Twee vrouwen
verlaten de kamer. Er is niemand anders. Ik ontbijt in volledige stilte zoals in een klooster en zoals dikwijls thuis. Daarna haal ik mijn spullen en fiets op. Mijn
volgende reservering in Lemé via booking.com is gisterenavond mislukt. De
betaling werd niet aanvaard. Ik stel de receptionist voor of hij met zijn
kaart wil betalen en ik hem contant betaal. Hij ontwijkt mijn vraag en wil de B&B in Lemé contacteren, maar op internet is zelfs na lang zoeken
geen telefoonnummer te vinden. Onterecht denkt hij dat het een probleem is als de B&B-gast iemand anders is dan degene die betaalt. Wat een onzin!
Uiteindelijk stemt hij toch in en kan ik met mijn reservatie
op zak vertrekken. Gisterenavond heb ik de route voor
vandaag bestudeerd en me voorgenomen om te proberen langs het Canal de la
Sambre à l’Oise te fietsen, ook al geeft de GPS een andere route aan. Het wordt
een avontuur, vooral omdat ik niet weet tot hoe ver ik langs het kanaal
kan fietsen. Er is immers geen geasfalteerd jaagpad. Soms is het een verharde
weg met twee sporen, soms enkel een fietsspoor overgroeid door gras, soms moet
ik te voet verder en loopt het pad onverwacht ten einde. Dan moet ik terug om aan de andere kant van het kanaal opnieuw te proberen. Als bij wonder
geraak ik vijfendertig kilometer ver tot Vadencourt. Onderweg kom ik langs de
dorpen Etreux, Vénérolles, Hannappes en Tupigny. Ter hoogte van Etreux maakt
het jaagpad langs het kanaal deel uit van de Van Gogh-fietsroute, een tip
voor later. Her en der zijn er exclusief mooie plekjes zoals aan de watermolen
van Hannappes, plekjes die nauwelijks opgemerkt en vergeten worden omdat hun
schoonheid te gewoon en alledaags is. In Vadencourt moet ik het kanaal verlaten,
enerzijds omdat het jaagpad wegens werken volledig afgesloten is, anderzijds
omdat ik naar het zuidoostelijk gelegen Guise wil. Een lokale fietsroute leidt
me door het dal van de Oise naar le Familistère in Guise, (www.familistere.com). De drie woonblokken met centrale binnenplaats onder
een glazen dak bestaan uit meer dan vijfhonderdvijftig appartementen en werden gebouwd door de
Franse sociaal geïnspireerde industrieel Jean-Baptiste André Godin (1817-1888). Godin begon op elfjarige leeftijd als metaalbewerker in het atelier van zijn vader. In
1837 startte hij een kleine fabriek op voor het produceren van gietijzeren
kachels en fornuizen. Negen jaar later verhuisde hij zijn succesvolle fabriek naar
Guise waar een spoorwegverbinding was. Geïnspireerd door Charles Fourier begon
hij in 1859 met de bouw van zijn Familistère, een vorm van sociale
woningbouw voor de arbeidersklasse. De appartementen waren voor die tijd
uitzonderlijk modern en comfortabel ingericht met stromend water en toilet. Hij
bouwde ook een aantal gemeenschappelijke voorzieningen zoals een school,
theater, bibliotheek, apotheek, winkel, zwembad en wasplaats. Omdat Godin tegen
kinderarbeid was, kon elk kind naar school gaan. De centrale woonblok is
vandaag een museum hoofdzakelijk gewijd aan Godin en zijn werk. Een
ander woonblok is nog bewoond. De buitenarchitectuur van het complex is
door decoratief gebruik van bakstenen bijzonder stijlvol. Mijn bezoek aan
het geheel duurt veel langer dan gepland. Meer dan twee uur heb ik er
rondgelopen. Het is halfzes als ik de site verlaat, boodschappen doe en verder
fiets. Ik kom langs de fabriek Godin chauffage et cuisine, die nog
steeds produceert. Iets verderop kan ik een stukje van de Voie Verte de
Guise à Hirson, Axe vert de la Thiérache volgen. Het veertig kilometer lange fiets- en
wandelpad tussen Guise en Hirson was vroeger een spoorlijn. Op een bankje langs
het pad kan ik picknicken, uitrusten en genieten van de beelden in mijn hoofd
van de voorbije dag. In Lemé, 43 Rue de la Nation, wacht de gastvrouw van de
B&B Nuit à l’Ostrale me op. Ze is prettig gestoord en ontvangt me met veel gepraat en vragen over mijn voorbije dag. Ik probeer snel te wennen. Als we de fiets in de schuur plaatsen,
steken een paar geiten hun kop boven de afsluiting van hun stal. Er zit niets
anders op dan kennis te maken met de hele geitenfamilie. Ze hebben allemaal een
naam met een betekenis. Zo werd Oreille geboren met een geplooid oor. Mijn
gastvrouw vertelt het allemaal met een aanstekelijk enthousiasme. Haar eigen
naam heeft ze nooit gezegd en ik heb het ook niet gevraagd. Dat ze met veel
zorg haar bezoekers wil verwennen is overduidelijk als ik de smaakvol ingerichte logeerkamer met
aparte badkamer betreed. Wit, grijs
en paars zijn de toonaangevende kleuren. Aan de ene kant van de kamer heb ik
uitzicht op de weide en de geitenstal, aan de andere kant geeft het raam uit op
de binnenkoer van de vroegere kleine boerderij. Nog een kleine wandeling leidt
door de weiden achter het huis terug naar de Rue de la Nation.
|
Le canal de la Sambre à l'Oise |
|
Le canal de la Sambre à l'Oise nabij het dorp Catillon-sur-Sambre |
|
Le familistère, sociaal woonblok opgericht door de industrieel Godin in het stadje Guise |
|
Een kachel van de Godin-fabriek tentoongesteld in een appartement van Le Familistère |
|
Le familistère - Guise - 1865 |
|
Maquette van le Familistère |
|
Le familistère - Guise |
|
Jean-Baptiste André Godin
(1817-1888) |
|
De huidige fabriek Godin |
|
Geiten op de boerderij van B&B ‘Nuit à l’Ostrale’ te Lemé |
|
De slaapkamer in B&B ‘Nuit à l’Ostrale’ |
15/05/2019: Lemé – Chevennes – La
Neuville-Housset – Châtillon-lès-Sons – Erlon – Dercy – Mortiers –
Brenton-sur-Serre – Laon – Chivy-lès-Etouvelles – Urcel – Monampteuil. (totaal 226 km).
Mijn gastvrouw wijkt geen seconde van de ontbijttafel. Het is niet prettig voor mij om tegelijkertijd te moeten eten en praten. Haar stokwoordje 'Dis donc' valt me meer en meer op. Straks krijg ik de slappe lach. Ik heb geen zin in haar praatjes over niets, zelfs al zou ik ze als een oefening Frans beschouwen. Het is 10 uur als ik aanzet richting Laon. Langeafstandsfietsers vinden dit te
laat en zo dacht ik er vroeger ook over. Tegenwoordig is dit voor mij zowat het
vroegst haalbare vertrekuur. Indien ik me zou haasten om een uur vroeger de fiets op te springen, zou ik 's middags al een wrak zijn. Het lukt gewoon niet
meer of althans niet dag na dag. Vandaag moet ik een pakketje opsturen. De hotelsleutel uit Landrecies stak gisteren nog in mijn
broekzak. Lang hoef ik mij om de sleutel niet te bekommeren. Lemé heeft geen vijfhonderd inwoners maar wel een postkantoor. In de buurt van Châtillon-lès-Sons duikt een parc
éolien van tweeëntwintig windmolens op. Protest tegen de bouw ervan is er waarschijnlijk niet geweest want in de verste
verte zijn geen huizen te zien. Onderweg heb ik al verschillende windmolenparken
gezien. Het geeft de indruk dat Frankrijk heel veel duurzame energie heeft.
De cijfers spreken dit echter tegen. Slechts veertien procent van de verbruikte energie in
Frankrijk is duurzaam. Na veertig kilometer duikt de heuvel op met het stadje Laon. Het
is de vierde keer dat ik hier ben. Op 11 augustus 1999 waren Dirk, Filip en ik
afgezakt naar de buurt van Laon om de volledige zonsverduistering mee te maken. Het was een unieke ervaring. Plots hielden alle vogels op met zingen als het op de middag schemerdonker werd. We bezochten toen de stad
Laon die overrompeld werd door toeristen. Een tweede maal was ik samen met Joris op 1 april 2005 in Laon tijdens de fietstocht van Leuven naar Parijs. Hetzelfde plan hadden
Stefaan en ik in 2013. We zijn op 9 april in Laon aangekomen en moesten ’s
anderendaags onverwacht terug huiswaarts. Laon is gebouwd op een langgerekte heuvel
in een volledig vlak landschap. Op de heuvel piekt de kathedraal er bovenuit.
Ik fiets door de benedenstad tot aan de rand en dan is het meteen steil klimmen
langs de Rampe de Marcel en de Rue de l’Eperon. Ik kruip met een slakkengangetje te voet naar
boven. Het is ruim na het middaguur als ik in de bovenstad op zoek ga naar een plat
du jour. De meeste restaurants zijn al dicht. In Le Parvis tegenover de
kathedraal ontvangt men mij met plezier. Laon is net als Le Quesnoy een
versterkte stad. Na een bezoek aan de 12de eeuwse kathedraal fiets
ik langs en op de eeuwenoude vestingmuren opgetrokken uit natuursteen. De
rondrit brengt me langs twee middeleeuwse poortgebouwen: de Porte d’Ardon en de
Porte des Chenizelles. Omdat ik me soms wat hulpeloos voel zonder streekkaart zoek ik de enige boekhandel van de stad Librairie Bruneteaux in
de Rue de Saint-Jean. De winkeldame is behulpzaam en heeft zin in een praatje. Eigenlijk is haar zoon de eigenaar maar zij springt af en toe bij.
Al vier generaties lang beheert de familie de boekhandel. Ik wijs naar een foto. “C’est mon mari et notre fils”. Sinds haar man enkele jaren geleden gestorven
is, schrijft ze hem elke dag een brief. Het is haar manier om nog met hem samen
te zijn. Ontroerd door haar verhaal verlaat ik de stad via de Rue de la Libération
langs de Porte de Soissons en zet koers richting Monampteuil. De laatste
kilometer tot mijn verblijfplaats Ferme du Château leg ik te voet af. Het
dorpje Monampteuil dat amper honderdveertig inwoners telt ligt op een heuvel. Op de twee
heuvels van vandaag na is de route tot nu toe vlak geweest. De naam Ferme du Château is misleidend. Een boerderij is het niet, en een kasteel
is er al helemaal niet of niet meer. Misschien is het gebouwencomplex ooit een
boerderij geweest. Het vakantieverblijf is vooral gericht op gezinnen en groepen. Er zijn
tal van voorzieningen zoals een restaurant, recreatieruimten en een overdekt
zwembad. Ik trek erop uit voor een picknick in de volle natuur en ontdek enkele
honderden meter verder een prachtig uitzicht over een groene vallei.
|
Het kerkje van Chevennes |
|
In de omgeving van Châtillon-lès-Sons |
|
Het stadje Laon op een heuvel |
|
De steile straat Rue de l’Eperon naar de bovenstad van Laon. |
|
De kathedraal Notre-Dame de Laon. |
|
De kathedraal Notre-Dame de Laon. |
|
Place du Marché nabij de kathedraal. |
|
de stadspoort Porte d'Ardon van Laon. |
|
De stadspoort Porte des Chenizelles van Laon. |
|
Église Saint-Martin in Laon
|
16/05/2019: Monampteuil – Pargny-Filain – Les Bovettes –
Vailly-sur-Aisne – Chassemy – Braine – Arcy-Sainte-Restitue – Servenay –
Beugneux – Armentières-sur-Ourcq – La Croix-sur-Ourcq – Latilly - Sommelans – Bonnesvalyn
– Buire – Étrépilly – Château-Thierry. (totaal 294 km).
Ik ben een dag te vroeg uit Laon vertrokken om de start van de derde rit van Les quatres jours de Dunkerque mee te maken. Er wordt geen vier dagen maar zes dagen gekoerst, een eigenaardigheidje van deze wielerwedstrijd. (www.4joursdedunkerque.com). Mijn vijfde rit start zuidelijker in Monampteuil. Aan de
ontbijttafel zit een groep gepensioneerde vrienden, de enige andere
gasten in Ferme du Château. De mannen van de groep zaten tientallen jaren geleden samen in de klas
op een landbouwschool. Ik verlaat samen met hen het vakantieverblijf, zij met
de auto, ik met de fiets. De kortste route naar Château-Thierry is vijfenzestig kilometer. Als
ik de drukkere wegen wil vermijden geeft mijn GPS negentig kilometer aan.
Dan liever de korte route. Misschien valt het verkeer wel mee. Het begint vrij
heuvelend. Na tien kilometer is er een steile afdaling van anderhalve kilometer tot het
dorpje Vailly-sur-Aisne. Er staat een riant landhuis te koop, een klein
kasteeltje. Terwijl ik op een muurtje smikkelend een flantaartje eet, vraag ik aan een
voorbij wandelende vrouw met hondje of het haar optrekje is. Ik heb prijs en kom alles te weten. De eigenares is verhuisd naar haar appartement in Reims. Ze
is te oud om hier nog alleen te wonen. Het kasteeltje staat al een tijd te
koop. Ze raakt het niet kwijt en de prijs is gedaald tot zeshonderdduizend euro. Ik
verslik me! Wablief, dat is voor niets! Zo’n prachtig domein. Volgend jaar ben
ik je nieuwe buurman, verzeker ik haar. Dat vindt ze best grappig maar misschien woont ze
hier dan zelf niet meer want haar huis, ook eigendom van de kasteeldame, staat
eveneens te koop. Het is vandaag lastiger fietsen dan de voorbije dagen.
Enerzijds begon het deze morgen heuvelachtig waarbij ik een paar lange
hellingen te voet moest doen en anderzijds komt de wind niet langer uit het
noorden maar eerder uit het oosten wat meer zijwind geeft. Het is nog steeds
zonnig doch hier en daar hangen witte wattenwolkjes. De voorbode van regen? De uitgestrekte lege akkers langs de drukke D22 na Braine vervelen snel. Verveling inspireert. Ik zoek een alternatieve route naar Château-Thierry. Liever enkele kilometers meer langs kleine dorpjes en stille kronkelwegen dan het drukke verkeer dat stinkend zeurt en kwelt. Het extra trappen brengt me langs prettige hoekjes en kantjes die voor wie hier woont nietszeggend zijn. Alleen een fietser die moeite doet tot hier te
komen, bekijkt deze bijna in vergetelheid verloren en in verlorenheid vergeten
plekjes op een andere manier. De ruïne van het Château d’Armentières, opgeslokt
door een verloederde boerderij, het kerkje van La Croix-sur-Ourcq in belabberde
toestand, de lavoir van Étrépilly, de grote vierkantshoeven met torengebouw,
bloeiende koolzaadvelden, het geluid van de eerste krekels, …… En dan twee
kilometer steil dalen tot in het stadje Château-Thierry. Zonder remmen vlieg je
gegarandeerd uit de bocht. Het hotel Hexagone ligt aan de drukke Avenue
D’Essômes, 50. Ik ben opgelucht als de receptionist me een uitweg biedt naar het centrum langs de Marne die aan
de achterkant van het hotel stroomt. Te voet langs het jaagpad ben ik na vijftien minuten in het hart van de stad. De stad heeft zijn naam te danken aan
de Frankische koning Theuderik IV (†737). Het is ook de geboortestad van de
fabeldichter Jean de La Fontaine (1621-1695). Zijn witmarmeren standbeeld staat
op het rondpunt aan de oever van de Marne met op de verre achtergrond het
stadhuis. Op de Place de l’Hôtel de Ville in restaurant Il Calcio zijn alle tafels nog
vrij ook al loopt er heel wat personeel. Ze verwachten zo te zien veel volk. Als de
laatste resten van de vegetarische lasagne van mijn bord zijn geschraapt, zit
het eethuis behoorlijk vol. Ik beklim achter het stadhuis de tientallen
trappen om te wandelen rond de vestingmuren van de kasteelruïnes. 22h: terug in
het hotel. Omdat ik nog steeds met een herlaadkaart werk, geen gsm-abonnement
heb en dus mijn gsm-gebruik moet beperken tot sms’en om niet zonder gsm te
vallen, doe ik elke dag mijn volgende dagtripvoorbereiding en
overnachtingsreservatie via de wifi van het hotel. Anderhalf uur ben ik nog
bezig op het kleine gsm-schermpje.
|
Een grote vierkantshoeve |
|
Langs de D229 ten zuiden van Beugneux staat in de vlakte van
Chalmont het Monument National de la seconde bataille de la Marne (1914-1918).
De monumentale beeldhouwwerken ‘La France’ en ‘Les Fantômes’ zijn van de Franse
beeldhouwer Paul Landowski (1875-1961). |
|
Monument National de la seconde bataille de la Marne: Les Fantômes.
|
|
De ruïne van Le Château d'Armentières |
|
Het kerkje van La Croix-sur-Ourcq. |
|
Het dorp La Croix-sur-Ourcq. |
|
Le Lavoir de Etrépilly - Rue de Saint-Leu. |
|
De cruiseboot en B&B Johanna uit Brugge ( www.bargejohanna.com ). |
|
Het stadhuis van Château-Thierry. |
|
het standbeeld van de fabeldichter Jean de La Fontaine (1621-1695). |
|
Uitzicht op Château-Thierry vanop de ruïne van de burcht. |
17/05/2019: Château-Thierry – Azy-sur-Marne
– Chézy-sur-Marne – La Chapelle-sur-Chézy – Viels-Maisons – Verdelot – Villeneuve-sur-Bellot
– Bellot – La Ferté-Gaucher – Courtacon – Provins. (totaal 350 km).
Vandaag
is het de laatste etappe tot mijn eerste doel Provins. De GPS wil me direct
de weg opsturen terwijl ik zo lang mogelijk langs de Marne wil fietsen. Volgens google-maps is er zuidwaarts van Château-Thierry een onverhard jaagpad. Een hobbelige
lommerrijke aardeweg leidt tot het dorpje Azy-sur-Marne. Onderweg komen de
eerste wijngaarden op de heuvelflanken langs de Marne in zicht. In
Azy-sur-Marne maakt de rivier een bocht naar het westen, de verkeerde richting
voor mij. Het is opnieuw de beurt aan de GPS die mij langs kleine dorpen zoals
Chézy-sur-Marne, La Chapelle-sur-Chézy, Viels-Maisons, Verdelot en
Villeneuve-sur-Bellot gidst. In het laatste dorpje, op een bouwvallig muurtje aan een onverzorgd verwilderd hoekje langs het riviertje Petit Morin,
overschaduwd door struiken en bomen, op het einde van een
doodlopend stukje grindweg, aan een vroegere watermolen,….. precies daar waar iedereen het
ongezellig zou vinden, haal ik fruitsap, brood en kaas uit mijn fietstassen. Ik moet dringend iets eten om een flauwte voor te zijn. Het hele waslijstje voorwaarden waaraan een picknickplek moet voldoen verschrompelt door de honger.
Achter het muurtje liggen een paar weggegooide blikjes. Dat verdraag ik niet.
Onder de netels en bramen ligt nog meer weggegooid afval dat ik verzamel en op
een hoop aan de rand van de grindweg leg. De pijn van mijn geschramde en
genetelde handen wordt door de fietsinspanning overstemt. Voorbij Bellot komt een lastige klim van een paar kilometer. Nadien volgt een rechte eindeloze
lange weg van zesendertig kilometer tot Provins. De noordenwind is er niet meer om te helpen.
Het is windstil en bewolkt. La Ferté-Gaucher is op een paar kleine gehuchten
na, het enige grote dorp onderweg. Een uniek open landschap van grote akkers
met allerlei kleurschakeringen van groen en bruin, licht heuvelend, hier en
daar struikbosjes en massieve bossen op de heuvels. Buitengewoon prachtig en
alleen per fiets absorbeert je lichaam het landschap tot in elke vezel. Met de auto mis je de totale beleving en is het net alsof je de streek verkent met Google Street View. De
laatste twee kilometer tot Provins zijn dalend en eindigen in de Rue de
Courloison. Bij nr. 17 moet ik zijn. Is dit mijn B&B? De gevel
is een eeuwigheid geleden in het oranje geschilderd en zit onder het zwarte
vuil van het voorbijrijdende verkeer. Het is waarschijnlijk ooit een
winkeltje geweest. Niemand beantwoordt de bel. Door de gordijnspleet is een
rommelig boeltje te zien. Ik ben niet meer zo zeker of ik een slaapplaats heb
voor de komende nacht, ook al heb ik geboekt via booking.com en werd het voorgesteld
als een hotel. De foto’s op internet beloofden een propere nette kamer. Het
Office du Tourisme is in de bovenstad. Tanguy vindt een telefoonnummer van Lion Blue Lodge en heeft snel iemand aan de lijn. Om 18h zal er iemand zijn.
Ik heb nog een uurtje om een eerste indruk van de stad op te doen. Met het
beeld van het verwaarloosde huis in mijn hoofd lijkt het moeilijker Provins
mooi te vinden. Om 18h sta ik opnieuw aan een gesloten deur tot een half uurtje later in de verte een vrouw in kleurrijke kledij naar me zwaait. Haar gezicht
is niet te onderscheiden van haar volumineuze zwarte haardos. Naast haar een
jongere man. Meteen krijg ik een hele lading excuses met veel gelach over me
heen. Ik voel me wat onwennig doordat ik blanke mensen had verwacht. De
jongeman zegt niets en kijkt me zelfs niet aan. Binnen is het
inderdaad een rommel. De kamer is ondefinieerbaar. Is dit nu een keuken? Een
living? Een bureau? Of misschien een slaapkamer aan de dekens in de zetel
te zien. Het ruikt er niet fris. Alles is viezig vuil. Betaal ik hiervoor zestig euro per nacht zonder ontbijt? De sympathieke en goedlachse Valérie neemt me
mee naar de eerste verdieping. De kamer, die ik niet de mijne wil noemen is versleten, zelfs het behang. De lakens en dekens hebben al vele generaties gediend. Ze zijn dan
wel proper maar absoluut niet uitnodigend om er tussen te kruipen. Van je eigen
lakens verdraag je veel, ook als ze er grauw uitzien, maar niet in een B&B. De badkamer deel ik waarschijnlijk met anderen. Er hangen
gebruikte handdoeken en er staan spullen van anderen. Op blote
voeten durf ik niet rondlopen. Aan Valérie ligt het niet. Ze is een aimabele vrouw, de eerste gastvrouw trouwens van wie ik de naam ken. Ik maak dat ik zo snel mogelijk het huis uit ben en de stad intrek om te eten. De pizzeria l’Ostéria op de Place Honoré de Balzac lijkt
mij een veilige keuze. Waarom ik nadien zolang in de stad rondgeslenterd heb
tot het schemerde, tot ik bijna door mijn vermoeide benen zakte, tot alle
straten al lang levenloos waren,…..had misschien iets met het huis te maken
waar ik moest slapen.
18/05/2019: De kamer is de vorige nacht
een beetje de mijne geworden. Toch leg ik tijdens mijn ontbijt niets
rechtstreeks op het tafeltje. Het brood ligt op de broodzak, de kaas blijft in
zijn eigen verpakking en ik gebruik mijn eigen bestek dat op het doekje ligt
waarin het gewikkeld zat. Ik heb de
neiging de waterkoker onnodig veel te spoelen en de kop heb ik grondig gewassen
met heet water. Mijn plotse smetvrees is ongegrond en onredelijk. Douchen gebeurt met nog meer
omzichtigheid en het spijt me heel hard dat ik geen eigen handdoek heb
meegebracht. Ik noteer het in mijn gedachtelijstje van vergeten spullen onder een gilet jaune, een extra lange broek en een paar extra T-shirts. Als ik de stad
intrek is Valérie niet meer thuis. Haar zoon Samuel staart naar zijn scherm,
kijkt niet op en mompelt wat als ik goede morgen zeg. De hele dag trek ik de
stad te voet rond, soms lukraak door kleine straatjes, soms gericht op
zoek naar een monument aangegeven op het stadsplan. In de benedenstad is de
tuin rond de villa van de weldoener Victor Garnier (1783-1878) een verborgen
pareltje. Aangrenzend ligt de Boulevard d’Aligre -die geen boulevard is- met in
het midden een smal kanaaltje tussen rijen hoge bomen en eindigend aan de
middeleeuwse stadsmuren van de bovenstad. Een wandeling langs en op de muren
van de Porte de Jouy tot de Porte Saint-Jean biedt weidse uitzichten over de
stad en het glooiende achterliggende akkerland. Zoiets is onvindbaar in
Vlaanderen maar dus wel op fietsafstand bereikbaar bij de zuiderburen. In
restaurant La Table Saint-Jean wil de ober net het overtollige servies wegnemen van het
tafeltje waar ik zit en dat voor twee gedekt is, als een man die aan een andere tafel wou gaan zitten vraagt of het stoort als hij bij me komt zitten. Ik
word begroet door Alain, een vlotte prater van mijn leeftijd. Onverwacht,
onaangekondigd en onbekend gezelschap overkomt me uiterst zelden. Als ik er
iets aangenaams wil van maken voor hem en ook voor mezelf zal ik mijn uiterste
best moeten doen en hij zal wat trager moeten praten. Hij heeft filosofie
gestudeerd en vervangt afwezige lesgevers die opleiding geven
bij AFPA (centre de formations professionelles pour adultes). Zo reist hij het
hele land door en werkt soms weken op dezelfde plaats. Hij heeft net een interim wiskunde in de buurt beëindigd en start maandag ergens anders. Tussen de opdrachten door
bezoekt hij naburige plaatsen. Dit weekend is Provins aan de beurt. Misschien beschouwt
hij mij als een cursist en doet hij extra zijn best om alles traag en
begrijpelijk uit te leggen. Hij zou een uitstekende gids voor Frankrijk zijn.
Het is al namiddag en ik moet het lijstje met bezienswaardigheden nog
beginnen: La Tour César, la Collègiale Saint-Quiriace, la Grange aux dîmes en
het Musée de Provins. De historische gebouwen liggen in de buurt van de Place du
Châtel waar elke toerist langskomt. Eveneens in de bovenstad zijn een tweetal
van de ruim honderd middeleeuwse gotische kelders toegankelijk voor het
publiek. In de ene kelder in de Rue de Jouy is de middeleeuwse boekwinkel Le
Roy Lire gevestigd, de andere is een verkooppunt voor de streekkaas Brie de
Provins ( www.briedeprovins.com ). Voor een bezoek aan Les Souterrains moet je naar
l’Hôtel-Dieu aan het einde van de Rue Saint Thibault, de
verbindingsstraat tussen boven- en benedenstad. Voor wie echt van de Middeleeuwen
houdt, mag midden juni het tweedaagse fête médiévale niet missen. Op het feest
zijn dit jaar Baudouin IV de Hainaut en Alix de Namur, de twee reuzen van Ath
uitgenodigd. ( www.provins-medieval.com ). Tijdens mijn boodschappen ’s avonds in de Monoprix
regent het zo hard dat ik een paraplu moet kopen. Ik eet op mijn kamer en als
later op de avond een bizarre geur de kamer binnendringt verzin ik een smoes om
naar beneden te gaan. Op het keukenaanrecht liggen stapels kippenbillen.
In een tweetal pannen sist het vet van de bradende kippen. Ik begrijp het
meteen. Valérie had gisteren gezegd dat ze in een snackbar werkt. Ik kan
onmogelijk meteen terug naar boven gaan en laat haar vertellen over haar
werk. Terug boven kijk ik naar het Eurovisiesongfestival! Deprimerende
melodieën. Ik zap weg naar andere programma’s en af en toe kijk ik opnieuw, hopend op een leuk liedje. Ik zap telkens weer weg.
|
De Stadspoort La Porte Saint-Jean van Provins. |
|
l'église Saint-Ayoul in de benedenstad van Provins. |
|
De overdekte markt van Provins |
|
Trappen naar de bovenstad van Provins |
|
Zicht op de daken van Provins |
|
La Collégiale Saint-Quiriace in Provins |
|
Het 15de eeuwse icoon 'La Sainte Trinité' in het museum van Provins. |
|
La Tour César in Provins |
|
Het dakgebinte van La Tour César |
|
Een straatje in Provins |
|
La Place du Châtel in Provins |
|
La Place du Châtel in Provins |
|
Le jardin Garnier in de benedenstad van Provins. |
|
Les remparts van Provins |
|
Les remparts van Provins |
|
De boekhandel ‘Le Roy Lire’ in een gotische kelder in de Rue de Jouy. |
|
De lokale kaas 'Brie de Provins' te koop in een gotische kelder |
19/05/2019: Provins –
Saint-Martin des Champs – Villiers-Saint-Georges – Montceaux-lès-Provins –
Courgivaux – Esternay – Les Essarts-lès-Sézanne – Lachy – Baye – Champaubert –
La Caure – Montmort-Lucy. (totaal 411 km).
Als het al eens anders verloopt dan gepland, kan dat best leuk zijn. Samuel ligt onder een deken op de zetel naar zijn scherm te kijken terwijl ik
de tassen aan mijn fiets hang en wil vertrekken. Ik schuif het gordijn van voor
de buitendeur weg en zie dat het opbouwslot geforceerd is. Wat is me dat nu? Samuel, die nog niets heeft gezegd, reageert nauwelijks als ik
hem op het probleem wijs. Ik roep Valérie. Haar peignoir dichtknopend en met
een wiegende haardos zo groot als een luchtballon verschijnt ze verschrikt aan
de deur. Ze begrijpt het niet, kan geen verklaring bedenken en kijkt beteuterd. Nu pas herinner ik mij deze nacht gestommel in de kamer boven mij
gehoord te hebben en iemand is de trap afgekomen maar meer herinner ik me niet.
Daar heeft Valérie een uitleg voor. Er logeerde nog een vrouw in huis.
Het kapotte slot blijft een mysterie maar het moet wel gerepareerd worden. Ze
kijkt me aan en ziet in mij een handige man. Waarom vraagt ze het niet
aan haar zoon denk ik dan. "Goed, ik wil het proberen". Ze stuurt Samuel naar
haar wagen om de gereedschapskist te halen. Van die gelegenheid maak ik gebruik
om naar Samuel te informeren. Valérie heeft geen geheimen en vertelt alsof
we intimi zijn die nog niet alles gezegd hebben. Samuel is autistisch. Ze heeft er al een lang
traject opzitten om hem zo goed mogelijk te begeleiden. Ze vertelt alles met
een lach. Hij is nu eenentwintig jaar en werkt in een beschermde werkplaats. Als Samuel terug is, zoek ik een juiste schroevendraaier en herstel het slot. De vijzen
zitten niet stevig vast. Een lichte duw van buitenaf en de dieven staan binnen. Ze
is blij dat ik het slot hersteld heb maar dat heb ik niet en ik benadruk dat het
slot met langere schroeven herbevestigd moet worden. Terwijl ik haar
eergisteren wat verwijtend zou aangekeken hebben omdat ze zestig euro vraagt voor een vieze kamer, zou ik nu een dagje willen blijven en haar
helpen. Ze heeft het waarschijnlijk niet gemakkelijk om de eindjes aan elkaar
te knopen. Het zonnige weer is voorbij en ik betwijfel of ik zonder regen Montmort-Lucy zal halen. De zonnecrème blijft opgeborgen. Om de weg niet onnodig
lang te maken fiets ik tussen Montceaux-lès-Provins en Esternay acht kilometer
langs de N4, een drukke Route Nationale. Onverantwoorde risico’s nemen omdat ik niet wil geloven dat een ongeval ook mij kan overkomen, mezelf beliegen
met argumenten dat ik voorzichtig ben, dat er op zondag geen vrachtwagens
rijden, dat de kans toch klein is,….allemaal juist tot het spijtig is. Ik kom
er zonder kleerscheuren door, al ben ik een paar keer op mijn fiets in elkaar
gekrompen door de raketsnelheid van enkele autobestuurders. In Esternay kan ik
mijn middagpicknick op het marktpleintje bij het gemeentehuis aanvullen met een
paar verse ontbijtkoeken. Het dorp heeft in tegenstelling tot vele andere
dorpen nog een bakker die bovendien op zondag open is. Er hangt boven Esternay
een gigantisch zwarte wolk als een dreigend ruimteschip dat weldra bij de
landing alles zal verpletteren. Nu moet ik gokken. Hier schuilend wachten op de
stortbui of verder fietsen en hopen het volgende dorp te bereiken. Het eerste is verveling, het tweede spannender. Ik waag het erop. De stortbui
komt er niet meteen maar ik moet onderweg mijn regenjas aantrekken en in Les
Essarts-lès-Sézanne sta ik in een smal portaal, de hielen tegen de deur gedrukt
om zo droog mogelijk te blijven. Het giet water. De lucht smaakt heerlijk
gezond en is makkelijker in te ademen. Fris en ruikend naar de hemel klettert de regen en zuivert hij de met aards vuil verzadigde
mensenlucht. Ik val bijna achterover als plots de deur opengaat. Per ongeluk
moet ik met mijn schouder op de deurbel gedrukt hebben. Ik moet binnenkomen van
de man. Ik vind niet tijdig de juiste woorden in het Frans om uit te leggen
hoe heerlijk de regen wel is en dat ik liever buiten blijf. Ik sta al
binnen. De fiets moet ook binnen. Hij sluit de deur. In de veranda zitten zijn
vrouw, zijn stiefdochter en haar vriend. Hij is bouwvakker en als ik niets
vraag of zeg, is het meteen stil. Zijn vrouw en stiefdochter zijn van
Martinique afkomstig. De vriend heeft een nog donkerder huidskleur en is
eveneens in Martinique geboren. De vrouw puzzelt verder terwijl het jonge
koppeltje met de honden speelt. Waar er niet meteen interesse is in elkaar zijn honden een dankbaar onderwerp om een gesprek te beginnen. De
regen is al een tijdje gestopt als ze me ten langen leste laten gaan. Uiteindelijk arriveer ik toch doorweekt in hotel Le Cheval Blanc in Montmort-Lucy. Van zodra ik op mijn
kamer ben, hang ik mijn natte kleren op en blaas ik met de haardroger mijn
broek droog zodat ik comfortabel aan tafel kan gaan voor een klein menu. Het is
een Vlaamse avond. Aan een grote ronde tafel zitten drie koppels
uit West-Vlaanderen en aan de tafel achter mij twee koppels uit Aalst. De
West-Vlamingen verblijven ook in het hotel. Tot een gesprek komt het niet. Ik
hoor dat ze met de auto enkele dagen de streek rondtrekken om bij kleine producenten
champagne te kopen. Omdat het vandaag een overwegend vlak landschap was, heb ik
slechts enkele wijngaarden gezien. De man uit Meulebeke die op het einde van de
avond ontdekt dat ik ook Vlaming ben, zegt dat het vanaf hier naar Reims pittig
fietsen wordt.
|
Esternay. |
|
Het kasteel van Montfort-Lucy |
20/05/2019: Montmort-Lucy –
Chaltrait – Villers-aux-Bois – Gionges – Oger – Avize – Flavigny – Les Istres
et Bury – Plivot – Bisseuil – Avenay-val-d’Or – Germaine – Ville-en-Selve –
Ludes – Puisieulx – Saint-Léonard – Reims. (totaal: 485 km).
De kortste weg naar Reims is vijfenveertig kilometer. De fietsveilige route die de GPS voor me uitzoekt is tweeënzeventig kilometer. Na de akelige ervaring gisteren op de Route Nationale is het evident om de langste weg te nemen zelfs al is het koud en mistig. Het is zo koud dat zelfs met handschoenen mijn handen verkleumen en zo mistig dat mijn kleren snel klam worden. De route is aanvankelijk vlak tot het oostelijk
gelegen Gionges. Vervolgens fiets ik noordwaarts, wordt het heuvelachtig en beland ik tussen de wijngaarden rond Oger en Avize. Samen met de dorpen
Cramant en Mesnil-sur-Oger vormen ze La Côte des Blancs. Tussen de wijnstokken
liggen blauwe puntjes. Ik noem het puntjes omdat ik van ver niet kan zien wat
het is. Ik stap van de fiets, trek de wijngaard in en ben stomverbaasd als ik
zie hoeveel kleine stukjes plastiek er in de wijngaarden liggen, ontelbaar veel
in allerlei camouflagekleuren waardoor enkel de felblauwe opvallen. Het
is ongelofelijk, zelfs onvoorstelbaar veel. Hoe is dit mogelijk? Ik kan er geen
verklaring voor bedenken. Het onopgeloste mysterie is overal te zien. Hoe meer
ik kijk, hoe meer plastiek ik zie. Een paar kilometer verder werkt een jonge
vrouw in de wijngaard. Ze is van Luik en werkt hier al zeven jaar in de
wijnbouw. Voor haar is het geen mysterie. Tot
midden de jaren tachtig werd huishoudelijk afval niet gescheiden en bevatte het veel keukenafval. Het humusrijke afval werd fijn gemalen en als meststof tussen de
wijnstokken uitgestrooid. De onafbreekbare stukjes glas, plastiek, rubber,….
liggen nog steeds in de wijngaarden. De waarheid, ook al is ze logisch, wil niet tot me doordringen. Ik vraag het opnieuw aan een oudere wijnboer. Hij bevestigt het verhaal en
vertelt meer. Van oude wijngaarden wordt tegenwoordig eerst de vervuilde
bovenlaag afgegraven vooraleer nieuwe wijnstokken geplant worden. Hij vindt het
een goede zaak want de vervuilde gronden zijn geen reclame voor de dure
champagne. Hij beklemtoont dat er veel verbeterd is in de wijnbouw.
Insecticiden worden nauwelijks nog gebruikt en worden vervangen door feromooncapsules. De capsules hangen in de wijngaarden en verspreiden feromonen die de insecten weghouden of hun voortplanting verstoren. En is het
ene probleem opgelost, dan meldt zich een nieuw probleem. Over de
klimaatveranderingen hebben we het niet. De man van drieënzeventig jaar toont interesse voor mijn fiets. Hij is lid van een wielerclubje dat ook meerdaagse tochten maakt. Ja, tot zelfs in België! Ik feliciteer de sportieve zeventiger. Hij is een uitzondering onder de Fransen die de reputatie hebben niet graag te fietsen. Voorbij Avize is het
landschap opnieuw volledig vlak en zijn er geen wijngaarden. Les Istres et Bury
is een samensmelting van de twee parochies Istres en Bury. Het dorpje met twee kerken telt amper honderd inwoners. Het alleenstaande natuurstenen kerkje Église
Sainte-Hélène des Istres met onbelemmerd uitzicht over de
akkerlanden is bouwvallig en verlaten. Het kerkhof is overgroeid met gras en
struikjes. Het kerkje heeft een Wikipedia pagina waarop haar geschiedenis en
architecturale waarde wordt beschreven. Sinds 1927 is het kerkje een beschermd
monument. In 1999 werd het dak weggeblazen door een storm en vervangen door
staalplaat. Om de klokkentoren werd een ceintuur bevestigd om instorting te
voorkomen. Of haar lange geschiedenis genoeg sympathie weet op te wekken bij de
komende generatie die over haar lot zal beslissen is niet zo zeker. Na een
picknickje aan een meertje in Plivot kruis ik in Bisseuil de Marne en
het parallelle kanaal. Daarna wordt het zeer heuvelachtig in het Parc de la Montagne de
Reims en duiken opnieuw veel wijngaarden op. Het hoogste punt van mijn dagtrip ligt op tweehonderdtachtig meter tussen de
dorpjes Ville-en-Selve en Ludes. De laatste twintig kilometer zijn aanvankelijk dalend tot
het dal van de Vesle. Het kronkelriviertje ligt langs het parallelle Canal
de la Marne à l’Aisne dat ik vanaf Saint-Léonard tot Reims volg. Ik blijf de GPS trouw -ik heb nog geen stadskaart- ook al maakt hij een ruime bocht door de stad tot mijn logeeradres. De fiets neem ik mee op de studio van Séjours & Affaires, 25 Rue Edouard Mignot waar
hij twee dagen en drie nachten op slot gaat. Het
centrum van Reims is op wandelafstand. La Place Drouet d’Erlon, een brede wandelboulevard met lindebomen en grote terrassen aan de vele restaurants
en café’s is het commerciële hart van de stad. Veel studenten, weinig fietsers ondanks dat Reims vlak is. Enkele jongeren verplaatsen zich met een elektrische step. Een paar straten
verder, aan de kathedraal Notre-Dame is het rustiger. Je hebt een verrekijker
nodig om de talloze beelden te bestuderen. De kathedraal heeft er een lang leven
op zitten en heeft zelfs haar ergste verwondingen overleefd. Later op de avond
lees ik op internet dat er op zolder een herdenkingsplaat hangt als eerbetoon
aan de Amerikaanse kapitalist John D. Rockefeller (1874-1960), die een grote financiële bijdrage schonk om de zwaar beschadigde
kathedraal na WOI te restaureren. Op 19 september 1914 werd de kathedraal door Duitse obussen getroffen en brandde het volledige dak af.
De vierhonderd ton smeltend lood van de dakbedekking werd door de gargouilles
uitgespuwd. In totaal heeft de kathedraal tijdens de oorlog driehonderd obussen moeten incasseren en werd zestig procent van de stad vernield.
|
La Côte des Blancs, wijngaarden nabij het dorp Oger. |
|
Plastics in de wijngaarden afkomstig van huishoudelijk afval uit de jaren 80. |
|
In de buurt van het dorp Oger. |
|
l'èglise Sainte-Hélène des Istres in Les Istres et Bury. |
|
Le canal lateral à la Marne in Bissueil. |
|
Een wijnboer in Avenay Val d'Or. |
|
Het dorpje Avenay Val d'Or. |
|
Le Centre des Congrès langs het canal de l'Aisne à la Marne in Reims. |
21/05/2019: Reims.
De zon en de warmte zijn terug. De
paraplu en regenjas blijven op de studio. Nu ik een stadsplan heb, kan ik
nagaan of fietsers en voetgangers van de overkant van het kanaal aansluiting hebben naar het park dat tot voorbij het station reikt. Dat blijkt
niet zo te zijn en is ook de reden waarom de GPS mij gisteren geen kortere weg
naar het hotel kon geven. Een fietsbrug over het kanaal en over de drukke
Boulevard Paul Doumer naar de Jardin de la Patte-d’Oie, en een tunnel onder de drukke weg Rue Bir Hakeim die het park middendoor snijdt zou de overkant van het kanaal autovrij met het station verbinden. Een fietsveilige en gebruiksvriendelijke infrastructuur brengt vanzelf het fietsverkeer op gang. Na mijn
studiewerk trakteer ik mezelf op een vegetarische schotel in La Vege Table,
23 Passage Talleyrand. Mijn ontbijt een paar uur geleden was beperkt tot de
restjes van gisteren. De vegetarische schotel is een tegenvaller. Je kan er nog
geen muis mee voeden. Ik mis het Lekker-GEC-restaurant in Gent. Niet veel later
zit ik opnieuw aan tafel, dit keer voor een goed gesuikerde pannenkoek en thee
in de tearoom Louise in de Rue Marx Dormoy. De kathedraal heb ik intussen al
bezocht, een rondgang uit noodzaak om bij
mijn thuiskomst geen cultuurbarbaar genoemd te worden. De duizenden weetjes over de kathedraal zou ik nooit onthouden en dus heb ik mij beperkt tot het bekijken van dit gotische
meesterwerk. Het volgende monument op mijn lijstje is de Basilique Saint-Remi. Dit
is de zoveelste kerk in mijn leven en toch kan ik het niet laten binnen te
gaan. Het is pas als ik in het aanpalende museum voor een witmarmeren graftombe
met hoogreliëf sta dat ik plots meer wil weten. De sarcofaag straalt klasse en
rijkdom uit. Het reliëf is een jachttafereel waarbij Flavius Jovin een leeuw
doorboort met zijn speer. Aan hem behoorde de beschadigde graftombe. Een paar armen en paardenpoten zijn afgebroken. Flavius Jovin was een Romeins
legeraanvoerder, geboren in Reims omstreeks 310 en overleden in 370. Hij liet
in Reims de eerste kerk l’église Saint-Agricole et Saint-Vital bouwen
waar hij begraven werd in de graftombe die hij uit Italië liet komen en waar ik
nu naar kijk. In de 13de eeuw werd op de plaats van de
kerk de abdij Saint-Nicaise gebouwd die op haar beurt vernield werd bij de
Franse revolutie. De kelders van de abdij zijn bewaard gebleven en maken nu deel uit van de gebouwen van Champagne Taittinger (www.taittinger.com). Het domein is
toegankelijk. Voor een bezoek aan de kelders ben ik te laat. Inkopen voor
het avondeten en het ontbijt voor morgen -zonder champagne- doe ik ondergronds in de supermarkt van
het winkelcentrum op de Place Drouet d’Erlon om dan net alsof ik in Reims woon,
in mijn studio te eten en TV te kijken.
|
Le Cirque in het Parc de la Patte d'Oie in Reims |
|
La Fontaine Subé op de Place Drouet d'Erlon in Reims. |
|
Le Carrousel Vénitien in de Rue Condorcet. |
|
Place Drouet d'Erlon |
|
Te restaureren bioscoop in de Rue de Thillois. |
|
La Cathédrale Notre-Dame de Reims. |
|
La Cathédrale Notre-Dame de Reims. |
|
La Cathédrale Notre-Dame de Reims. |
|
La Cathédrale Notre-Dame de Reims en Le Palais du Tau. |
|
La Basilique Saint-Remi. |
|
La Basilique Saint-Remi. |
|
La Basilique Saint-Remi. |
|
De graftombe van Flavius Jovin (†370) in het museum Saint-Remi. |
|
Le Passage Talleyrand in Reims. |
|
Le Passage Talleyrand in Reims. |
22/05/2019: Reims –Epernay.
De overdekte
markt Halles du Boulingrin ligt op enkele minuten wandelen van het station. Ze
symboliseert de toekomst en heropbouw van Reims na de eerste wereldoorlog.
Sinds 1990 is het een beschermd monument en zeven jaar geleden werd de overdekte markt na een grondige restauratie heropend. Daarna neem ik de trein naar Epernay, de
hoofdstad van de champagne. Tussen Rilly-la-Montagne en Germaine spoort de
trein drie kilometer door een tunnel dwars door La Montagne de Reims. Epernay
ligt op een lichte helling aan de oever van de Marne. Ik volg de bordjes naar het Office du Tourisme want
zonder stadsplannetje raak ik niet ver. Ernaast staat het stadhuis met
omliggend park. Het voormalige herenhuis en omgeving behoorden toe aan Auban
Moët, een handelaar in champagne. Ik sta aan het begin van de Avenue de
Champagne met prachtige landhuizen die als kastelen schitteren en waar
verschillende champagneproducenten zijn gevestigd. Moët et Chandon (www.moet.com) beschikt over achtentwintig kilometer kelders
uitgehouwen in het krijtsteen onder Epernay, waarin honderd miljoen flessen
champagne rijpen. Een fenomenaal getal waarvan ik denk dat het een drukfout is op de Wikipedia pagina van Moët et Chandon. Het is heerlijk wandelen op de avenue met zijn brede en van
boompjes voorziene voetpaden. Halverwege de Avenue de Champagne
heeft ook het Syndicat Général des Vignerons de la Champagne zijn zetel in een stijlvol U-vormig gebouw. (www.sgv-champagne.fr). Het syndicaat verenigt de kleinere
champagneboeren. Op het
plein binnen de U-vorm is een bar met terras. Aangezien ik de enige bezoeker ben,
heeft de man van dienst tijd voor een babbel. Hij is zelf champagneboer en kan
hier zijn champagne en die van zijn collega’s promoten. De man biedt me een glas Champagne
Yveline Prat van zijn wijngaard aan. Op het einde van de avenue bevinden
zich de art-nouveaugebouwen met de zesenzestig meter hoge toren van het champagnehuis De
Castellane (www.castellane.com). Het
bedrijf heeft negen kilometer kelders in de krijtrotsen van Epernay. In het
hoofdgebouw is een champagnemuseum gevestigd. Geprikkeld door de decadente
aantrekkelijkheid van rijkdom wandel ik langs de avenue terug om de keurig
verzorgde domeinen een tweede keer te bekijken. De tijd vertraagt niet door
rijkdom aan te staren. Het is na het sluitingsuur van de restaurants als ik terug in de stationsbuurt ben.
Alleen de Why Not, een klein restaurant in de Rue de Reims is nog open.
Een snelle hap is hier niet mogelijk maar ik heb geen andere keuze. Geduld
blijkt hier één van de ingrediënten te zijn. Er is veel tijd tussen de gerechten
om de smaak van herinneringen aan de voorbije fietsdagen te proeven. Het eten is bijzonder lekker en de onverwacht lange tijd in het restaurant pleziert me zelfs zonder champagne of wijn. Epernay is uiteraard groter dan de Avenue de Champagne. Het is echter
voor de andere bezienswaardigheden moeilijk de bezoeker nog te verbazen.
Inderdaad vind ik het Maison de la Lune en de Synagoge in neobyzantijnse stijl
wat gewoontjes alhoewel ze in vele andere steden zouden gekoesterd worden als
architecturaal bijzondere pareltjes. In de late vooravond sta ik in Reims aan
de bijna honderdjarige Bibliothèque Carnegie, genoemd naar de Amerikaanse
industrieel en weldoener Andrew Carnegie (1835-1919). Voor wie van art-deco
houdt, is het de moeite waard de publiek toegankelijke ontvangsthal en de leeszaal
te bezoeken.
|
Het stadhuis van Epernay. |
|
De tuin bij het stadhuis van Epernay. |
|
Avenue de Champagne. |
|
Avenue de Champagne. |
|
Avenue de Champagne. |
|
De gebouwen van de champagneproducent Castellane. |
|
La Bibliothèque Carnegie in Reims |
|
La Bibliothèque Carnegie in Reims |
23/05/2019: Reims –
Godveerdegem.
De trein huiswaarts vertrekt
op de middag
en de musea die ik nog zou kunnen bezoeken in Reims gaan pas in de namiddag
open. Er is dus geen reden om snel het hotel te verlaten. Na het douchen en
ontbijten ruim ik mijn spullen op en steek mijn eten en drank voor onderweg als laatste in de fietstassen. Ik verlaat om 10h het
hotel om wat lukraak door de stad te fietsen. Ik kom toevallig langs de
Synagoge in de Rue de Clovis en verder op mijn tocht langs de ruïnes van het Couvent des Cordeliers (klooster van de Franciscanen) in de Rue des
Trois-Raisinets. Ik babbel een poosje met een vrouw en haar bejaarde vader in
een rolstoel. Over de ruïne weten ze niets met zekerheid. De vrouw is
geïnteresseerd en googlet. Het klooster werd na de Franse revolutie omgevormd
tot een spinnerij (filature). Tijdens WO1 werd het klooster vernield en niet
heropgebouwd. Het domein werd ingericht als park. Verder op mijn tocht passeer ik over het pleintje Place Godinot met een monumentale zuil. Jean Godinot (1661-1749) was o.a. chanoine de l’église
St-Symphorien en daarna chanoine van de kathedraal, vicaire-général de l’abbaye
Saint-Nicaise maar ook vigneron champenois et bienfaiteur van
de stad Reims. Ik eindig op de Place
Drouet-d’Erlon bij de altijd klaterende bolfontein om nog iets kleins te eten.
Een quiche saumon met een thee volstaan. Om 12h40 vertrekt mijn trein richting
Laon waar ik overstap naar Amiens. Voor de overstap naar Lille-Flandres heb ik
een half uurtje. In Rijsel mis ik de aansluiting naar Kortrijk. Het uurtje
wachten is zo voorbij. Ik word op het stationsplein aangesproken door een gilet
jaune die me wil overtuigen om voor de UPR te stemmen. Ik dacht dat de vrouw
geen verdere tijd aan mij zou besteden zodra ze hoort dat ik geen Fransman
ben. Toch wel! Ze argumenteert verder en met passie. Ik heb heel veel begrip
voor haar argumenten en beaam ze maar ik zou nooit voor een partij stemmen die
wil dat Frankrijk de Europese Unie verlaat. Europa is broodnodig en zeker om de klimaatproblematiek aan te pakken. In
Kortrijk moet ik nog een ticket kopen tot Zottegem voor mij en voor de fiets
(6,6 + 4 euro). In Frankrijk mocht de fiets gratis op de TER-treinen. 19h35: aankomst in Zottegem.
|
De Synagoge in Reims |
|
Een straat in Reims |
|
La Place Godinot. |
|
Station van Reims |
De tekst werd nagelezen door Antoine De Ryck.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten