maandag 15 oktober 2018

Fietsen langs de Loire, de Cher en de Indre.


Toerismefotografie heeft iets bedrieglijks. Het knipt beelden uit hun context en verleent ze daardoor een schoonheid die ze veelal in werkelijkheid niet hebben. Daarom wantrouw ik postkaartjes maar bekijk ze toch om te weten welke bezienswaardigheden een stad of streek te bieden heeft. Het daadwerkelijk zien van de kastelen van de Loire was dan ook soms minder indrukwekkend dan de verwachtingen die de postkaartjes en mooi geïllustreerde kunstboeken opwekken. De kathedraal van Orléans is architecturaal indrukwekkender. Teleurgesteld ben ik nu ook niet. De nachtwandeling in de sfeervol verlichtte tuinen van het kasteel Chenonceau zal ik wellicht niet gauw vergeten ook al zou het schouwspel dynamischer kunnen met een veelkleurig lichtspektakel in en rond het kasteel. Van de vele kasteelinterieurs, die we aanschouwden onder het kraken van de plankenvloeren herinner ik me nauwelijks nog iets. Ik weet dat ze kleurrijk, harmonieus en buitensporig rijk versierd waren en ik kan nog steeds de sfeer ervan oproepen. Puur esthetisch genot waarachter een bewondering schuil gaat voor de kunde en kennis van de vele architecten, kunstenaars en ambachtslui die eraan gewerkt hebben. Villandry, Ussé, Chenonceau, Chambord, Amboise zijn niet te missen toppers. Dergelijke waanzinnige bouwwerken zijn vandaag iets moeilijker te realiseren sinds ‘Liberté, égalité et fraternité’ de maatschappijleuze geworden is en materiële welstand iets eerlijker verdeeld is. Liever democratie dan feodaliteit met kathedralen of verlicht despotisme met rijkelijk versierde kastelen waarbij het volk crepeert van miserie en werkt voor de rijken.
Het andere uiterste waren de vroegere armtierige grotwoningen gegraven in de krijtrotsen van de heuvels van de Loire en haar zijrivieren. Ik was verwonderd te ontdekken dat er ook vandaag nog mensen in grotten wonen, uiteraard in comfortabeler omstandigheden. Ondanks dat fotografie bedriegt heb ik honderden foto’s genomen, soms lukraak al fietsend, soms een beroepsfotograaf na-apend, om er een onvergetelijke reis van te maken. Elke dag hield ik mijn dagboekje bij om later herinneringen te kunnen oproepen die anders onherroepelijk verloren zouden gaan. Ik wil ze dus niet vergeten te meer daar het een mooie vakantie geworden is die de moeite is te onthouden. Ik moet nu eenmaal mijn geheugen een extra steuntje geven.
Ook Kurt hield een dagboekje bij en nam foto’s. Ik weet niet wat hij schreef want we lazen elkaars notities niet. We hadden daar geen tijd voor en ongeschreven wetten laten dit niet toe. Met hem ga ik graag op fietsvakantie. Het is immers belangrijk dat je vakantiepartner ook graag fietst anders hou je het samen geen achthonderd kilometer vol. Elke dag fietsen is een fysiek vermoeiende inspanning. Een uitgeput lichaam erodeert je mentale weerbaarheid. Doseren, anders worden je spieren lekke banden, je hoofd een kapotte kilometerteller, je benen losse spaken en je gewrichten krakende kogellagers. Ik had dan ook maar één eis: niet meer dan vijftig kilometer per dag! Sinds enkele jaren is dit voor mij de nieuw te volgen norm. Ik was na de reis dan ook heel tevreden geen lichamelijke klachten te hebben gehad, elke nacht goed te hebben geslapen in mijn tentje en dat het elke dag zonnig en warm weer was. We hebben fantastisch goed weer gehad en alleen de laatste nacht heeft het geregend. In Chambord hebben dreigende donkere wolken ons een halve dag gestresseerd. Meer dan anders zijn tijdens een fietsreis je hersenen aan het weer blootgesteld. Je hebt geen dak boven je hoofd en als de hemelsluizen open gaan wordt je humeur nat en druilerig. Geen pet of regencape die dat nog tegenhoudt. Het weer is, ondanks nauwkeurigere weersvoorspellingen een ongekende partner. Een veel betrouwbaardere reispartner is het “Loire-kastelen fietsroute” gidsboekje van Clemens Sweerman. Het was een uitstekende leidraad om ons fietsend langs rustige en veilige wegen doorheen de valleien van de Loire en haar zuidelijke zijrivieren te loodsen. Een eigen fietsroute uitstippelen is avontuurlijker maar brengt je op drukke en gevaarlijke wegen en oninteressante plaatsen. Kurt, die historisch beter onderlegd is en de interessantste bezienswaardigheden kende plande bijna dagelijks de route aan de hand van Sweermans boekje. Met de kaarten in het boekje alleen zou het mij niet lukken maar Sweerman geeft ook een wegbeschrijving wat het allemaal makkelijker maakt. Ik ben een slechte kaartlezer en hoe hard ik ook iedere fietsvakantie mijn best doe, ik word niet beter. Sinds de nieuwe Koga-fiets heb ik er een hulpmiddeltje bij: een in de bel ingewerkt kompas. Wat een luxe! In de wegbeschrijving worden campings, fietsenmakers, winkeltjes met een symbooltje aangegeven. Er was van alles voldoende zodat we ons niet al te veel zorgen hoefden te maken. Geen stress! Endorfines in plaats van adrenaline. Toch was het een drukke vakantie. We waren altijd bezig: fietsen, kastelen en andere bezienswaardigheden bezoeken, slenteren door straten van dorpen en stadjes, inkopen doen, de tent opzetten en afbreken, douchen, …..Zelfs eten is een bezigheid. Nooit lagen we eens languit langs de oevers op de kleine stranden van de Loire of uren op een terras of gewoon op de luchtmatras uitblazen op de camping,….. Nee, dat deden we nooit. We waren altijd bezig en ’s avonds moe. Overdag snakten we naar koude frisse dranken en deden dagelijks onze terrasjes en ook dan waren we bezig: ons dagboekje aanvullen, vlug de toeristische informatie in de reisgids doornemen en weer weg.
De zeldzame stille momenten waren meestal in kerken. Minutenlang zat ik de glasramen in de kerk van Châtillon-sur-Loire aan te staren. Het overvloedige felle zonlicht deed de kleur van elk stukje glas in helderheid en kracht ontvlammen zodat de figuren levendig werden. Een ongeziene pracht waarvan ik helemaal stil werd. De dag voordien had ik ontspannen zitten luisteren naar de gezangen van de monniken in de abdijkerk van St.Benoît-sur-Loire. Van de glasramen heb ik foto’s genomen, maar van de gezangen heb ik niets dat hun terug in herinnering brengt. Zo is het ook met de rozengeuren uit de tuinen van Villandry en de roserie van Blois. Één roos met een krachtig zoete geur heeft een paar dagen in mijn stuurtas gezeten zodat ik er regelmatig kon aan ruiken. Nu heb ik niets meer dat de herinnering terugbrengt. Ik moet wachten tot een volgende zomer. We hebben veel bloemrijke tuinen en parken gezien. Grote tuinen zoals van Villandry, Chenonceau en Apremont-sur-Allier, maar ook de talloze kleine kleurige privétuinen, badend in de zon een hele zomer lang. Vriendelijke bloemen zoals de Fransen. Honderden keren bonjour van mensen op de fiets, op een terras, in de winkel, op straat,…ook de allerjongsten zeggen spontaan bonjour. Zoveel Fransen op de fiets heb ik tijdens vroegere fietsvakanties in Frankrijk niet gezien. De fietsroute “La Loire à vélo” is populair en druk bereden. Ogen blikken je tegen. Gezichten weerspiegelen het gemoed, de ene blij, de andere moe. Oud en jong, lachend of bedrukt, dromerig of streng, jong, ontspannen of ontgoocheld,….Alle mensen komen naar je toe en fietsen voorbij, de ene krachtig en snel, de andere loom en genietend. Het landschap schuift filmisch voorbij. Het stof wervelt op achter de wielen, het grind kraakt, kettingen piepen en karren rammelen. Banden zoemen op het warme asfalt. Het geeft zo’n ondersteunend zalig gevoel als je zoveel mensen op de fiets om je heen hebt.

Voor praktische informatie, zie o.a.:


Zaterdag 10.08.2013
Tours - Savonnières. Totaal 17 km.
Onbewust bleef ik waakzaam tijdens mijn slaap en was ik wakker voordat de wekker afliep. Op de lijst van reisbenodigdheden was alles aangekruist. De bolle fietstassen stonden klaar van de dag voordien. Het is bewolkt en ik neem de trein van 7h15 naar Kortrijk. De trein naar Lille is op hetzelfde perron. Ik hoef de fiets en de bagage de trappen niet op en af te sleuren. Ik wacht op Kurt. Om negen uur zijn we in Lille. We hebben voldoende tijd om de gereserveerde TGV-treinbiljetten  naar Le Mans en verder naar Tours, op te halen, het fietstransport te regelen en buiten op het plein te ontbijten in de buurt van het winkelcentrum. Honderden mensen lopen in alle richtingen over het plein. Kurt bedenkt dat hij een paar spulletjes is vergeten. Ik koop in de GO-sport van het winkelcentrum een opblaasbaar hoofdkussentje. De TGV-rit verloopt vlekkeloos en ook de overstap op de TER naar Tours is geen probleem. Deze stoptrein zit overvol en ik moet de ganse rit rechtstaan. Een groepje van 5 sjofel geklede en onfrisse jongeren met enkele honden stelen de show. Ofwel komen ze van een festival ofwel hebben ze een meerdaagse wandeltocht achter de rug. Ze verwarren de mensen die naar het toilet komen door ongezien op de knoppen te drukken van de automatisch open en toegaande deur. Plezier voor hen, gênant voor de toiletzitters. Een oudere dame schudt haar hoofd en kijkt bedenkelijk. Niemand keurt hun amuserend kattenkwaad goed en toch vindt iedereen hen sympathiek. Één van hen begint een babbel met de oudere dame.
De eerste foto's worden al geklikt bij het buitenkomen van het station, een prachtig gebouw en om halfvijf zoeken we de juiste afstand om de toren van de kathedraal St.Gatien volledig in beeld te krijgen. Het is sinds de Compostella fietsroute in 2001 geleden dat ik hier stond. In de nieuwe basiliek naast Tour Charlemagne koop ik een prentje van Sint-Martinus van Tours. Hij is de patroonheilige van Balegem en bij ons thuis hing er een grote kader van St.Martinus op zijn paard, een stuk van zijn mantel afsnijdend en aan een bedelaar gevend. St.Martinus wordt onze reisgezel en ik gebruik het prentje als bladwijzer in mijn dagboekje. Op het terras van ‘Le Bartok’ in de Rue Colbert drink ik een thé glacé met aardbeiensmaak. Een afschuwelijke chemische smaak, nooit meer! De ‘Place Plumereau’ staat vol met terrasjes met parasols. Elke stoel is bezet en tientallen mensen wandelen op de gezellige plaats rond die de sfeer van een grote feestreceptie ademt. Als fietsers zijn we hier niet alleen. Her en der staan fietsen beladen met volgepropte tassen. Vele Fransen rijden met het merk B’Twin. We kunnen hier blijkbaar onbezorgd onze tweewielers met bagage tegen een stukje vrije muur plaatsen.  We schuiven aan voor een ijsje bij ‘Le Lys d’Or’. We verlaten Tours langs de Jardin Botanique en fietsen de dijk op van de Cher. We hebben nu al het gevoel onvoldoende tijd te hebben want we hebben heel wat van Tours niet gezien. Op een eilandje in de Cher ligt ‘Le Grand Moulin’ een monumentale watermolen. We zijn 17 km verder als we in Savonnières onze tent opslaan op de camping ‘La Confluence’. In ‘Le Saponaire’worden we bediend op het terras. Ik neem gratin de courgettes, sardientjes met ratatouille en een crème brulée. Het is donker en fris wanneer we terugwandelen naar de camping.

Station van Tours

Kathedraal van Tours

La Place Plumereau in Tours


11.08.2013:
Savonnières – Villandry – Bréhémont – Huismes – Chinon. Totaal 63 km.                                                                                
Ik heb al een korte wandeling langs de Cher gemaakt wanneer we rond negen uur aanzetten. We doen wat inkopen in het dorpje en ontbijten verderop langs de Cher op een picknickbank. In de buurt zijn er grotten te bezoeken. We verkiezen de uitgestrekte tuinen van het kasteel van Villandry. Kleurrijke bloementuinen en op de hoger gelegen terrassen groene parken. Van op het Belvedère heb je zicht over de tuin van de liefde waar de tedere, de passionele, de onbestendige en de tragische liefde op abstracte wijze uitgebeeld worden in de geometrische patronen gevormd door buxushaagjes en gevuld met prachtige bloemkleuren. Ik ontdek in de tuinen enkele heerlijke fascinerende rozengeuren waarvoor men de ogen sluit om de geurherinnering te versterken. Het kasteel bezoeken we niet en we mijmeren verder in het aanpalende dorpje bij een thee op het stoepterras van een hoekwinkeltje  ‘L’épicerie’dat ook café is. We zijn de Cher enkele kilometers eerder al overgestoken en kunnen verderop aan de monding langs de Loire verder fietsen. In Bréhémont is er een fietshuis langs de Loire. Je kan er kleine reparaties laten uitvoeren, een fiets huren en iets eten. Kurt laat zijn banden oppompen die behoorlijk versleten zijn. Ik vertrouw het niet en hoop dat ze de reis zullen overleven. Ik smeer intussen nog wat zonnecrème en eet een panini om mijn honger te stillen.
Het is beter overdag geen grote maaltijden te nemen en tussendoor wat kleins te eten en voldoende te drinken, zowel water als suikerrijke dranken. We verlaten de Loire in St.Martin en kruisen de Indre. Daarna wordt het heuvelachtig tot in Chinon. We onderbreken de rit voor een terrasje in Huismes aan het café ‘Jeanne D’Arc’. Ik doe een kort slaapje op mijn stoel in de schaduw. Het glooiende landschap zou perfect kunnen aansluiten bij onze Vlaamse Ardennen, maar hier zijn er wijngaarden, groene linten gespannen over stenige gronden. Het is verrassend om Chinon van bovenuit te ontdekken met het uitzicht over de zwarte daken van het stadje. Kurt neemt de stadslift en ik fiets sterk remmend naar beneden. Ik kom aan een middeleeuwse woning waarvan een foto in de reisgids staat. Het is altijd een uitdaging om de reisgidsfoto’s terug te vinden. Enkele smalle straatjes met kalkstenen huizen en plaveisel brengen me naar de ‘Place Charles de Gaulle’ waar Kurt staat te wachten. Het langgerekte stadje ligt gekneld tussen de Vienne en het hoger gelegen heuvelend landschap. De camping  L’Ille Auger ligt aan de overkant van de rivier aan de oever. Van daar hebben we zicht op het langgerekte kasteeldomein van Chinon met enkele ronde torens en een architecturaal eenvoudig kasteel. Helemaal rechts op het domein staat een hoge rechthoekige, van ramen voorziene slanke toren met een hoog oprijzend dak. 
Gewassen en netjes gekleed keren we terug naar het stadje. We kuieren met vermoeide benen wat rond en ik ben blij wanneer we aan tafel plaatsnemen op het straatterras van At’Able! in de Rue Rabelais. De gele en groene kleuren van het tafellinnen en de vuilwitte kalkstenen gebouwen van het smalle straatje geven de avond een zuiders karakter. We proeven wijn van Chinon bij een driegangenmenu. We wandelen terug naar de camping. We staan een lange tijd zwijgend en met nachtelijke koelte doorweekte kleren aan de overkant van de Vienne te kijken naar het gelige schilderij van de verlichte stad met zijn kasteel. Onze onderhuidse bloedvaten vernauwen maar met een onverzettelijke drang om te blijven staan trotseren we de koude. 


Château de Villandry

Tuin der Liefde 

Rivier de Cher

Stadslift van Chinon
Château de Chinon

12.08.2013 
Chinon – La Roche-Clermault – La Devinière – Seuilly – Lerné – Savigny – Fontevraud-l’Abbaye – Saumur. Totaal 112 km.                                                                             
We ontbijten in het stadje aan de Collégiale Saint-Mexme. Op onze ontbijttafel, een stenen zitbank, ligt er stokbrood, kaas en salami, chocomelk en fruitsap. Een paar stukken fruit, water en wat koekjes voor onderweg gaan terug de fietstas in. We nemen het risico om de fiets achter te laten en klimmen langs een steile asfaltweg die hogerop overgaat in een grindweg. We krijgen opnieuw uitzicht over de stad. In de rotswanden zijn hier en daar grotten uitgehouwen en restanten van muren laten vroegere bewoning vermoeden. We hebben pech. De in de krijtrotsen uitgehouwen bedevaartskapel Ste. Radegonde is dicht. Er is enkel een rotswand met rode poort te zien. Ernaast is nog een netjes onderhouden rotshuisje dat nu als kassa dient. De hitte, het stof, de tegen droogte vechtende natuur doet Provençaals aan. 
We verlaten de Vienne en haar stad zonder de burcht of andere bezienswaardigheden te bezoeken. Een reden om ooit terug te keren. We groeten het standbeeld van Rabelais. Er komen meteen een paar klimmetjes. Wat we ons ook voorstellen van het houten portaal met Gallo-Romeinse doopvont van de kerk van La Roche-Clermault, zoals in de reisgids vermeld, het is anders dan verwacht. Het houten portaal is eerder een middeleeuws afdak van ruwe verweerde balken bedekt met roodgebakken dakpannen en een vloer van grote ruwe kalkstenen, elke hogere vorm van kunst en architectuur ontberend. Een monoliet met daarin een holte gehouwen moet de doopvont zijn. Niet meteen een sieraad om mee te nemen. Rond de kerk is alle kruid in de verhitte stenige grond verdord en bruin. De graven met roestige kruisen zijn al vele malen ouder dan zij die eronder begraven liggen. Hebben de stenen met onleesbare namen betekenis zonder de mensen en hun levens  die ze verborgen houden te kennen? Is het niet beter op te gaan in de vergetelheid van uitgestrooide as? De vragen ontlokken alleen maar een diepe zucht, …. de herinnering aan dierbaren en de gedachte dat het ons ooit ook zal overkomen. Al stellen vele van de bezienswaardigheden onderweg niet veel voor, we zijn nooit ontgoocheld want elke stop is een rustpauze die we sowieso nodig hebben. Een zich steeds hernieuwende nieuwsgierigheid naar iets onbekend is de drijfveer om verder te fietsen. Enkele kilometers verderop komen we aan het landhuis La Devinière waar de schrijver Rabelais is geboren. We bezoeken de merkwaardige plaats. Er zijn meerdere gebouwen. Van in één van de gebouwen hogerop de helling gelegen daal je af in de kelders uitgehouwen in de rotsen. Er loopt een tentoonstelling van bizarre mechanische en lichtinstallaties. Na het doorlopen van de verschillende ruimtes kom je weer op het niveau van de binnenkoer buiten. De Abbaye de Seuilly, waar Rabelais onderricht volgde, is al lang geen abdij meer en is nauwelijks nog als abdij herkenbaar. Het kasteel van Seuilly ‘Le Coudray-Montpensier’ is in de verte te zien maar de weg die we volgen om er heen te rijden leidt ergens anders heen. We keren op onze stappen terug en volgen de route van het boekje verder naar het kasteel Chavigny op het einde van het dorp Lerné. Ook daar krijgen we slechts een glimp te zien van het gele kalkstenen gebouw. Het is privé en niet toegankelijk. Het is heerlijk fietsen door het Bois de Couziers tot aan Fontevraud-l’Abbaye. Een groot, niet vierkantig plein omringd met kalkstenen gebouwen schittert in de zon. Het is te wit om het met open ogen aan te kijken. Mijn ogen knipperen voortdurend door het felle licht op de verweerde krijtkleurige stenen. Aan de rechterzijde bevindt zich de classicistische toegangpoort tot de abdij. Er zijn geen monniken meer.
De ingetogen religieuze sfeer is helemaal zoek. De vele wereldse toeristen, de restauratiewerken, ontsierende kunstwerken op de binnenhof van de kloostergang,…. Nee, het is geen plaats meer om tot rust te komen. De abdijkerk is kaal en leeg, op vier sarcofagen na van Richard Van Leeuwenhart, zijn vrouw en zijn ouders. Geen stoelen, geen schilderijen, geen beelden, geen preekstoelen, niets dan een lege ruimte waar de mensen doorheen slenteren met dezelfde bevreemdende gewaarwording. Is dit ooit één van de grootste abdijen van Europa geweest waar zich vier kloostergemeenschappen bevonden? De abdij is ook gevangenis geweest van 1804 tot 1963. Jean Genet is er ooit gevangene geweest. Nog zeven lastige kilometers want het is al de ganse dag wind tegen. We worden rijkelijk vergoed voor de inspanning. Van op het plateau hebben we een waanzinnig uitzicht over de Loire vallei die we kilometers met het blote oog kunnen volgen. De stad Saumur, doormidden gekliefd door de Loire, is van hieruit overzichtelijk. Beneden is het een wirwar van straatjes, een mierennest. Het kasteel staat vlak voor ons en torent hoog boven de stad uit. We duikelen de stad in en hollen remmend naar beneden. De camping bevindt zich op het einde van het eiland Île d’Offard. We installeren ons. Het duurt meestal een klein uurtje vooraleer de tent opgesteld en ingericht is om de nacht droog en warm door te komen. We keren met de fiets terug naar het centrum, de grote honderden meters lange Loirebrug over . Het is prettig zonder fietstassen, licht en zweverig, de benen ontspannender rondpedalerend. Een terrasje lukt niet meer, dan maar binnen bij ‘Le Bistrot de la Place’. Ik waag me aan een Saumur-wijntje bij de zalm. Het stadsleven heeft zich inmiddels binnenshuis teruggetrokken. Enkel op de terrassen zijn er nog levendige discussies en op de grotere wegen blijven rode lichtjes als kattenoogjes knipperen.
De kerk van La Roche-Clermault

Fontevraud-l’Abbaye

De Loire bij Saumur

Saumur
13.08.2013 
Saumur – Turquant – Candes-St.Martin – Ussé. Totaal 170 km.  

We kamperen onder de bomen. Daar is niets mis mee zou je denken, maar Kurt kon er niet mee lachen toen hij deze morgen ontdekte hoe zijn fiets, zijn kleren die erop lagen, zijn tent,…alles was bescheten door enkele bekvechtende duiven. Ik ben de boodschappen gaan doen voor het ontbijt terwijl hij zijn kleren in de wasmachine gooit. Wat oorspronkelijk als een onoverzichtelijk oponthoud zou worden werd een te vergeten incident want om elf uur konden we de camping verlaten alsof er niets gebeurd was. We fietsen verschillende kilometers langs de Loire langs slecht onderhouden wegen -soms grind- tussen struiken en bosjes door het overstromingsgebied. Het is één groot recreatiegebied voor wandelaars, fietsers en voor zonnekloppers op de strandjes langs het water. De weg leidt als vanzelf terug naar de bewoonde wereld waar we verrast zijn nog maar in Souzay-Champigny te zijn. We klimmen tot aan het dorp en zijn gefascineerd door de nog bewoonde grotwoningen. Op het einde van het dorp staat een opvallend huis met kasteelelementen en het is duidelijk te zien dat een deel in de rotsen is verborgen. In Turquant hebben een aantal naast elkaar gelegen rotswoningen nieuwe bestemmingen gekregen als café en andere als kunstateliers en winkeltjes. Misschien te toeristisch om de originele sfeer te kunnen behouden. We laten ons even hangen op de stoelen van het caféterras en snuisteren nadien wat rond in de ateliers en winkeltjes. Keramiek, schilderijtjes en beeldjes in zacht krijtsteen maar niets van dat moois dat we konden meenemen op de fiets. Een geluk misschien dat mijn principe om geen nutteloze spullen te kopen niet al te sterk beproefd kan worden. We fietsen glooiend langs wijngaarden naar het kasteel van Montsoreau waar zich de roman van Alexandre Dumas afspeelde. Een paar foto’s en weer weg naar Candes-St.Martin, de woonplaats van Sint Martinus in de vierde eeuw. De kerk is buiten proportie groot voor het kleine dorpje op de helling aan de samenvloeiing van de Loire en de Vienne Ik loop het straatje naar beneden tot aan het water. Een paar houten zwarte motorboten met een loods erop liggen aan de oever. Ik vraag me af of deze boten voor de visvangst gebruikt worden? Ik moet eraan denken dat het misschien rendez-vous-boten zijn, maar zo zien ze er nu ook niet uit! Het hellend kerkplein is met ruwe vormeloze stenen geplaveid alsook de straatjes die achter de kerk naar boven lopen. Het is voortdurend uitkijken om de voeten niet om te slaan. Van op het plateau hebben we een immens uitzicht over de samenvloeiing van de twee rivieren. Van hieruit zie je hoe bosrijk en dun bevolkt de streek is. We steken de Vienne over en volgen haar tot bij Port-Guyot, waar we het land in trekken. We wieleren langs Avoine, waar we enkele boodschappen doen in de supermarkt, tot aan de Loire. Vanaf hier gaat het langs velden, weiden en bossen tot aan het Château d’Ussé, het kasteel van Doornroosje. De municipal ‘La Blardière’ is nauwelijks bezet. Naast ons komt een groep jonge kinderen met begeleiders hun tenten opslaan. De jonge fietsertjes zullen wel moe zijn en niet storen deze nacht. In het dorp valt er niets te beleven. Het is er stil. Ook al hebben we vandaag zeer veel fietsers ontmoet, hier is niets meer van te merken. We vullen onze maag in ‘Le Clos d’Ussé’. Ik kruip zoals bijna elke avond met mijn kleren aan in mijn slaapzak. Het is behoorlijk koud ’s nachts. 

Turquant

Turquant

Montsoreau

Candes-St.Martin
14.08.2013 
Ussé – Azay-le-Rideau – La Vallée Troglodytique des Goupillières -  Montbazon – Veigné.  
Totaal 218km.

De route verliep vandaag volledig langs de Indre. Ik had een vlakke rit verwacht, maar dat was niet helemaal het geval. Ook al waren de hellingen niet steil, toch moest er soms stevig getrapt worden. Azay-le-Rideau is zeer toeristisch. De plezierige drukte rond souvenirwinkeltjes, in restaurants, cafés en ijssalons werkte aantrekkelijk, maar eens je er midden in zat, wou je er snel weer weg. Al vlug irriteerden de uitlaatgassen van filerijdende auto’s, het optrekken van brommers en het gedrum van de mensen. Omringd door het water van de Indre, midden in een groot park lag het witte renaissancekasteel met slanke hoektorentjes afgezonderd van alle drukte. In het kasteel hadden we toegang tot een deel van de zolders en konden we de sfeervol verlichte dakconstructie bekijken. Indrukwekkend, evenals de verschillende interieurs van het kasteel. Het kasteel bevat wandtapijten van de Vlaamse school. 

In het centrum van het dorp aten we een pizza als middageten. ‘La Vallée Troglodytique des Goupillières’ klonk chique en veelbelovend. (www.troglodytedesgoupillieres.fr). Ik verwachtte een heel dorp van grotwoningen en grotstallen. Helemaal niet chique maar een groezelige plaats met slechts een paar verwaarloosde grotten en veel oude boerderijrommel. Onvervalst en echt zoals het vroeger was. Ik zag er identiek dezelfde werktuigen als op vroegere Vlaamse boerderijen. Globalisering was toen ook de trend. Het boerderijpark had kippen, konijnen, varkens en geiten. 

In Sablonnière verlieten we de route om het sobere kasteeltje van Saché aan de andere kant van de Indre te kunnen fotograferen. Het was gedurende lange tijd de verblijfplaats van Honoré de Balzac. De doorgangsstraat door Montbazon, met langs weerszijden huizen, ligt gekneld tussen de Indre en de heuvel waarop de Donjon met het bronzen mariabeeld staat. We vonden het niet zo veilig om de fietsen onbewaakt achter te laten in de straat maar deden het toch en klommen langs een paadje de heuvel op tot bij de donjon. Op een infobord merkten we dat de donjon deel uitmaakte van een grotere burcht die grotendeels verwoest is. Het was bijna sluitingstijd, de moeite niet meer om een ticket te kopen. Door spleten zagen we op het binnenplein enkele als middeleeuwers geklede animators. De fietsen en zelfs het stokbrood gekneld op de fietstassen waren onaangeroerd bij onze terugkeer. We hebben niet altijd exact de fietsroute van ons boekje gevolgd. Soms was het makkelijker de bewegwijzerde Franse fietsroute ‘Indre à vélo’ te volgen. (www.indre-a-velo.com).

’s Avonds picknickten we aan de Indre. Aan de overkant van de rivier stond een hoog, in oudroze geschilderd gebouw van vijf verdiepingen. Aan elke venster hing een weelderig gevulde bloemenbak. De rivier stroomt onder een deel van het gebouw dat waarschijnlijk een watermolen was. 
Château d'Azay-le-Rideau

La Vallée Troglodytique des Goupillières

Donjon met bronzen Mariabeeld te Montbazon

Aan de Indre bij Veigné

Donderdag 15.08.2013 
Veigné – Cormery – St.Jean-du-Grais – Nitray – St.Martin-le-Beau – Amboise – Chenonceau. 
Totaal 270 km.                                                                                               
Vandaag is een drie-rivierendag. We verlaten de Indre in Cormery, kruisen de Cher nabij Nitray. We raken de Loire in Amboise om dan terug te keren naar de Cher in Chenonceau. We vertrekken ‘s morgens al vrij vroeg op de camping en sprokkelen een ontbijt samen in het dorpje. Een brugmuurtje aan een klein zijriviertje in een bosrijke omgeving aan een watermolen dient als ontbijttafel. 
In Cormery zoeken we naar de resten van een abdij die een duizend jaar bloeiend bestaan heeft gekend maar na de Franse revolutie grotendeels gesloopt werd. Het dorp is letterlijk met de indrukwekkende abdijresten vergroeid. Ik spreek een voorbijganger aan die ons wat meer uitleg verschaft en ons naar de juiste plaatsen brengt om de verborgen delen terug te vinden. Aan de drukke D943, die het dorp middendoor snijdt nemen we een pauze op het terras van een hoekcafé. Het is er bijna file rijden, hitsig en lawaaierig. Ongezonde uitlaatgassen vullen onze longen. Op straat lopen sommige mensen met een boeket bloemen of mooi verpakte cadeautjes. Ze vieren hier vandaag Moederdag. Aan ons tafeltje zit een oudere man een satirisch weekblad te lezen. We zijn stil en kijken wat om ons heen. Het gekwebbel aan de andere tafels voelt onwennig. We zijn moe, dorstig, ons hoofd verzadigd met informatie, beelden,…..We hebben rust nodig. Het getetter aan de andere tafels gaat onverstoord verder. De dorpelingen komen hier, hongerig naar nieuwe verhalen en roddels, hun lege hoofden vullen terwijl wij zwijgzaam en mijmerend alle indrukken van de voorbije ochtend overlopen en in ons geheugen ordenen. Wanneer ons hoofd dan opnieuw leeg is en we een uitgerust gevoel hebben kunnen we weer verder naar een volgend monument. De Prieuré met bijbehorend kerkje in St.Jean-du-Grais kunnen we slechts van op afstand bekijken. Het afgelegen geheel met bijhorende gebouwen is privaatdomein. 

Prieuré in St.Jean-du-Grais
Het Château de Nitray is eveneens privébezit en niet te bezichtigen. Enkel het omliggende park en enkele gebouwtjes zoals een verwaarloosde kapel en een pigeonnier zijn toegankelijk. We willen enkele wijnen van het kasteel proeven. Het is een werknemer van het domein die ons zonder veel uitleg de wijnen laat proeven. We zitten buiten aan een tafeltje in de schaduw van een boom. De jonge man is groot, met donkere huid en sterk gespierd, net een bodybuilder. Ongeduldig laat hij ons snel de ene wijn na de andere proeven en waarschijnlijk omdat we niet de intentie hebben om iets te kopen, wil hij ons zo vlug mogelijk van het domein weg. Hij vertelt wat over zijn werkzaamheden op het domein door kort onze vragen te beantwoorden. We voelen ons een beetje bedot. 

Château de Nitray

Château de Nitray
Het romaans portaal van de dorpskerk in St.Martin-le-Beau staat in de reisgids aangegeven als bezienswaardig. Als ik dit verslag schrijf, heb ik er totaal geen idee meer van hoe het eruit ziet. Romaans natuurlijk, dat wel maar verder niets. Het is dus nutteloos geweest om te gaan zien. Ik heb ook geen foto of notities genomen. Ik kan de sculpturen niet meer bestuderen en nagaan wat of wie ze uitbeelden, en hoe kunstig ze gebeeldhouwd zijn. De fysieke reisvermoeidheid is dikwijls een belemmering om grondige interesse te hebben waardoor heel veel details van architectuur, beeldhouwwerken en kunst me ontgaan. Nu pas besef ik dat dit misschien de reden is waarom ik geen foto’s heb van details van gebouwen, sculpturen of schilderijen. Ik kwam niet verder dan het ervaren van een esthetische impressie zonder de betekenis van het werk te leren kennen. Daarvoor is meer aandacht nodig. 
Het mooi aangeklede straatterras met grote parasols langs de muur van ‘Auberge de la Treille’ versterkt de honger. We proeven hier de fijnere keuken. Dat is gepermitteerd op een zondag. Als voorgerecht wordt foie gras met meloen en peperkoek opgediend. Zwarte pasta en zalm maken deel uit van het hoofdgerecht. Heerlijk! Het Nederlands gezin waarmee ik gisterenavond laat gepraat heb, passeert met de fiets aan het restaurant. We kunnen nog net naar elkaar wuiven. Ik vind het waanzinnig wat ze doen. Ze hebben echt voor hun kampeercomfort gezorgd. Een villatent, stoeltjes, gezelschapsspelen, een voetbal, kookgerief, waarschijnlijk degelijke luchtmatrassen,….alles wat ze kunnen meesleuren hebben ze bij. Twee karren sleurt de gespierde vader achter zijn fiets mee en de anderen zijn ook behoorlijk gepakt.
De rust is over in het toeristische Amboise. Het is op de koppen lopen. We zijn niet de enige fietsers met bagage die de fiets, weliswaar op slot, maar verder onbewaakt achter laten. We bezoeken het hogerop pal naast het centrum liggende kasteeldomein. In de elegant gotische-renaissance Hubertuskapel ligt Leonardo Da Vinci begraven. Overweldigd door al de pracht en praal van de interieurs en moe van al dat geslenter door het kasteel is een ijsje een welkome verpozing in de tuinen van het domein. We snuisteren nog wat rond in het souvenirwinkeltje en terwijl ik even afgeleid ben door de postkaartjes en boeken is Kurt plots uit het zicht verdwenen. Ik volg de andere mensen naar de uitgang, maar geen Kurt meer te bespeuren. Wanneer ik het kasteeldomein verlaat en zicht heb op de straat, zie ik heel ver in de straat Kurt. Ik probeer hem met mijn ogen te volgen, maar eens ik tussen de mensen loop raak ik hem kwijt. Ik loop de straat eens op en af, geef het op en keer terug naar de fietsen waar ik wacht tot hij terugkomt. Waar anders zou hij heengaan dan naar de fietsen? Je verliest elkaar soms heel gemakkelijk uit het oog. Hij dacht dat ik ook de uitgang via de boekenwinkel genomen had, maar dat was niet zo. Een misverstand. Ik had de tweede uitgang niet gezien en was via de gewone uitgang naar buiten gegaan. Ik vraag me af hoe sterk mensen van elkaar kunnen verschillen in wat ze waarnemen? Een permanente camera op het hoofd en de film bestuderen zou al heel wat kunnen leren, maar nog niet precies wat er door de ogen wordt waargenomen en wat door de hersenen wordt opgetekend in het geheugen. 

Amboise

Château d'Amboise
Nieuwe beelden tijdens het fietsen die mijn aandacht opeisen dwingen het probleem naar de achtergrond. Het sterfhuis van Leonardo, Le Clos Lucé, dat we pas bereiken na een stevige klim bezoeken we niet, te weinig tijd. Nog een kleine twintig kilometer, grotendeels door de bossen, naar Chenonceau. We kiezen eerst voor de camping van Civray maar deze lijkt niet erg netjes te zijn. Dan toch maar die andere camping langs de spoorlijn proberen. We verwachten een overvolle municipal omdat deze heel dicht bij het kasteel van Chenonceau ligt, maar er is ruim voldoende plaats. Er staan opvallend veel Italiaanse mobilhomes en slechts een paar fietsers. De sanitaire voorzieningen zijn oud, maar netjes. Ik ben echt tevreden. 
In de zomer wordt ’s avonds het verlichte kasteelpark opengesteld voor het publiek. De lange bomendreef met feeëriek blauwig lichtschijnsel brengt je al in een sprookjesachtige stemming. Ook al ben ik echt doodop en is het eerder koud, ik heb het er voor over om een paar uurtjes rond te wandelen in de schimmig verlichte tuinen, de ogen gefixeerd op het kasteel, betoverd door dimmend en sterker wordend kleurig licht. Het doet me een beetje denken aan het lichtfestival in Gent, waar gebouwen door een spectaculair dynamisch kleurenlichtspel tot een levendig tafereel omgetoverd worden. Het is pas ’s anderendaags dat we de echte kleurenpracht van de bloemrijke tuinen kunnen zien. In de tent kan ik niet direct inslapen. Mijn vermoeide pijnlijke benen houden me wakker. Ik probeer de rit van vandaag in mijn gedachten opnieuw te rijden, hopend zo in slaap te vallen. Had ik maar een camera op mijn hoofd gehad dan kon ik mijn herinneringen verifiëren.
Le Clos Lucé

Château de Chenonceau

Château de Chenonceau

16.08.2013 
Chenonceau – Montrichard – Monthou-sur-Cher - Pontlevoy – Chaumont-sur-Loire. 
Totaal 330 km.

We keren terug naar het kasteel van Chenonceau dat letterlijk in de Cher staat pootje te baden en het water door haar bogen laat stromen. De hitte en het licht brengen de kleuren van al die weelderige bloemen van de mooie geometrisch geordende tuinen tot leven. In het kasteel ontdekken we wandtapijten van Oudenaarde en Brussel, een paar schilderijen van Rubens en de genealogie van Georges Sand, die een vrouw was. Jammer dat er zoveel volk staat aan te schuiven voor het restaurant in de vroegere paardenstallen. We hadden graag hier iets gegeten. Het is drie uur in de namiddag als we op de fiets springen. De route volgt getrouw de Cher. In Montrichard houden we pauze voor een vlugge kennismaking met het stadje. We nestelen ons op het eerste terrasje dat we tegenkomen. Ongezellig maar we hebben dorst. De mooiste terrasjes zijn echter te vinden op een pleintje verderop in het stadje. Helaas te laat ontdekt. Misschien moeten we in een volgend stadje eerst een uitgebreide studie maken vooraleer we een terrasje kiezen. Naast een donjon en enkele middeleeuwse huisjes valt er in Montrichard niet veel te ontdekken. Pas als ik ’s avonds de gids grondiger lees merk ik dat er wel meer te rapen viel en dat een klim naar de donjon ons een prachtig uitzicht over de Cher te bieden had. Voor een andere keer dan! Onderweg, vooral in Bourré waren veel uitgehouwen grotten te zien die als wijnkelders en soms als woning benut worden. Stoppen en fotograferen? , flitst het door mijn hoofd. Te laat, te snel voorbij. Wat verder, weer een schoon huisje. Nu stoppen? Nee. Een volgend misschien. Ik stop dan toch, maak rechtsomkeer tot het huisje in de rotswand. Klik, klik en terug de baan op. Gedurende enkele kilometers is het een lange rechte weg, met links de rotsen, rechts de spoorlijn. Mijmertijd. Ik denk aan de rijk gevulde dag van gisteren. 
Ter hoogte van Monthou-sur-Cher verlaten we de rivier. We maken nog een ommetje naar het kasteel ‘Le Gué Péan’ voor een korte fotoshoot. Nog één halt houden we in Pontlevoy waar zich een grote nog actieve abdij bevindt. Enkel de bakker krijgt bezoek van ons en dan flink doortrappen naar Chaumont-sur-Loire. Vanaf de straat langs de rivier is van het kasteel nauwelijks iets te zien, en meer zullen we niet zien want we bezoeken het kasteel niet. De folders tonen een immens groot kasteeldomein dat zoals altijd hogerop ligt. Kastelen worden nu eenmaal op een heuvel gebouwd en dorpen in een dal. Ook hier een langgerekt dorp, gekneld tussen heuvel en rivier. We installeren ons op de camping ‘La Grosse Grève’. Gedoucht en fris gaan we op zoek naar eten. We fietsen langs de doorgangsweg D751, de belangrijkste straat van het dorp. Er zijn verschillende restaurants en wanneer we onze keuze gemaakt hebben blijkt het volzet te zijn. Ook bij de anderen krijgen we te horen: “complet”. Pas na gereserveerd te hebben kunnen we een uurtje later aanschuiven in ‘La Bolée’. In tegenstelling tot het voorste gedeelte dat eerder een snackbar lijkt te zijn biedt het achterste gedeelte, uitgehouwen in de rotsen, het betere restaurant. Terrine de poisson, jambon grillé en als dessert crèpe confiture. Voor één keer drinken we cider. Meestal drink ik een klein glaasje wijn mee met Kurt. Het zou zonde zijn de lokale wijnen niet te proeven, maar voor mij blijft het bij proeven. We staan helemaal achteraan op de camping en het is er pikkedonker wanneer we onze tentjes opzoeken.

Donjon van Montrichard

Rotshuisje in Bourré 

Château le Gué Péan

Chaumont-sur-Loire
17.08.2013  
Chaumont – Beauregard – Cheverny – Bracieux. Totaal 376 km.                                 

De wind heeft vannacht de tent droog gehouden. Meestal is zowel de buitenkant als de binnenkant van het tentzeil zo nat dat het water eraf loopt wanneer je ‘s morgens de tent schudt. Het groepje jongeren dat gisteren ook in het restaurant zat, zijn hun tenten al aan het afbreken. Een man alleen vertrekt van de camping, de fiets beladen met bagage en tent, en een kar meetrekkend met daarin…., jawel, een grote hond! Geluk bestaat echt, voor de hond dan toch, alsof het vervoeren van bagage alleen nog niet lastig genoeg is. Dat vaders en moeders zich uitsloven om hun kroost mee te zeulen op de fiets of in karretjes, is darwinistisch nog te verklaren en begrijp ik volledig, maar een grote hond? Die man is gek. De hond zou hem in een karretje moeten trekken. Het vinden van brood was best makkelijk maar nergens  is er kaas te verkrijgen in Chaumont. “Il y a un supermarché à Onzain”. Te ver, dan maar zonder kaas. We verlaten al snel de Loire voor een dagje stroomopwaarts trappen langs de Beuvron. De portrettengalerij in het Château Beauregard van meer dan driehonderd geschilderde historische hoofden is indrukwekkend. We hadden trouwens de beroemdheden al kunnen groeten want dezelfde portretten stonden als fotoborden met uitleg opgesteld langs het pad naar het kasteel. Gedetailleerd bestuderen doen we niet. Het kasteel is ook bekend voor zijn heerlijke rozentuin, maar ontgoocheling is dikwijls het product van ontspoorde verwachtingen. Het in windstilte tussen hoge buxushagen zinderend parfum door de hitte uit de rozen gesublimeerd, het bloedrode, roze, witte, oranje, gele kleurenpalet in wisselende tonen, het monotone meditatieve bijengezoem in trillende warme lucht,….. Ik was me pas bewust van deze buitensporige verwachtingen als ik de geurloze troosteloze struiken zag met nauwelijks rozen eraan. Het was zoeken naar die ene zoet geurige roos, naamloos hangend aan een met schimmel geïnfecteerde struik. In het koele vroegere koetshuis eten we quiche en spoelen de verwaarloosde rozentuin door. Cheverny, het kasteel van kuifje, ligt op vijf kilometer van de rivier Beuvron. Op de valreep beslissen we dan toch om het te bezoeken, want van op de straat is het niet te zien. Ook hier prachtige interieurs met elk hun eigen verhaal. We moeten ons haasten om voor sluitingstijd nog ergens avondeten te kunnen kopen. Uitzonderlijk geen restaurant deze avond. De camping van Bracieux is één van de weinige waar her en der picknicktafels staan, wat toch een luxe is voor een fietser. Het is heel wat huiselijker en praktischer aan een tafel te kunnen eten dan op de grond in een ongemakkelijke houding. 

Château de Beauregard

Château de Beauregard

Château de Cheverny

Zondag 18.08.2013 
Bracieux – Chambord – Vineuil – Blois.  Totaal 420 km.

Een mooiere fietsweg is nauwelijks te bedenken. Van de camping tot het prestigieuze kasteel van Chambord rijden we bijna onafgebroken door de bossen. Het is de eerste dag, dat het zwaarbewolkt is. Een dag zonder zonnecrème is welkom al moeten we er de voortdurende dreiging van regen bijnemen. In een film wordt de opbouw van het kasteel uit de doeken gedaan. De centrale trap van het donjon met dubbele omwentelingen is een perfect DNA-model. De terrassen met ontelbaar versierde schouwen die net huisjes lijken vormen een minidorpje. En ook hier rijkelijk versierde interieurs. Het wordt saai behalve voor fanatieke kunstliefhebbers die er niet genoeg kunnen van krijgen. Buiten het kasteeldomein, rond de souvenirwinkeltjes, restaurantjes en een lange rij marktkraampjes is het druk. Ik heb me toch niet kunnen bedwingen een prulletje te kopen: een rode ronde sleutelhanger met de Franse lelie en een boek: Les troglodytes en val de Loire’. Als tussendoortje eten we een ‘galette sous bois’. De regen blijft weg en het klaart op. We rijden op een gezapig tempo naar Vineuil. Onderweg nog een foto van een kasteeltje in Huisseau-sur-Cosson. Het fietsen inspireert meer dan eens om nieuwe melodieën te neuriën, maar helaas kan ik ze een dag later al niet meer herhalen. En soms is er een begin van tekst dat ik stilletjes binnenshoofds zing terwijl we door de bossen fietsen. Het heeft geen enkele betekenis. Liedjes gaan nu eenmaal over niets of over liefde en verdriet. Ik herken niet meteen de man die me aanspreekt op de camping tot hij me duidelijk maakt dat ik hem gisteren in Chenonceau aangesproken had. Hij was toen, net zoals ik, helemaal ingepakt: lange broek, lange hemdsmouwen en een pet met extra zonnebeschermende flap in de nek. Net als ik verbrandt hij zeer gemakkelijk ook al is hij niet roodharig. Hij zegt een zonneallergie te hebben. We zijn zowat de enige twee in heel Frankrijk die zo ingepakt zijn. Iedereen loopt met zo weinig mogelijk kleren aan en wij….Er is moed nodig om zo rond te lopen, allez, ik bedoel het zou plezieriger zijn ook eens gebruind in bloot bovenlijf te paraderen. Van op de ‘camping du val de Blois’ kunnen we gemakkelijk via grindwegen langs de Loire naar Blois fietsen. We hebben nog tijd voor een korte wandeling van het benedencentrum via trappen naar een hoger gelegen plein aan het koninklijk paleis, waarvan we een glimp van de binnenkoer kunnen opvangen. Op het plein bekoort ons het restaurantje ‘Le Marignan’. Terwijl het overdag broeierig heet kan zijn is het nu echt koud, of verdraag ik nauwelijks nog mindere temperaturen? Terug beneden, het begint te schemeren, hebben we een probleem. De achterfietsband van Kurt is halfplat. Op asfalt fietsen, lukt nog net maar het overgrote deel moeten we te voet doen. 

Château de Chambord

Château de Chambord


Blois



Blois
19.08.2013 
Blois – Beaugency. Totaal 476 km.
De fietsband is nu volledig plat. Ik ga op zoek bij andere fietsers naar een geschikte pomp. Een Nederlander komt helpen. We slagen erin tot Blois te fietsen. Bij een infowinkeltje van ‘Loire à vélo’, waar ze ook kleine fietsherstellingen uitvoeren sturen ze ons door naar Véloland net buiten Blois aan de overkant van de Loire, maar de winkel gaat pas om twee uur open. We hebben tijd om lang te ontbijten en Kurt doet een was in een lokale wasserette. We doen een stadswandeling en in een verborgen roserie pluk ik een sterk ruikende donkerrode roos! Ik weet dat het niet mag. Een andere manier dan meerdere malen per dag de roos te ruiken kan ik niet bedenken om de geurherinnering vast te leggen. Een zoeterig krachtig parfum stijgt op uit de roos. Met gesloten ogen snuif ik traag en lang. Ik vind de woorden niet tot ik besef dat er geen zijn. Er is alleen de vergankelijke geur die me gedachteloos maakt en wanneer ik uitadem, kijkend naar de roos: “Is een geplukte roos dood?”,vraag ik me dan af. “Même si la rose est morte, son odeur reste ravissante.” Misschien was het diezelfde roos die Jean de Meung of Pierre de Ronsard bekoord en geïnspireerd hebben. Ik berg de roos op in mijn stuurtas.
Ik heb een merkwaardige ontmoeting met een man in zijn kamer aan een open raam die ik van op straat aanspreek. Hij zit te eten aan het raam en ik kan heel makkelijk naar binnen kijken. Hij schrikt zich rot als ik “Bonjour” zeg. Hij verontschuldigt zich en zegt dat hij blind is. Aan zijn ogen is niets te merken. Ik durf niet zomaar verder te stappen en begin een gesprek. Een bloedklonter in zijn hersenen heeft hem drie maanden geleden blind gemaakt. Op zijn armen heeft hij de typische donkerpaarse vlekken veroorzaakt door bloedverdunners. Ik vertel hem wat over mezelf waarop hij zijn T-shirt hoog optrekt zodat ik de defibrillator kan zien zitten. Ik besef dat ik nog meer geluk gehad heb dan de dokters hebben verteld.
Véloland is een fietswinkel in een industrieel pand in een ambachtelijke zone. De fietsenmakers zijn allemaal jonge mannen. We worden snel bediend. Een Duits koppel is eveneens aan het wachten op het herstel van hun tandem. Zowel ‘le pneu’ als ‘la chambre à air’ worden vervangen. Terug in Blois, ongelofelijk!, opnieuw pneu crevé. Het lukt me niet om de band te herstellen. Het gat was tamelijk groot. Waarschijnlijk heb ik onvoldoende gewacht vooraleer de band opnieuw op te pompen. Hoe het gat er is gekomen begrijp ik niet. De buitenband is immers niet beschadigd of doorboord. Te voet naar het Office de Loire à vélo. De jonge man slaagt erin het gat te dichten. Het is vijf uur. We kunnen verder. Een verkeersvrij en dus roetloze rit van 35 kilometer langs de Loire tot Beaugency. Ongelofelijk maar weer lekke band. Midden in de velden en weiden met prachtig uitzicht rondom ons. Ik merk dat de jongeman van ‘vélo à Loire’ bovenop mijn kleine sticker een extra sticker gekleefd heeft. Ik heb geen andere keuze dan een derde sticker te kleven en de heilige Martinus om bijstand te smeken. Het lukt en we bereiken Beaugency zonder drukverlies. We reserveren in de pizzeria ‘Au pont’. We maken kort kennis met het stadje en fietsen door een bloemrijk straatje met enkele winkeltjes en een paar restaurantjes. Aan de overkant van de Loire bouwen we onze tenten op ‘Camping Du Val de Flux’. Nog steeds is de Loire hier enkele honderden meters breed, bezaaid met kleine eilandjes en ondiep water aan de oevers. De brede pijlers van de stenen brug met tientallen bogen staan stevig in de rivierbodem geworteld. Schepen zie je hier niet en ik kan me niet herinneren pleziervaart te hebben gezien. Wel de typische platte houten Loirebootjes, sommige een houten hok dragend. Op het terras van de pizzeria zitten nog enkele koppels, de dames een jas over hun schouders, de heren in hemd. Het terras is slecht verlicht, lezen lukt niet, schrijven net wel. We worden snel bediend en zijn de laatsten die het terras verlaten. Traag fietsend, de energie verdelend over benen en een goed gevulde maag, uitkijkend over het glinsterende koele water, mijmerend over schijnbaar niets, begeven we ons in de duisternis naar onze slaapzak.

Kerncentrale aan de Loire bij Avaray


Loire bij Beaugency

Beaugency

Beaugency
 20.08.2013 
Beaugency – Meung-sur-Loire – Orléans – Jargeau.  Totaal 535 km.

Er zijn twee mysteries. De afstand van Blois naar Beaugency is volgens het gidsboekje 35 km, wij hebben gisteren 55 km gefietst. Na wat rekenwerk, de afstanden van campings naar de stadjes, de ritjes naar de fietsenmaker, het rond fietsen in de stad,….het zal wel juist zijn. Over het verhaal van de fietsenmaker van Beaugency die beweerde dat het lek te wijten is aan een foute chambre à air van Véloland, heb ik mijn twijfels. Dat er Franse en Duitse binnenbanden zijn, kan ik best nog wel aannemen maar het lek blijft een raadsel. De bandenstress is nu in ieder geval geweken en hopelijk voor goed voorbij. We wandelen door het stadje, nemen enkele foto’s die ooit gewist zullen worden van onze harde schijf en springen de fiets op naar het volgende kasteel in Meung-sur-Loire. De ene zijde is middeleeuws met robuuste torens en kleine vensters, de andere zijde paleisachtig met roodgeschilderde muren en grote ramen. De stijl is strakker en symmetrischer. Het kasteel is erg verkommerd en smeekt om restauratie. Een deel van het dak is met plastiekfolie bedekt. In het gebouw is her en der vochtschade te zien. Het is het eerste kasteel waar we kennismaken met een ‘badkamer’ en een installatie voor warm badwater. Prachtige interieurs, slaapkamers en linnenkamers van een meer betaalbare stijl. Het is geen Koninklijke residentie geweest maar arme mensen waren het evenmin! Het diende tot de achttiende eeuw als verblijf voor de bisschoppen van Orléans. Via duistere koude ondergrondse, in krijtrotsen uitgehouwen gangen komen we in de ondergrondse kapel. Het is er koud, vochtig, groezelig en muf. Een lichtbeeld- en klankspel over de geschiedenis van het kasteel is aan de gang. De vagebond-dichter François Villon zat hier gevangen. Het stadje heeft nog een andere beroemde dichter en schrijver onder zijn nakomelingen: Jean de Meung. Ik zou maar al te graag de verzen lezen en kunnen begrijpen van ‘Roman de la Rose’. Aan de toegang van het kasteel staat een getimmerde box met plexiglazen deksel. In de box liggen boeken. Een schitterend idee. Je kunt hier je gelezen boeken inleggen en iemand anders kan ze meenemen. St.Hilaire-St.Mesmin heeft ook zo’n kerkje met voorportaal, net zoals La Roche-Clermault. We zoeken wat schaduw, wandelen tot aan het water. Pas later zie ik op de kaart dat het niet om een bypass van de Loire gaat maar om Dhuy, een zijriviertje. De elegante witte Europabrug van Santiago de Calatrava in Orléans overspant met alle gemak de Loire. We kunnen langs de Loire blijven fietsen zonder al te veel gestoord te worden door het verkeer. Vanuit de Rue Jeanne d’Arc met langs weerszijden statige witte hoge herenhuizen heb je zicht op de kathedraal in draaddunne gotiek. We blijven niet lang in de stad en vervolgen onze weg langs de Loire tot Jargeau waar we overnachten op de camping L’Isle aux Moulins. Onze buren die na ons toekomen zijn Engelsen, vermoedelijk een opa met zijn kleinzoon, een volwassen tiener. Een jaguar en een villatent maken hun status duidelijk. Terwijl wij later op de avond, onze pizza verorberend, op het terras zitten van ‘Le Martroy’ komen ze aangewandeld. Ze nemen plaats achter ons. Van de gesprekken kan ik nauwelijks wat begrijpen. Zo gemakkelijk is het niet om gesprekken af te luisteren terwijl we zelf altijd denken dat buren alles horen. We speculeren op basis van de weinige gegevens hoe de relatie tussen de twee is.

Château de Meung-sur-Loire

Château de Meung-sur-Loire



Pont de l'Europe van architect Calatrava
Kathedraal van Orléans
21.08.2013 
Jargeau – Châteauneuf-sur-Loire – St.Germigny-des-Prés - St.Benoît-sur-Loire – Sully-sur-Loire – Gien. Totaal 595 km.                                                                                           

Sinds een paar dagen fietsen we bijna uitsluitend langs de Loire. Veelal zie je de rivier niet omdat de dijken ver van de oevers liggen en het overstromingsgebied tussen water en dijk begroeid is met struiken, grassen en bossen. Châteauneuf-sur-Loire is verpest door het verkeer. Een overdekte marktplaats, een kerk waarbij de toren gescheiden is van het schip, een kasteel met kazerneachtig uitzicht met mooie tuin. Niet zo indrukwekkend of is het omdat we het allemaal wel al ergens gezien hebben? Ik was onder de indruk van het negende eeuws préromaans kerkje van Germigny-des-Prés met de overwegend goudkleurige twaalfde eeuwse mozaïek L’Arche d’Alliance in de ronding boven het koor. Geldt voor architectuur en kunst een soortgelijke wet als ‘Survival of the fittest’? Overleven alleen de mooiste dingen? Breken we het lelijke af en behouden we het mooie? Is het daarom dat we eeuwenoude dingen koesteren? Omdat ze vele generaties overleefd hebben, precies omdat ze mooi zijn? Zal Calatrava zijn ‘Pont de l’Europe’ in Orléans de eeuwen trotseren? Zal het metershoge koperkleurig vormeloze beeldhouwwerk op de markt in Beaugency er over honderd jaar nog staan? St.Benoît-sur-Loire vormt het religieus hoogtepunt van onze vakantie. De relikwieën van St.Benedictus bevinden zich in de crypte van de abdijkerk met merkwaardig torengebouw. De koelte slaat als een mantel om je heen, de oogpupillen verwijden in de duisternis en de oortrilharen verstijven in de stilte. We gaan zitten. In het koor komen mannen in zwartbruine gewaden binnen. Een korte religieuze dienst begint. De gezangen van de monniken zijn broos en vluchtig als rozengeur. Er zijn mensen in de kerk aan wiens houding je kan zien dat ze heel gelovig zijn. Is het leven niet dragelijker als gelovige? Hebben we God niet gecreëerd om te ontsnappen aan onze eigen eindigheid waarvan we waarschijnlijk als enige wezen op aarde ons bewust zijn? Na de dienst verlaten de monniken langs een zijingang de basiliek. Een man die in het klooster op retraite is weet ons te vertellen dat er nog 36 paters zijn. We staan wat na te praten tussen de enorme zuilen die het buiten proportie grote torengebouw dragen. Het klooster omvat enkele heel sobere naoorlogse gebouwen. Aan de architectuur is niet te merken dat het om religieuze gebouwen gaat. Enkel de naam in grote zwarte letters ‘Abbaye de Fleury’ geeft zekerheid over de functie van het gebouw. De oorspronkelijke abdij werd tijdens de Franse revolutie gesloopt. In het souvenirwinkeltje koop ik een sleutelhanger van St.Benedictus, onze nieuwe vakantieheilige. Sinds ik het bidprentje van St.Martinus verloren ben, waarschijnlijk in Fontevraud, hebben we geen beschermheilige meer. Wat een ramp! Straks geloof ik het nog ook! We kruisen onderweg ‘La Méridienne Verte’.
Het robuuste kasteel van Sully ligt langs de drukke D948 die door het stadje loopt. We ontsnappen aan de gekte door de weg te nemen die tussen het kasteel en de Loire loopt. Van het stadje hebben we, tijdens ons ritje op zoek naar een rustig terras, nauwelijks iets gezien, zelfs geen zitje. Halverwege naar Gien rijzen de indrukwekkende koeltorens op van een kerncentrale. Ruim honderd kilometer eerder hebben we de kerncentrale nabij Avaray gezien. Van de rijke geschiedenis van St.Gondon blijft weinig zichtbaars over. We genieten meer van het terras en een koude sprankelende cola. Het café is terzelfder tijd krantenwinkel. We hebben onze handen vol met het bestuderen van de mensen die binnen en buitengaan. Aan de rand van het dorp loopt een klein riviertje. De omgeving vormt er een natuurlijk park. Een gazon, bloemen en banken maken het geheel idyllisch mooi. We bereiken ons einddoel voor vandaag: Gien. Voor ons avondmaal gaan we te voet de Loire over. Geen terras maar een tafeltje binnen in het Restaurant La Loire. Een voor de hand liggende naam voor een restaurant langs de kade van de Loire, maar weinig origineel. Ik schrijf en post mijn laatste kaartjes. Ondanks de hitte overdag koelt het ’s avonds sterk af. Ik kruip zoals elke nacht met mijn kleren aan in mijn slaapzak.


Het kerkje van Germigny-des-Prés

Het kerkje van Germigny-des-Prés

Château de Sully

Gien
22.08.2013 
Gien – St.Brisson-sur-Loire – Briare – Châtillon-sur-Loire – Belleville-sur-Loire – Léré – Cosne-Cours-sur-Loire. Totaal 658 km.

Onze eerste halte vandaag is St.Brisson-sur-Loire. Het kasteel is niet te bezoeken. Bij St.Firmin-sur-Loire, een klein gehucht, steken we de Loire over, langs de meer dan zeshonderd meter lange kanaalbrug, Pont-Canal de Briare. De kanaalbrug, ontworpen door Gustave Eiffel werd gebouwd in 1896 en maakt deel uit van het 196 kilometer lange Canal latéral à la Loire. Zowel aan het begin als aan het einde de brug staan metershoge stenen pilaren rijkelijk versierd met metalen ornamenten zoals lantarens. Net over de Loire kunnen we ons te goed doen aan heerlijke patisserie en thee. In de zoetgeurende winkel ‘Chocolats et Chimères’ met kleurrijke patisserie, taartjes en chocoladefiguurtjes, ontbrak alleen nog sprookjesmuziek. Ik heb er pastelblauwe en naar lavendel smakende nougat gegeten. Jammer van het Ikea-servies. Bij zo’n heerlijke desserts passen alleen een wit porseleinen bloemetjesservies, een verzorgd tafelkleedje, thee uit een kannetje met citroen en zeker geen builtjes. 
Een deel van de voorgevel van het kerkje van het naastliggende stadje Briare, gekend voor glazuur- en mozaïekkunst, is opgesmukt met figuren in overwegend blauwe en goudkleurige tegeltjes. De toren met stenen spits staat naast het schip. De toegang wordt gevormd door drie grote deuren in de gevel van het schip met elk een rondboog bovenaan. In het altaar is een overwegend goudkleurige mozaïek te zien van twee vogels drinkend uit een kelk. Zowel de architectuur als de mozaïeken geven het gebouw een oosters karakter. Ik wist niet dat er meer te bezichtigen was in verband met de glazuur- en mozaïekkunst van het stadje zoals ik later las in het gidsboekje. Bij de terugkeer naar de Loire passeren we een opvallende winkel van tweedehands porselein. Het porselein stond langs de gevel op lange rekken uitgestald. We fietsen een viertal kilometer langs een klein kanaaltje en steken opnieuw de Loire over bij Châtillon. De forse helling naar de kerk van het stadje moeten we te voet afleggen. Het felle zonlicht valt gefilterd door de kleurige kerkglasramen waardoor de figuren levendig worden en een spirituele rust mij minutenlang vastkluistert aan mijn stoel in deze behaaglijk koele ruimte met meditatieve muziek. De aanvankelijke leegte die in mijn hoofd ontstond wordt stilaan gevuld met herinneringen aan vroegere fietsvakanties. Hoe gelukkig ik ben dat ik opnieuw kan fietsen en hoe triest dat Boudewijn er niet meer is. De uitersten in gevoelens raken elkaar en maken mijn ogen wazig. Buiten is een Italiaanse kunstschilder bezig een levensgrote ridder in harnas te schilderen in grijze tinten op de kerkmuur. Ik vind het prachtig en neem met “Au revoir, Leonardo.” afscheid van hem. Tot Belleville-sur-Loire pedalleren we langs het Canal latéral à la Loire. Tussen het dorp en de Loire ligt een kerncentrale, de derde tijdens deze vakantie. Frankrijk telt ruim 20 kerncentrales met in totaal ongeveer 60 kernreactoren. We fietsen langs de kerncentrale en blijven de Loire volgen op de dijk. We maken een ommetje voor de grote abdijkerk St.Martin in Léré waarvan sprake is in onze reisgids. De kerk is gesloten en maakt weinig indruk op mij. Het naastliggende terras onder de platanen is wel open, een laatste pauze voor de camping in Cosne-Cours-sur-Loire. Het stadje Cosne bezoeken we niet. Waren we te moe? Cultuurverzadiging? De zoveelste kerk? Het restaurant ‘La Petite Venise’ kan ik me nog goed voor de geest halen. Aan het tafeltje naast ons zitten twee jongens en twee meisjes, jonge twintigers. Het meisje schuin tegenover mij zit zich kennelijk te vervelen en te vingerspelen in haar lange haren. Ze tokkelt op haar iphone, dan speelt ze met haar uurwerk en oeps! Het uurwerk ontglipt haar en valt op de grond tussen de planken van de vloer. Onbereikbaar! Eindelijk wat animo in de zaak. De jonge dame krijgt het voor elkaar dat ze ’s anderendaags haar uurwerk kan komen ophalen nadat iemand de plank zal hebben losgeschroefd.

De kanaalbrug over de Loire, Pont canal de Briare

Chocolats et Chimères, Briare

De kerk van Briare


Een kunstenaar beschildert de muur van de kerk van Châtillon

Glasramen in de kerk van Châtillon
23.08.2013 
Cosne-Cours-sur-Loire – Buranlure – Sancerre – Pouilly-sur-Loire – La Charité-sur-Loire. 
Totaal 710 km.                                                                                                                     

Het is elf uur als we de camping verlaten, de Loire oversteken en enkele kilometers lichtjes klimmen tot rechts het Château de Buranlure opduikt. Het lijkt eerder een boerderij en zo anders dan de foto in onze gids. Toch gaat het om hetzelfde gebouw. Het grijze château met kleine raampjes en rode vervuilde daken, en de boerderijgebouwen met hetzelfde kleurenpalet  liggen midden in de verdorde weiden. Uitgedroogd en dof ,versmelten de kleuren in de trillende hitte die in het zonlicht boven de vlakte hangt. Na Bannay volgen we opnieuw het Canal latéral à la Loire en in de verte wordt de heuvel met het stadje Sancerre steeds beter zichtbaar. We rijden eerst door het dorpje St.Satur aan de voet van de heuvel. De helling wordt steiler, we gaan de drukkere D955 op, we verlagen de versnelling en zoeken het passende tempo. Met elke trap op de pedalen, elke meter dat we vorderen en met elke ademzucht worden de herinneringen aan de fietsroute van 2006 langs de Pyreneeën van de Middellandse zee naar de Atlantische oceaan scherper en levendiger. Kurt moet opgeven. Hij heeft te weinig versnellingen. Ik heb er dertig en kan aan een heel traag tempo de top bereiken en fiets het stadje binnen. Te voet gaat het bijna even snel maar de fiets naar boven duwen is nog zwaarder dan fietsen. Het is de heetste dag van de fietsvakantie! We blijven de hele middag in het stadje rondhangen met frisse dranken, wat eten en ijsjes. Het stadje is niet zo toeristisch. Er zijn weliswaar verschillende wijnhandelaars voor de liefhebbers en enkele restaurants maar geen prullenwinkels. Van het kasteel van Sancerre rest alleen  La Tour des Fiefs. De trap bestijgend naar het torenplatform, keert Kurt halverwege om één of andere onduidelijke reden terug naar beneden. Fysiek is hij nochtans veel sterker dan mij om de bijna tweehonderd treden te tellen. Een wijds uitzicht over het Loiredal en de groene heuvels, en aan je voeten het stratenplan van Sancerre. Het huidige burgerlijk kasteeltje, opgetrokken in baksteen, ligt naast de toren en had evengoed bij ons in Vlaanderen kunnen staan. Op slechts enkele kilometers van Sancerre ligt het kasteel van Tracy. We sluipen als paparazzi langs de wijngaarden om dichterbij te kunnen komen en een mooie foto te maken. Aan de rand van het park staat een den die al vele generaties mensen heeft zien komen en gaan. Onder de wijd en laag afhangende takken kan je je verschuilen rond de dikke stam. Op de takken rijpen grote groene dennenappels waarvan de schubben nog dicht zijn.
Na Sancerre heb ik meer moeite om Kurt te volgen. Misschien komt het door de warmte. Het tempo is zeker niet te hoog. Ik ben er mij zelfs niet echt van bewust en heb er ook niets over gezegd. We zijn van plan om te stoppen in Pouilly voor een terrasje. Dat hebben we onderweg min of meer afgesproken. Als we het dorp langs de Loire binnenrijden, fietst Kurt een paar honderd meter voor me uit. Ik ben moe, vertraag wat, de afstand wordt groter, een bocht, ik kijk links en rechts wat rond, na de volgende bocht en plots is Kurt verdwenen. Niets aan de hand, we hebben trouwens elk een fietsgids bij. Er zijn ook geen terrassen te bespeuren. In de zijstraatjes die ik passeerde is geen Kurt te zien. Hij zal wel ergens wachten denk ik. Dat doet hij trouwens altijd wanneer hij wat voorsprong op me heeft en op een punt komt waar we mogelijks kunnen misrijden. Ik kom aan de brug over de Loire. Geen Kurt. Het centrum ligt blijkbaar verderop naar links, maar niet op de route, die gaat over de brug. Waar zit hij? In het dorp is volgens het boekje niets te bezichtigen en als hij de route verlaat zou hij normaal toch wachten. Als ik naar het centrum fiets en hij is de brug over, dan wordt mijn achterstand nog groter. Een kluwen van gedachten scherpt mijn zenuwen. Ik fiets dus de brug over, maar ook daar is geen Kurt te zien. Ik rust wat uit en een vijftal minuutjes later wordt in de verte een traag naderende rode stip steeds groter, wordt het een fietser? Het is Kurt! Hij was dus toch naar het centrum gereden op zoek naar een terras, maar had bemerkt dat ik niet volgde. Het is nog makkelijker elkaar te verliezen tijdens wandelingen in steden en dorpen. Het gebeurt onbegrijpelijk snel. Enkele seconden geïnteresseerd naar iets kijken en de ander is een zijstraatje in of verscholen achter enkele mensen of wie weet waar heen? Toch spreken we nooit af alleen op stap te gaan en elkaar op een later tijdstip terug te zien. We doen dat niet, misschien omdat de bezoektijd aan de diverse bezienswaardigheden te kort is en het niet de moeite is om alleen op stap te gaan of het dorp of stadscentrum te klein is en denken elkaar niet te kunnen verliezen. Het is om een of andere reden altijd praktischer om samen te blijven of het voelt comfortabeler aan en misschien is het ook veiliger. Nog vijftien kilometer langs de Loire. Het zou in één keer gelukt zijn ware het niet dat er een aanlokkelijk bordje langs de dijk staat. We rijden de dijk af, een paar honderd meter langs een zanderige weg. De binnenhof van de grote vierkantshoeve is een grasplein. Enkele bomen en parasols geven schaduw voor de tafeltjes en stoeltjes. Langs de muur staan hortensia’s. Er lopen kippen en een hond op het erf. Zalig om hier een ijsje te eten en het was nog zaliger geweest had men gezegd dat we daar konden blijven. Wat een paradijselijke rust!
De ‘municipal de la Saulaie’ ligt op een eiland in de Loire verbonden met La Charité via een stenen brug uit 1520 met talrijke bogen. La Charité is oud en afgeleefd. De bejaarde stad is vervuild en verwaarloosd. Ze is dringend aan restauratie toe. Hier geen witte kalkstenen statige huizen. Het is hier zwart en grijs, muf en triest. We eten spinaziepannenkoeken  met cider in een Bretoense crèperie. Dit weekend is er een jazzfestival. Ik had er graag wat van gehoord maar nergens klinkt muziek. We wandelen wat rond in het stadje. Gelig licht probeert de duisternis te breken. Ongezellig en donker zoals in de Middeleeuwen. Ik spreek een oudere man aan en hij begint een lang verhaal, toont ons enkele gebouwen die ooit tot de abdij hebben behoord, geeft wat uitleg over de restauratieplannen van de burgemeester en vertelt hoe het vroeger was. Ergens staat een deur open en valt er licht naar buiten. Het is een grote zaal, enkele mannen zijn bezig met de geluidsinstallatie. Er is straks een optreden van het festival. Het komt goed met de stad.
Op de camping is het rustig, ik poets mijn tanden en spreek de jongeman aan die naarstig aan het schrijven is in het licht van de buitenlamp. Hij is een Engelsman maar spreekt goed Frans. Hij houdt zijn diary bij. Elke dag fietsen hij en zijn vrienden ruim honderd kilometer van de ‘Loire à Vélo’. Morgen, het laatste stuk naar Nevers, net zoals wij. Sinds een paar dagen heb ik een probleem met mijn slaapmatje. Er is een kleine blaas opgekomen, waardoor ik ze minder hard kan opblazen. De blaas wordt groter zodra ik op het matje ga liggen. Ze is nu echt stuk en ik blaas ze maar nauwelijks op waardoor ik voor zo goed als op de grond lig. Nog drie nachten volhouden. Alles is rustig tot ik bijna ingedommeld ben. Ik hoor meerdere naderende jongeren. Ze proberen zich in te houden, maar het lukt ze niet. Luidruchtig, lachend, zot doend. Ik kan het aantal stemmen niet tellen. Bang ben ik niet, wel klaarwakker. Er zijn geen meisjes bij. Als ze maar geen vervelende dingen doen. Soms is er een poging tot zingen. Het is niet stil geworden maar hun amusement heeft me in slaap gewiegd.

Château de Buranlure

.

Sancerre en omgeving

.

La Charité-sur-Loire

La Charité-sur-Loire
24.08.2013 
La Charité-sur-Loire – Le Bec d’Allier – Le Guétin – Nevers. Totaal 758 km.        

Het heeft deze nacht geregend en het is nog zwaar bewolkt. Het is meer dan tien graden koeler dan de voorbije dagen. We hadden niets om te ontbijten en komen net terug van het stadje waar we de markt bezochten, langs de gebouwen van de vroegere abdij wandelden tot aan de hoger gelegen restanten van de oude stadsmuur met torens. Er vallen opnieuw dikke regendruppels. Misschien is het beter eerst snel de tent op te breken? Het brood en de kaas in mijn mond malend begin ik er aan. Kurt niet, hij ontbijt verder. Ik wil profiteren van de voordelen om niet in de regen te moeten inpakken. Het geitenkaasje, Crottin de Chavignol, een delicatesse van nabij Sancerre laat ik nog onaangeroerd. Het blijft bij wat dreigende druppels. We maken kennis met de andere twee Engelsen: Sam en David. De dagboekschrijver blijkt John te zijn. We praten wat over fietsen en de route. Sam beweert dat fietsen in is in Engeland. Ik zou hem best kunnen geloven, want ook ik heb de indruk dat er meer interesse is voor fietsvakanties. De jonge festivalgangers komen uit hun tent gekropen. Ze zijn rustig en de zotheid in hun slungelachtige lijven blijft slaperig verdoofd door het nadreunen van de muziek in hun hoofden..
Tot aan de monding van de Allier in de Loire blijven we tussen de Loire en het Canal latéral fietsen. Le Bec d’Allier , een klein gehuchtje, ligt aan de samenvloeiing. Stel je hier geen twee rivieren voor die door kades in een keurslijf gewrongen zitten. Het is een uitgestrekt gebied van twee samenvloeiende brede vlakke rivieren met eilandjes, zanderige oevers en brede overstromings-stroken. We fietsen verder langs de Allier tot  Le Guétin waar het Canal latéral à la Loire via een kanaalbrug over de Allier geleid wordt.Voor de laatste kilometers tot Nevers volgen we het Canal latéral dat steeds parallel aan de Loire loopt. Waar de Loire de stad Nevers raakt buigen de rivier en het kanaal af naar het zuiden. Wij verlaten het Canal latéral en worden langs een doodlopend zijkanaaltje tot aan de camping geleid die aan de oever van de Loire ligt. Aan de overkant hebben we zicht op de kathedraal en de oude stad. Met een stadsplannetje van de campingreceptie spoeden we ons naar het centrum. We doorkruisen het stadsgedeelte op de helling aan de oever om tot bij het station te komen. Het lukt niet om op zondag huiswaarts te keren. Het is voor geen van ons beiden een probleem een dag langer te blijven en de weersvoorspelling blijft vrij gunstig. Het is te vroeg om te eten en we laten de fiets achter op de Place de la République. De kathedraal en het renaissancekasteel Palais Ducal liggen bovenaan de helling. Voor het paleis ligt een groot tuinplein met aan weerszijden statige hoge kalkstenen herenhuizen, afgeschermd door bomen. Tijdens de fietsroute “Langs oude wegen” van Verviers naar Oloron-Ste.Marie in 2004 heb ik hier ook gestaan. Aan de tegenoverliggende zijde van het kasteel heb je vrij zicht over de lagergelegen Loire en het achterliggende land. We willen ons eerst nog wat opfrissen en reserveren meteen een dagje meer op de camping. We zien onze Engelse vrienden terug in de stad en ook zij vinden niet meteen hun gading ondanks hun grote honger. Het aantal restaurants is beperkt. We kiezen uiteindelijk voor een kleine pizzeria ‘Kucero Nevers’ op de hoek van twee kleine straatjes. Buiten staan langs de muur op het trottoir een paar tafeltjes waar we gaan zitten. Ik heb reuzenhonger en vraag meteen wat brood om niet flauw te worden. Een salade nordique en een pizza seguin moeten volstaan om dit te overleven.

Canal latéral à la Loire

Le Bec d'Allier

Canal latéral à la Loire

Kanaalbrug Le Guétin
Château de Nevers
Zondag 25.08.2013 
Nevers – Apremont-sur-Allier – Nevers. Totaal 800 km.                                                          
Het zou mooi zijn de kilometerteller op achthonderd, een gemakkelijk te onthouden getal te krijgen. Apremont-sur-Allier ligt op een ideale afstand voor een zondagse uitstap. We keren terug naar de kanaalbrug Le Guétin, waar we een terrasje doen langs de weg aan de sluizen. Daarna volgen we een ander kanaaltje dat een paar kilometer voor Apremont doodloopt op een keersluis. Je vraagt je af waarom hier een kanaaltje gegraven werd? Apremont is een schitterend dorpje van architecturale eenheid. Twee parallelle straten langs de Allier, verder niets. 
Ook in 2004 was ik door het dorp Apremont gefietst. Dat heb ik pas achteraf gezien in de fietsgids “Langs oude wegen”. Toen schreef ik nauwelijks iets op en noteerde bij Apremont: “doet Engels aan”. Foto’s had ik toen niet genomen. We waren er waarschijnlijk snel doorgefietst, want we hadden die dag 125km gefietst. 
De bloemrijke huistuinen vloeien harmonisch in elkaar over en hebben een natuurlijk uitzicht. De oever is één groot gazon met hier en daar verschillende soorten bomen. De grijsbruine huizen met complexe opbouw, en daken van kleine roodbruine bemoste dakpannetjes, staan wat ordeloos langs de geasfalteerde weg. We gaan wandelen in het grote park met tuinen en uitgestrekte gazons, op de hellingen verscholen achter de rij huizen. Op het einde van het dorp staat op het hoogste punt een kasteeltje. In de vroegere paardenstallen loopt een kleine tentoonstelling over Eiffel. De hele dag is het bewolkt met steeds minder zon. We zitten 's avonds op restaurant in het centrum van Nevers als de eerste druppels vallen en de warmte uit lucht en stenen wordt weggespoeld. We wachten op een geschikt moment om terug te keren naar de camping.

Nevers gezien van op de camping

Apremont-sur-Allier

Apremont-sur-Allier

Apremont-sur-Allier
26.08.2013 
Nevers – Zottegem.
Ik ben veel vroeger wakker dan nodig. Kurt is zelfs al gedoucht als ik de blauwe hemel aankijk. Alles is heerlijk fris. Er is nog tijd voor een babbel met de Engelsen die vertrekkensklaar zijn. Sam is luitenant bij de Marine. Hij was als kind de buurjongen van David, die student geneeskunde is. John is journalist en deelt met David een huis in Brighton. Wanneer wij de camping verlaten en ik een laatste foto neem, merk ik twee speciale Koga’s op met een rubberen aandrijfriem in plaats van een ketting. We sprokkelen ons ontbijt samen op de brede boulevard tegenover het station. Onze trein vertrekt om halftien en tegen de middag komen we aan in Tours, St.Pierre-des-Corps. We hebben een stukje van onze fietsroute terug gezien in de buurt van Chenonceau. De TGV heeft een kwartier vertraging. Het is nog geen drie uur wanneer we in de stationshal van Lille-Europe staan. Kurt is vastberaden en zet zijn plan dat tijdens de TGV-rit in zijn gedachten kwam door. Hij vertrekt met de fiets naar Gent. Ik neem de tijd voor een wandeling door de drukke winkelstraten, het contrast met de stille natuurwegen langs de Loire overpeinzend. Pas wanneer ik over enkele dagen uitgerust zal zijn, zal ik kunnen nagenieten van deze voorbije fietsvakantie. De vermoeidheid tijdens de reis is veelal een hinder om echt te kunnen genieten op het moment. Maar wanneer ik later met gesloten ogen op de zetel liggend opnieuw langs de Loire fiets, door kastelen en straten slenter en op terrasjes zit dan pas zal ik volop nagenieten van deze vakantie. Tijdens de fietsvakantie was ik de boekhouder en hield bij wie wat betaalde. Zo kan ik berekenen wat de vakantie mij gekost heeft. De treinrit van Zottegem naar Tours via Lille en Le Mans heeft me 110 euro gekost. De rit van Kortrijk naar Lille was gratis. Ik vergat een ticket te nemen en we hadden geen controle. De terugreis naar Zottegem van Nevers via Tours en Lille heeft 156 euro gekost. Per dag spendeerden we gemiddeld 55 euro per persoon waarvan 7 euro per dag voor de camping, 8 euro voor bezoeken, 25 euro voor het restaurant en de rest voor cafés, bakker en kruidenierswinkels. Dat maakt dat de veertiendaagse fietsvakantie voor mij 1050 euro heeft gekost. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten