Toerismefotografie
heeft iets bedrieglijks. Het knipt beelden uit hun context en verleent ze
daardoor een schoonheid die ze veelal in werkelijkheid niet hebben. Daarom
wantrouw ik postkaartjes maar bekijk ze toch om te weten welke
bezienswaardigheden een stad of streek te bieden heeft. Het daadwerkelijk zien van de kastelen van de Loire was dan ook soms minder indrukwekkend dan de verwachtingen die de postkaartjes en mooi geïllustreerde kunstboeken opwekken. De
kathedraal van Orléans is architecturaal indrukwekkender. Teleurgesteld ben ik
nu ook niet. De nachtwandeling in de sfeervol verlichtte tuinen van het kasteel
Chenonceau zal ik wellicht niet gauw vergeten ook al zou het schouwspel dynamischer kunnen
met een veelkleurig lichtspektakel in en rond het kasteel. Van de vele kasteelinterieurs,
die we aanschouwden onder het kraken van de plankenvloeren herinner ik me
nauwelijks nog iets. Ik weet dat ze kleurrijk, harmonieus en buitensporig rijk
versierd waren en ik kan nog steeds de sfeer ervan oproepen. Puur esthetisch
genot waarachter een bewondering schuil gaat voor de kunde en kennis van de
vele architecten, kunstenaars en ambachtslui die eraan gewerkt hebben.
Villandry, Ussé, Chenonceau, Chambord, Amboise zijn niet te missen toppers.
Dergelijke waanzinnige bouwwerken zijn vandaag iets moeilijker te realiseren
sinds ‘Liberté, égalité et fraternité’ de maatschappijleuze geworden is en
materiële welstand iets eerlijker verdeeld is. Liever democratie dan
feodaliteit met kathedralen of verlicht despotisme met rijkelijk versierde
kastelen waarbij het volk crepeert van miserie en werkt voor de rijken.
Het
andere uiterste waren de vroegere armtierige grotwoningen gegraven in de
krijtrotsen van de heuvels van de Loire en haar zijrivieren. Ik was verwonderd
te ontdekken dat er ook vandaag nog mensen in grotten wonen, uiteraard in
comfortabeler omstandigheden. Ondanks dat fotografie bedriegt heb ik honderden
foto’s genomen, soms lukraak al fietsend, soms een beroepsfotograaf na-apend,
om er een onvergetelijke reis van te maken. Elke dag hield ik mijn dagboekje
bij om later herinneringen te kunnen oproepen die anders onherroepelijk
verloren zouden gaan. Ik wil ze dus niet vergeten te meer daar het een mooie
vakantie geworden is die de moeite is te onthouden. Ik moet nu eenmaal mijn
geheugen een extra steuntje geven.
Ook Kurt
hield een dagboekje bij en nam foto’s. Ik weet niet wat hij schreef want we
lazen elkaars notities niet. We hadden daar geen tijd voor en ongeschreven
wetten laten dit niet toe. Met hem ga ik graag op fietsvakantie. Het is immers
belangrijk dat je vakantiepartner ook graag fietst anders hou je het samen geen
achthonderd kilometer vol. Elke dag fietsen is een fysiek vermoeiende
inspanning. Een uitgeput lichaam erodeert je mentale weerbaarheid. Doseren,
anders worden je spieren lekke banden, je hoofd een kapotte kilometerteller, je
benen losse spaken en je gewrichten krakende kogellagers. Ik had dan ook maar
één eis: niet meer dan vijftig kilometer per dag! Sinds enkele jaren is dit
voor mij de nieuw te volgen norm. Ik was na de reis dan ook heel tevreden geen
lichamelijke klachten te hebben gehad, elke nacht goed te hebben geslapen in
mijn tentje en dat het elke dag zonnig en warm weer was. We hebben fantastisch
goed weer gehad en alleen de laatste nacht heeft het geregend. In Chambord hebben
dreigende donkere wolken ons een halve dag gestresseerd. Meer dan anders zijn
tijdens een fietsreis je hersenen aan het weer blootgesteld. Je hebt geen dak
boven je hoofd en als de hemelsluizen open gaan wordt je humeur nat en
druilerig. Geen pet of regencape die dat nog tegenhoudt. Het weer is, ondanks
nauwkeurigere weersvoorspellingen een ongekende partner. Een veel
betrouwbaardere reispartner is het “Loire-kastelen fietsroute”
gidsboekje van Clemens Sweerman. Het was een uitstekende leidraad om ons fietsend
langs rustige en veilige wegen doorheen de valleien van de Loire en haar
zuidelijke zijrivieren te loodsen. Een eigen fietsroute uitstippelen is
avontuurlijker maar brengt je op drukke en gevaarlijke wegen en oninteressante
plaatsen. Kurt, die historisch beter onderlegd is en de interessantste
bezienswaardigheden kende plande bijna dagelijks de route aan de hand van
Sweermans boekje. Met de kaarten in het boekje alleen zou het mij niet lukken
maar Sweerman geeft ook een wegbeschrijving wat het allemaal makkelijker maakt.
Ik ben een slechte kaartlezer en hoe hard ik ook iedere fietsvakantie mijn best
doe, ik word niet beter. Sinds de nieuwe Koga-fiets heb ik er een hulpmiddeltje
bij: een in de bel ingewerkt kompas. Wat een luxe! In de wegbeschrijving worden
campings, fietsenmakers, winkeltjes met een symbooltje aangegeven. Er was van
alles voldoende zodat we ons niet al te veel zorgen hoefden te maken. Geen
stress! Endorfines in plaats van adrenaline. Toch was het een drukke vakantie.
We waren altijd bezig: fietsen, kastelen en andere bezienswaardigheden
bezoeken, slenteren door straten van dorpen en stadjes, inkopen doen, de tent
opzetten en afbreken, douchen, …..Zelfs eten is een bezigheid. Nooit lagen we
eens languit langs de oevers op de kleine stranden van de Loire of uren op een
terras of gewoon op de luchtmatras uitblazen op de camping,….. Nee, dat deden
we nooit. We waren altijd bezig en ’s avonds moe. Overdag snakten we naar koude
frisse dranken en deden dagelijks onze terrasjes en ook dan waren we bezig: ons
dagboekje aanvullen, vlug de toeristische informatie in de reisgids doornemen
en weer weg.
De zeldzame stille
momenten waren meestal in kerken. Minutenlang zat ik de glasramen in de kerk
van Châtillon-sur-Loire aan te staren. Het overvloedige felle zonlicht deed de
kleur van elk stukje glas in helderheid en kracht ontvlammen zodat de figuren
levendig werden. Een ongeziene pracht waarvan ik helemaal stil werd. De dag
voordien had ik ontspannen zitten luisteren naar de gezangen van de monniken in
de abdijkerk van St.Benoît-sur-Loire. Van de glasramen heb ik foto’s genomen,
maar van de gezangen heb ik niets dat hun terug in herinnering brengt. Zo is
het ook met de rozengeuren uit de tuinen van Villandry en de roserie van Blois.
Één roos met een krachtig zoete geur heeft een paar dagen in mijn stuurtas
gezeten zodat ik er regelmatig kon aan ruiken. Nu heb ik niets meer dat de
herinnering terugbrengt. Ik moet wachten tot een volgende zomer. We hebben veel
bloemrijke tuinen en parken gezien. Grote tuinen zoals van Villandry,
Chenonceau en Apremont-sur-Allier, maar ook de talloze kleine kleurige
privétuinen, badend in de zon een hele zomer lang. Vriendelijke bloemen zoals
de Fransen. Honderden keren bonjour van mensen op de fiets, op een terras, in de
winkel, op straat,…ook de allerjongsten zeggen spontaan bonjour. Zoveel Fransen op
de fiets heb ik tijdens vroegere fietsvakanties in Frankrijk niet gezien. De
fietsroute “La Loire à vélo” is populair en druk bereden. Ogen blikken je tegen. Gezichten
weerspiegelen het gemoed, de ene blij, de andere moe. Oud en jong, lachend of bedrukt,
dromerig of streng, jong, ontspannen of ontgoocheld,….Alle
mensen komen naar je toe en fietsen voorbij, de ene krachtig en snel, de andere
loom en genietend. Het landschap schuift filmisch voorbij. Het stof wervelt op
achter de wielen, het grind kraakt, kettingen piepen en karren rammelen. Banden
zoemen op het warme asfalt. Het geeft zo’n ondersteunend zalig gevoel als je
zoveel mensen op de fiets om je heen hebt.
Voor praktische informatie, zie o.a.:
Zaterdag
10.08.2013
Tours
- Savonnières. Totaal 17 km.
Onbewust
bleef ik waakzaam tijdens mijn slaap en was ik wakker voordat de wekker afliep.
Op de lijst van reisbenodigdheden was alles aangekruist. De bolle fietstassen
stonden klaar van de dag voordien. Het is bewolkt en ik neem de trein van 7h15
naar Kortrijk. De trein naar Lille is op hetzelfde perron. Ik hoef de
fiets en de bagage de trappen niet op en af te sleuren. Ik wacht op Kurt. Om negen
uur zijn we in Lille. We hebben voldoende tijd om de gereserveerde
TGV-treinbiljetten naar Le Mans en verder naar Tours, op te halen, het fietstransport te regelen en buiten op het plein te ontbijten
in de buurt van het winkelcentrum. Honderden mensen lopen in alle richtingen
over het plein. Kurt bedenkt dat hij een paar spulletjes is vergeten. Ik
koop in de GO-sport van het winkelcentrum een opblaasbaar hoofdkussentje. De
TGV-rit verloopt vlekkeloos en ook de overstap op de TER naar Tours is geen
probleem. Deze stoptrein zit overvol en ik moet de ganse rit rechtstaan. Een
groepje van 5 sjofel geklede en onfrisse jongeren met enkele honden stelen de
show. Ofwel komen ze van een festival ofwel hebben ze een meerdaagse wandeltocht achter de
rug. Ze verwarren de mensen die naar het toilet komen door ongezien op de
knoppen te drukken van de automatisch open en toegaande deur. Plezier voor hen,
gênant voor de toiletzitters. Een oudere dame schudt haar hoofd en kijkt
bedenkelijk. Niemand keurt hun amuserend kattenkwaad goed en toch vindt
iedereen hen sympathiek. Één van hen begint een babbel met de oudere
dame.
De eerste foto's worden al geklikt bij het
buitenkomen van het station, een prachtig gebouw en om halfvijf zoeken we de
juiste afstand om de toren van de kathedraal St.Gatien volledig in beeld te krijgen.
Het is sinds de Compostella fietsroute in 2001 geleden dat ik hier stond.
In de nieuwe basiliek naast Tour Charlemagne koop ik een prentje van
Sint-Martinus van Tours. Hij is de patroonheilige van Balegem en bij ons thuis
hing er een grote kader van St.Martinus op zijn paard, een stuk van zijn mantel
afsnijdend en aan een bedelaar gevend. St.Martinus wordt onze reisgezel en ik
gebruik het prentje als bladwijzer in mijn dagboekje. Op het terras van ‘Le
Bartok’ in de Rue Colbert drink ik een thé glacé met aardbeiensmaak. Een
afschuwelijke chemische smaak, nooit meer! De ‘Place Plumereau’ staat vol met
terrasjes met parasols. Elke stoel is bezet en tientallen mensen wandelen op de
gezellige plaats rond die de sfeer van een grote feestreceptie ademt. Als
fietsers zijn we hier niet alleen. Her en der staan fietsen beladen met
volgepropte tassen. Vele Fransen rijden met het merk B’Twin. We kunnen hier
blijkbaar onbezorgd onze tweewielers met bagage tegen een stukje vrije muur
plaatsen. We schuiven aan voor
een ijsje bij ‘Le Lys d’Or’. We verlaten Tours langs de Jardin Botanique en
fietsen de dijk op van de Cher. We hebben nu al het gevoel onvoldoende tijd te
hebben want we hebben heel wat van Tours niet gezien. Op een eilandje in de
Cher ligt ‘Le Grand Moulin’ een monumentale watermolen. We zijn 17
km verder als we in Savonnières onze tent opslaan op de camping ‘La
Confluence’. In ‘Le Saponaire’worden we bediend op het terras. Ik neem gratin
de courgettes, sardientjes met ratatouille en een crème brulée. Het is donker en
fris wanneer we terugwandelen naar de camping.
Station van Tours |
Kathedraal van Tours |
La Place Plumereau in Tours |
11.08.2013:
Savonnières – Villandry – Bréhémont – Huismes – Chinon. Totaal 63 km.
Savonnières – Villandry – Bréhémont – Huismes – Chinon. Totaal 63 km.
Ik heb al een
korte wandeling langs de Cher gemaakt wanneer we rond negen uur aanzetten. We
doen wat inkopen in het dorpje en ontbijten verderop langs de Cher op een
picknickbank. In de buurt zijn er grotten te bezoeken. We verkiezen de
uitgestrekte tuinen van het kasteel van Villandry. Kleurrijke bloementuinen en
op de hoger gelegen terrassen groene parken. Van op het Belvedère heb je zicht
over de tuin van de liefde waar de tedere, de passionele, de onbestendige en de
tragische liefde op abstracte wijze uitgebeeld worden in de geometrische
patronen gevormd door buxushaagjes en gevuld met prachtige bloemkleuren. Ik
ontdek in de tuinen enkele heerlijke fascinerende rozengeuren waarvoor men de
ogen sluit om de geurherinnering te versterken. Het kasteel bezoeken we niet en
we mijmeren verder in het aanpalende dorpje bij een thee op het stoepterras van
een hoekwinkeltje ‘L’épicerie’dat ook café is. We zijn de Cher enkele kilometers eerder al overgestoken
en kunnen verderop aan de monding langs de Loire verder fietsen. In Bréhémont
is er een fietshuis langs de Loire. Je kan er kleine reparaties laten
uitvoeren, een fiets huren en iets eten. Kurt laat zijn banden oppompen die
behoorlijk versleten zijn. Ik vertrouw het niet en hoop dat ze de reis zullen
overleven. Ik smeer intussen nog wat zonnecrème en eet een panini om mijn
honger te stillen.
Het is
beter overdag geen grote maaltijden te nemen en tussendoor wat kleins te eten
en voldoende te drinken, zowel water als suikerrijke dranken. We verlaten de
Loire in St.Martin en kruisen de Indre. Daarna wordt het heuvelachtig tot in
Chinon. We onderbreken de rit voor een terrasje in Huismes aan het café ‘Jeanne
D’Arc’. Ik doe een kort slaapje op mijn stoel in de schaduw. Het glooiende
landschap zou perfect kunnen aansluiten bij onze Vlaamse Ardennen, maar hier
zijn er wijngaarden, groene linten gespannen over stenige gronden. Het is
verrassend om Chinon van bovenuit te ontdekken met het uitzicht over de zwarte daken van het
stadje. Kurt neemt de stadslift en ik fiets sterk remmend naar beneden. Ik
kom aan een middeleeuwse woning waarvan een foto in de reisgids staat. Het is altijd een uitdaging om de
reisgidsfoto’s terug te vinden. Enkele smalle straatjes met kalkstenen huizen en
plaveisel brengen me naar de ‘Place Charles de Gaulle’ waar Kurt staat te
wachten. Het langgerekte stadje ligt gekneld tussen de Vienne en het hoger
gelegen heuvelend landschap. De camping
L’Ille Auger ligt aan de overkant van de rivier aan de oever. Van daar
hebben we zicht op het langgerekte kasteeldomein van Chinon met enkele ronde torens en een
architecturaal eenvoudig kasteel. Helemaal rechts op het domein staat een hoge
rechthoekige, van ramen voorziene slanke toren met een hoog oprijzend dak.
Gewassen en netjes gekleed keren we terug naar het stadje. We kuieren met
vermoeide benen wat rond en ik ben blij wanneer we aan tafel plaatsnemen op het
straatterras van At’Able! in de Rue Rabelais. De gele en groene kleuren van het
tafellinnen en de vuilwitte kalkstenen gebouwen van het smalle straatje geven de
avond een zuiders karakter. We proeven wijn van Chinon bij een driegangenmenu.
We wandelen terug naar de camping. We staan een lange tijd zwijgend en met nachtelijke koelte doorweekte kleren aan de overkant van de Vienne te kijken naar het gelige schilderij van
de verlichte stad met zijn kasteel. Onze onderhuidse bloedvaten vernauwen maar met een onverzettelijke drang
om te blijven staan trotseren we de koude.
Château de Villandry |
Tuin der Liefde |
Rivier de Cher |
Stadslift van Chinon |
Château de Chinon |
12.08.2013
Chinon – La Roche-Clermault – La Devinière – Seuilly – Lerné – Savigny – Fontevraud-l’Abbaye – Saumur. Totaal 112 km.
Chinon – La Roche-Clermault – La Devinière – Seuilly – Lerné – Savigny – Fontevraud-l’Abbaye – Saumur. Totaal 112 km.
We ontbijten in
het stadje aan de Collégiale Saint-Mexme. Op onze ontbijttafel, een stenen
zitbank, ligt er stokbrood, kaas en salami, chocomelk en fruitsap. Een paar
stukken fruit, water en wat koekjes voor onderweg gaan terug de fietstas in. We
nemen het risico om de fiets achter te laten en klimmen langs een steile
asfaltweg die hogerop overgaat in een grindweg. We krijgen opnieuw uitzicht
over de stad. In de rotswanden zijn hier en daar grotten uitgehouwen en restanten
van muren laten vroegere bewoning vermoeden. We hebben pech. De
in de krijtrotsen uitgehouwen bedevaartskapel Ste. Radegonde is dicht. Er is
enkel een rotswand met rode poort te zien. Ernaast is nog een netjes
onderhouden rotshuisje dat nu als kassa dient. De hitte, het stof, de tegen
droogte vechtende natuur doet Provençaals aan.
We verlaten de Vienne en haar
stad zonder de burcht of andere bezienswaardigheden te bezoeken. Een reden om ooit terug te keren. We groeten het
standbeeld van Rabelais. Er komen meteen een
paar klimmetjes. Wat we ons ook voorstellen van het houten portaal met
Gallo-Romeinse doopvont van de kerk van La Roche-Clermault, zoals in de
reisgids vermeld, het is anders dan verwacht. Het houten portaal is eerder een
middeleeuws afdak van ruwe verweerde balken bedekt met roodgebakken dakpannen
en een vloer van grote ruwe kalkstenen, elke hogere vorm van kunst en
architectuur ontberend. Een monoliet met daarin een holte gehouwen moet de
doopvont zijn. Niet meteen een sieraad om mee te nemen. Rond de kerk is alle kruid in de verhitte stenige grond verdord en bruin. De graven met
roestige kruisen zijn al vele malen ouder dan zij die eronder begraven liggen.
Hebben de stenen met onleesbare namen betekenis zonder de mensen en hun levens die ze verborgen houden te kennen? Is het
niet beter op te gaan in de vergetelheid van uitgestrooide as? De vragen ontlokken alleen maar een
diepe zucht, …. de herinnering aan dierbaren en de gedachte dat het ons ooit ook
zal overkomen. Al stellen vele van de bezienswaardigheden onderweg niet veel voor, we
zijn nooit ontgoocheld want elke stop is een rustpauze die we sowieso nodig
hebben. Een zich steeds hernieuwende nieuwsgierigheid naar iets onbekend is de
drijfveer om verder te fietsen. Enkele kilometers verderop komen we aan het
landhuis La Devinière waar de schrijver Rabelais is geboren. We bezoeken de
merkwaardige plaats. Er zijn meerdere gebouwen. Van in één van de gebouwen
hogerop de helling gelegen daal je af in de kelders uitgehouwen in de rotsen.
Er loopt een tentoonstelling van bizarre mechanische en lichtinstallaties. Na
het doorlopen van de verschillende ruimtes kom je weer op het niveau van de
binnenkoer buiten. De Abbaye de Seuilly, waar Rabelais onderricht volgde, is al
lang geen abdij meer en is nauwelijks nog als abdij herkenbaar. Het kasteel van
Seuilly ‘Le Coudray-Montpensier’ is in de verte te zien maar de weg die we
volgen om er heen te rijden leidt ergens anders heen. We keren op onze stappen terug
en volgen de route van het boekje verder naar het kasteel Chavigny op het einde
van het dorp Lerné. Ook daar krijgen we slechts een glimp te zien van het gele
kalkstenen gebouw. Het is privé en niet toegankelijk. Het is heerlijk fietsen
door het Bois de Couziers tot aan Fontevraud-l’Abbaye. Een groot, niet vierkantig plein omringd met kalkstenen gebouwen schittert in de zon. Het is te
wit om het met open ogen aan te kijken. Mijn ogen knipperen voortdurend door
het felle licht op de verweerde krijtkleurige stenen. Aan de rechterzijde
bevindt zich de classicistische toegangpoort tot de abdij. Er zijn geen
monniken meer.
De ingetogen
religieuze sfeer is helemaal zoek. De vele wereldse toeristen, de
restauratiewerken, ontsierende kunstwerken op de binnenhof van de
kloostergang,…. Nee, het is geen plaats meer om tot rust te komen. De abdijkerk
is kaal en leeg, op vier sarcofagen na van Richard Van Leeuwenhart, zijn vrouw
en zijn ouders. Geen stoelen, geen schilderijen, geen beelden, geen
preekstoelen, niets dan een lege ruimte waar de mensen doorheen slenteren met
dezelfde bevreemdende gewaarwording. Is dit ooit één van de grootste abdijen
van Europa geweest waar zich vier kloostergemeenschappen bevonden? De abdij is ook gevangenis geweest van 1804 tot 1963. Jean Genet is er ooit gevangene geweest.
Nog zeven lastige kilometers want het is al de ganse dag wind tegen. We worden
rijkelijk vergoed voor de inspanning. Van op het plateau hebben we een
waanzinnig uitzicht over de Loire vallei die we kilometers met het blote oog
kunnen volgen. De stad Saumur, doormidden gekliefd door de Loire, is van
hieruit overzichtelijk. Beneden is het een wirwar van straatjes, een
mierennest. Het kasteel staat vlak voor ons en torent hoog boven de stad uit.
We duikelen de stad in en hollen remmend naar beneden. De camping bevindt zich
op het einde van het eiland Île d’Offard. We installeren ons. Het duurt meestal
een klein uurtje vooraleer de tent opgesteld en ingericht is om de nacht droog
en warm door te komen. We keren met de fiets terug naar het centrum, de grote honderden meters
lange Loirebrug over . Het is prettig zonder fietstassen, licht en zweverig, de
benen ontspannender rondpedalerend. Een terrasje lukt niet meer, dan maar
binnen bij ‘Le Bistrot de la Place’. Ik waag me aan een Saumur-wijntje bij de
zalm. Het stadsleven heeft zich inmiddels binnenshuis teruggetrokken. Enkel op
de terrassen zijn er nog levendige discussies en op de grotere wegen blijven
rode lichtjes als kattenoogjes knipperen.
De kerk van La Roche-Clermault |
Fontevraud-l’Abbaye |
Saumur – Turquant –
Candes-St.Martin – Ussé. Totaal 170 km.
We kamperen onder
de bomen. Daar is niets mis mee zou je denken, maar Kurt kon er niet mee lachen
toen hij deze morgen ontdekte hoe zijn fiets, zijn kleren die erop lagen, zijn
tent,…alles was bescheten door enkele bekvechtende duiven. Ik ben de
boodschappen gaan doen voor het ontbijt terwijl hij zijn kleren in de
wasmachine gooit. Wat oorspronkelijk als een onoverzichtelijk oponthoud zou
worden werd een te vergeten incident want om elf uur konden we de camping
verlaten alsof er niets gebeurd was. We fietsen
verschillende kilometers langs de Loire langs slecht onderhouden wegen -soms
grind- tussen struiken en bosjes door het overstromingsgebied. Het is één
groot recreatiegebied voor wandelaars, fietsers en voor zonnekloppers op
de strandjes langs het water. De weg leidt als vanzelf terug naar de bewoonde
wereld waar we verrast zijn nog maar in Souzay-Champigny te zijn. We klimmen
tot aan het dorp en zijn gefascineerd door de nog bewoonde grotwoningen. Op het
einde van het dorp staat een opvallend huis met kasteelelementen en het is
duidelijk te zien dat een deel in de rotsen is verborgen. In Turquant hebben
een aantal naast elkaar gelegen rotswoningen nieuwe bestemmingen gekregen als
café en andere als kunstateliers en winkeltjes. Misschien te toeristisch om de
originele sfeer te kunnen behouden. We laten ons even hangen op de stoelen van
het caféterras en snuisteren nadien wat rond in de ateliers en winkeltjes.
Keramiek, schilderijtjes en beeldjes in zacht krijtsteen maar niets van dat
moois dat we konden meenemen op de fiets. Een geluk misschien dat mijn principe
om geen nutteloze spullen te kopen niet al te sterk beproefd kan worden. We
fietsen glooiend langs wijngaarden naar het kasteel van Montsoreau waar zich de
roman van Alexandre Dumas afspeelde. Een paar foto’s en weer weg naar
Candes-St.Martin, de woonplaats van Sint Martinus in de vierde eeuw. De kerk is
buiten proportie groot voor het kleine dorpje op de helling aan de
samenvloeiing van de Loire en de Vienne Ik loop het straatje naar beneden tot
aan het water. Een paar houten zwarte motorboten met een loods erop liggen aan
de oever. Ik vraag me af of deze boten voor de visvangst gebruikt worden? Ik
moet eraan denken dat het misschien rendez-vous-boten zijn, maar zo zien ze er
nu ook niet uit! Het hellend kerkplein is met ruwe vormeloze stenen geplaveid
alsook de straatjes die achter de kerk naar boven lopen. Het is voortdurend
uitkijken om de voeten niet om te slaan. Van op het plateau hebben we een
immens uitzicht over de samenvloeiing van de twee rivieren. Van hieruit zie je
hoe bosrijk en dun bevolkt de streek is. We steken de Vienne over en volgen
haar tot bij Port-Guyot, waar we het land in trekken. We wieleren langs Avoine,
waar we enkele boodschappen doen in de supermarkt, tot aan de Loire. Vanaf hier
gaat het langs velden, weiden en bossen tot aan het Château d’Ussé, het kasteel
van Doornroosje. De municipal ‘La Blardière’ is nauwelijks bezet. Naast ons
komt een groep jonge kinderen met begeleiders hun tenten opslaan. De jonge
fietsertjes zullen wel moe zijn en niet storen deze nacht. In het dorp valt er
niets te beleven. Het is er stil. Ook al hebben we vandaag zeer veel fietsers
ontmoet, hier is niets meer van te merken. We vullen onze maag in ‘Le Clos
d’Ussé’. Ik kruip zoals bijna elke avond met mijn kleren aan in mijn slaapzak.
Het is behoorlijk koud ’s nachts.
Turquant |
Turquant |
Montsoreau |
Candes-St.Martin |
Ussé – Azay-le-Rideau – La
Vallée Troglodytique des Goupillières -
Montbazon – Veigné.
Totaal 218km.
Totaal 218km.
De route verliep
vandaag volledig langs de Indre. Ik had een vlakke rit verwacht, maar dat was
niet helemaal het geval. Ook al waren de hellingen niet steil, toch moest er
soms stevig getrapt worden. Azay-le-Rideau is zeer toeristisch. De plezierige
drukte rond souvenirwinkeltjes, in restaurants, cafés en ijssalons werkte aantrekkelijk, maar eens je er midden in zat, wou je er snel weer weg. Al vlug
irriteerden de uitlaatgassen van filerijdende auto’s, het optrekken van brommers
en het gedrum van de mensen. Omringd door het water van de Indre, midden in een
groot park lag het witte renaissancekasteel met slanke hoektorentjes
afgezonderd van alle drukte. In het kasteel hadden we toegang tot een deel van
de zolders en konden we de sfeervol verlichte dakconstructie bekijken.
Indrukwekkend, evenals de verschillende interieurs van het kasteel. Het kasteel
bevat wandtapijten van de Vlaamse school.
In het centrum van het dorp aten we
een pizza als middageten. ‘La Vallée Troglodytique des Goupillières’ klonk chique en veelbelovend. (www.troglodytedesgoupillieres.fr). Ik verwachtte een heel dorp van grotwoningen
en grotstallen. Helemaal niet chique maar een groezelige plaats met slechts een paar verwaarloosde grotten en veel oude boerderijrommel. Onvervalst en echt zoals het vroeger was. Ik zag er identiek dezelfde werktuigen als op vroegere Vlaamse boerderijen. Globalisering was toen
ook de trend. Het boerderijpark had kippen, konijnen, varkens en geiten.
In
Sablonnière verlieten we de route om het sobere kasteeltje van Saché aan de
andere kant van de Indre te kunnen fotograferen. Het was gedurende lange tijd de
verblijfplaats van Honoré de Balzac. De doorgangsstraat door Montbazon, met
langs weerszijden huizen, ligt gekneld tussen de Indre en de heuvel waarop de
Donjon met het bronzen mariabeeld staat. We vonden het niet zo veilig om de
fietsen onbewaakt achter te laten in de straat maar deden het toch en klommen
langs een paadje de heuvel op tot bij de donjon. Op een infobord merkten we dat
de donjon deel uitmaakte van een grotere burcht die grotendeels verwoest is.
Het was bijna sluitingstijd, de moeite niet meer om een ticket te kopen. Door
spleten zagen we op het binnenplein enkele als middeleeuwers geklede animators.
De fietsen en zelfs het stokbrood gekneld op de fietstassen waren onaangeroerd bij onze terugkeer.
We hebben niet altijd exact de fietsroute van ons boekje gevolgd. Soms was het
makkelijker de bewegwijzerde Franse fietsroute ‘Indre à vélo’ te volgen. (www.indre-a-velo.com).
’s Avonds
picknickten we aan de Indre. Aan de overkant van de rivier stond een hoog, in oudroze geschilderd
gebouw van vijf verdiepingen. Aan elke venster hing een weelderig gevulde
bloemenbak. De rivier stroomt onder een deel van het gebouw dat waarschijnlijk een watermolen was.
Château d'Azay-le-Rideau |
La Vallée Troglodytique des Goupillières |
Donjon met bronzen Mariabeeld te Montbazon |
Aan de Indre bij Veigné |
Donderdag 15.08.2013
Veigné – Cormery – St.Jean-du-Grais – Nitray – St.Martin-le-Beau – Amboise – Chenonceau.
Totaal 270 km.
Veigné – Cormery – St.Jean-du-Grais – Nitray – St.Martin-le-Beau – Amboise – Chenonceau.
Totaal 270 km.
Vandaag is een
drie-rivierendag. We verlaten de Indre in Cormery, kruisen de Cher nabij
Nitray. We raken de Loire in Amboise om dan terug te keren naar de Cher in
Chenonceau. We vertrekken ‘s morgens al vrij vroeg op de camping en sprokkelen
een ontbijt samen in het dorpje. Een brugmuurtje aan een klein zijriviertje in
een bosrijke omgeving aan een watermolen dient als ontbijttafel.
In Cormery
zoeken we naar de resten van een abdij die een duizend jaar bloeiend bestaan
heeft gekend maar na de Franse revolutie grotendeels gesloopt werd. Het
dorp is letterlijk met de indrukwekkende abdijresten vergroeid. Ik spreek een voorbijganger
aan die ons wat meer uitleg verschaft en ons naar de juiste plaatsen brengt om
de verborgen delen terug te vinden. Aan de drukke D943, die het dorp
middendoor snijdt nemen we een pauze op het terras van een hoekcafé. Het is er
bijna file rijden, hitsig en lawaaierig. Ongezonde uitlaatgassen vullen onze
longen. Op straat lopen sommige mensen met een boeket bloemen of mooi verpakte
cadeautjes. Ze vieren hier vandaag Moederdag. Aan ons tafeltje zit een oudere
man een satirisch weekblad te lezen. We zijn stil en
kijken wat om ons heen. Het gekwebbel aan de andere tafels voelt onwennig. We
zijn moe, dorstig, ons hoofd verzadigd met informatie, beelden,…..We hebben
rust nodig. Het getetter aan de andere tafels gaat onverstoord verder. De dorpelingen
komen hier, hongerig naar nieuwe verhalen en roddels, hun lege hoofden vullen
terwijl wij zwijgzaam en mijmerend alle indrukken van de voorbije ochtend
overlopen en in ons geheugen ordenen. Wanneer ons hoofd dan opnieuw leeg is en
we een uitgerust gevoel hebben kunnen we weer verder naar een volgend monument. De Prieuré met bijbehorend kerkje in St.Jean-du-Grais kunnen we
slechts van op afstand bekijken. Het afgelegen geheel met bijhorende gebouwen
is privaatdomein.
Prieuré in St.Jean-du-Grais |
Het Château de Nitray is eveneens privébezit en niet te
bezichtigen. Enkel het omliggende park en enkele gebouwtjes zoals een
verwaarloosde kapel en een pigeonnier zijn toegankelijk. We willen enkele
wijnen van het kasteel proeven. Het is een werknemer van het domein die ons
zonder veel uitleg de wijnen laat proeven. We zitten buiten aan een tafeltje in
de schaduw van een boom. De jonge man is groot, met donkere huid en sterk
gespierd, net een bodybuilder. Ongeduldig laat hij ons snel de ene wijn na de
andere proeven en waarschijnlijk omdat we niet de intentie hebben om iets te
kopen, wil hij ons zo vlug mogelijk van het domein weg. Hij vertelt wat over
zijn werkzaamheden op het domein door kort onze vragen te beantwoorden. We voelen
ons een beetje bedot.
Château de Nitray |
Château de Nitray |
Het romaans portaal van de dorpskerk in St.Martin-le-Beau
staat in de reisgids aangegeven als bezienswaardig. Als ik dit verslag schrijf, heb ik er totaal geen idee meer van hoe het eruit ziet. Romaans
natuurlijk, dat wel maar verder niets. Het is dus nutteloos geweest om te gaan
zien. Ik heb ook geen foto of notities genomen. Ik kan de sculpturen niet meer
bestuderen en nagaan wat of wie ze uitbeelden, en hoe kunstig ze gebeeldhouwd zijn. De fysieke reisvermoeidheid is dikwijls een belemmering om
grondige interesse te hebben waardoor heel veel details van architectuur,
beeldhouwwerken en kunst me ontgaan. Nu pas besef ik dat dit misschien de
reden is waarom ik geen foto’s heb van details van gebouwen, sculpturen of
schilderijen. Ik kwam niet verder dan het ervaren van een esthetische impressie
zonder de betekenis van het werk te leren kennen. Daarvoor is meer aandacht
nodig.
Het mooi
aangeklede straatterras met grote parasols langs de muur van ‘Auberge de la Treille’
versterkt de honger. We proeven hier de fijnere keuken. Dat is gepermitteerd op een zondag. Als voorgerecht wordt foie gras met meloen en peperkoek opgediend. Zwarte pasta
en zalm maken deel uit van het hoofdgerecht. Heerlijk! Het
Nederlands gezin waarmee ik gisterenavond laat gepraat heb, passeert met de fiets
aan het restaurant. We kunnen nog net naar elkaar wuiven. Ik vind het
waanzinnig wat ze doen. Ze hebben echt voor hun kampeercomfort gezorgd. Een
villatent, stoeltjes, gezelschapsspelen, een voetbal, kookgerief,
waarschijnlijk degelijke luchtmatrassen,….alles wat ze kunnen meesleuren hebben ze bij. Twee karren sleurt de gespierde vader achter zijn fiets mee en de anderen zijn ook behoorlijk gepakt.
De rust is over
in het toeristische Amboise. Het is op de koppen lopen. We zijn niet de enige
fietsers met bagage die de fiets, weliswaar op slot, maar verder onbewaakt
achter laten. We bezoeken het hogerop pal naast het centrum liggende
kasteeldomein. In de elegant gotische-renaissance Hubertuskapel ligt Leonardo
Da Vinci begraven. Overweldigd door al de pracht en praal van de interieurs en
moe van al dat geslenter door het kasteel is een ijsje een welkome verpozing
in de tuinen van het domein. We snuisteren nog wat rond in het souvenirwinkeltje
en terwijl ik even afgeleid ben door de postkaartjes en boeken is Kurt plots
uit het zicht verdwenen. Ik volg de andere mensen naar de uitgang, maar geen
Kurt meer te bespeuren. Wanneer ik het kasteeldomein verlaat en zicht heb op de
straat, zie ik heel ver in de straat Kurt. Ik probeer hem met mijn ogen te
volgen, maar eens ik tussen de mensen loop raak ik hem kwijt. Ik loop de straat
eens op en af, geef het op en keer terug naar de fietsen waar ik wacht tot hij
terugkomt. Waar anders zou hij heengaan dan naar de fietsen? Je verliest elkaar
soms heel gemakkelijk uit het oog. Hij dacht dat ik ook de uitgang via de
boekenwinkel genomen had, maar dat was niet zo. Een misverstand. Ik had de
tweede uitgang niet gezien en was via de gewone uitgang naar buiten gegaan. Ik
vraag me af hoe sterk mensen van elkaar kunnen verschillen in wat ze waarnemen?
Een permanente camera op het hoofd en de film bestuderen zou al heel wat kunnen
leren, maar nog niet precies wat er door de ogen wordt waargenomen en wat door de
hersenen wordt opgetekend in het geheugen.
Amboise |
Château d'Amboise |
In de
zomer wordt ’s avonds het verlichte kasteelpark opengesteld voor het publiek. De lange
bomendreef met feeëriek blauwig lichtschijnsel brengt je al in een
sprookjesachtige stemming. Ook al ben ik echt doodop en is het eerder koud, ik
heb het er voor over om een paar uurtjes rond te wandelen in de schimmig
verlichte tuinen, de ogen gefixeerd op het kasteel, betoverd door dimmend en
sterker wordend kleurig licht. Het doet me een beetje denken aan het lichtfestival in
Gent, waar gebouwen door een spectaculair dynamisch kleurenlichtspel tot een
levendig tafereel omgetoverd worden. Het is pas ’s anderendaags dat we de echte
kleurenpracht van de bloemrijke tuinen kunnen zien. In de tent kan ik niet direct
inslapen. Mijn vermoeide pijnlijke benen houden me wakker. Ik probeer de rit van vandaag in mijn gedachten opnieuw te rijden, hopend zo in slaap te vallen. Had ik maar een camera op mijn hoofd gehad dan kon ik mijn herinneringen verifiëren.
Le Clos Lucé |
Château de Chenonceau |
Château de Chenonceau |
16.08.2013
Chenonceau – Montrichard – Monthou-sur-Cher - Pontlevoy – Chaumont-sur-Loire.
Totaal 330 km.
Chenonceau – Montrichard – Monthou-sur-Cher - Pontlevoy – Chaumont-sur-Loire.
Totaal 330 km.
We keren terug
naar het kasteel van Chenonceau dat letterlijk in de Cher staat pootje te baden
en het water door haar bogen laat stromen. De hitte en het licht brengen de
kleuren van al die weelderige bloemen van de mooie geometrisch geordende tuinen
tot leven. In het kasteel ontdekken we wandtapijten van Oudenaarde en Brussel,
een paar schilderijen van Rubens en de genealogie van Georges Sand, die een
vrouw was. Jammer dat er zoveel volk staat aan te schuiven voor het restaurant
in de vroegere paardenstallen. We hadden graag hier iets gegeten. Het is drie
uur in de namiddag als we op de fiets springen. De route volgt getrouw de Cher.
In Montrichard houden we pauze voor een vlugge kennismaking met het stadje. We nestelen ons op het eerste terrasje dat we tegenkomen. Ongezellig maar we hebben dorst. De mooiste terrasjes zijn echter te vinden op een pleintje verderop in het stadje. Helaas te laat ontdekt. Misschien moeten we in een volgend stadje eerst een uitgebreide studie maken vooraleer we een terrasje kiezen. Naast een donjon en
enkele middeleeuwse huisjes valt er in Montrichard niet veel te ontdekken. Pas als ik ’s
avonds de gids grondiger lees merk ik dat er wel meer te rapen viel en dat een
klim naar de donjon ons een prachtig uitzicht over de Cher te bieden had. Voor
een andere keer dan! Onderweg, vooral in Bourré waren veel uitgehouwen grotten
te zien die als wijnkelders en soms als woning benut worden. Stoppen en
fotograferen? , flitst het door mijn hoofd. Te laat, te snel voorbij. Wat verder, weer een
schoon huisje. Nu stoppen? Nee. Een volgend misschien. Ik stop dan toch, maak
rechtsomkeer tot het huisje in de rotswand. Klik, klik en terug de baan op.
Gedurende enkele kilometers is het een lange rechte weg, met links de rotsen,
rechts de spoorlijn. Mijmertijd. Ik denk aan de rijk gevulde dag van gisteren.
Ter hoogte
van Monthou-sur-Cher verlaten we de rivier. We maken nog een ommetje naar het
kasteel ‘Le Gué Péan’ voor een korte fotoshoot. Nog één halt houden we in
Pontlevoy waar zich een grote nog actieve abdij bevindt. Enkel de bakker krijgt
bezoek van ons en dan flink doortrappen naar Chaumont-sur-Loire. Vanaf de
straat langs de rivier is van het kasteel nauwelijks iets te zien, en meer
zullen we niet zien want we bezoeken het kasteel niet. De folders tonen een
immens groot kasteeldomein dat zoals altijd hogerop ligt. Kastelen worden nu
eenmaal op een heuvel gebouwd en dorpen in een dal. Ook hier een langgerekt
dorp, gekneld tussen heuvel en rivier. We installeren ons op de camping ‘La
Grosse Grève’. Gedoucht en fris gaan we op zoek naar eten. We fietsen langs de
doorgangsweg D751, de belangrijkste straat van het dorp. Er zijn verschillende
restaurants en wanneer we onze keuze gemaakt hebben blijkt het volzet te zijn.
Ook bij de anderen krijgen we te horen: “complet”. Pas na gereserveerd te
hebben kunnen we een uurtje later aanschuiven in ‘La Bolée’. In tegenstelling
tot het voorste gedeelte dat eerder een snackbar lijkt te zijn biedt het
achterste gedeelte, uitgehouwen in de rotsen, het betere restaurant. Terrine
de poisson, jambon grillé en als dessert crèpe confiture. Voor één keer drinken we cider.
Meestal drink ik een klein glaasje wijn mee met Kurt. Het zou zonde zijn de
lokale wijnen niet te proeven, maar voor mij blijft het bij proeven. We staan
helemaal achteraan op de camping en het is er pikkedonker wanneer we onze
tentjes opzoeken.
Donjon van Montrichard |
Rotshuisje in Bourré |
Château le Gué Péan |
Chaumont-sur-Loire |
Chaumont – Beauregard – Cheverny – Bracieux. Totaal 376 km.
De wind heeft
vannacht de tent droog gehouden. Meestal is zowel de buitenkant als de
binnenkant van het tentzeil zo nat dat het water eraf loopt wanneer je ‘s morgens de tent
schudt. Het groepje jongeren dat gisteren ook in het restaurant zat, zijn hun
tenten al aan het afbreken. Een man alleen vertrekt van de camping, de fiets
beladen met bagage en tent, en een kar meetrekkend met daarin…., jawel, een
grote hond! Geluk bestaat echt, voor de hond dan toch, alsof het vervoeren van
bagage alleen nog niet lastig genoeg is. Dat vaders en moeders zich uitsloven
om hun kroost mee te zeulen op de fiets of in karretjes, is darwinistisch nog te
verklaren en begrijp ik volledig, maar een grote hond? Die man is gek. De hond zou hem in een karretje moeten trekken. Het vinden van brood was
best makkelijk maar nergens is er kaas te verkrijgen in Chaumont. “Il y a un supermarché à Onzain”.
Te ver, dan maar zonder kaas. We verlaten al snel de Loire voor een dagje
stroomopwaarts trappen langs de Beuvron. De portrettengalerij in het Château Beauregard van meer dan driehonderd
geschilderde historische hoofden is indrukwekkend. We hadden trouwens de
beroemdheden al kunnen groeten want dezelfde portretten stonden als fotoborden met
uitleg opgesteld langs het pad naar het kasteel. Gedetailleerd bestuderen doen
we niet. Het kasteel is ook bekend voor zijn heerlijke rozentuin, maar
ontgoocheling is dikwijls het product van ontspoorde verwachtingen. Het in
windstilte tussen hoge buxushagen zinderend parfum door de hitte uit de rozen
gesublimeerd, het bloedrode, roze, witte, oranje, gele kleurenpalet in
wisselende tonen, het monotone meditatieve bijengezoem in trillende warme lucht,…..
Ik was me pas bewust van deze buitensporige verwachtingen als ik de geurloze
troosteloze struiken zag met nauwelijks rozen eraan. Het was zoeken naar die ene zoet
geurige roos, naamloos hangend aan een met schimmel geïnfecteerde struik. In
het koele vroegere koetshuis eten we quiche en spoelen de verwaarloosde
rozentuin door. Cheverny, het kasteel van kuifje, ligt op vijf kilometer van de
rivier Beuvron. Op de valreep beslissen we dan toch om het te bezoeken, want
van op de straat is het niet te zien. Ook hier prachtige interieurs met elk hun
eigen verhaal. We moeten ons haasten om voor sluitingstijd nog ergens avondeten te
kunnen kopen. Uitzonderlijk geen restaurant deze avond. De camping van Bracieux
is één van de weinige waar her en der picknicktafels staan, wat toch een luxe
is voor een fietser. Het is heel wat huiselijker en praktischer aan een tafel
te kunnen eten dan op de grond in een ongemakkelijke houding.
Château de Beauregard |
Château de Beauregard |
Château de Cheverny |
Zondag 18.08.2013
Bracieux –
Chambord – Vineuil – Blois. Totaal 420 km.
Een mooiere
fietsweg is nauwelijks te bedenken. Van de camping tot het prestigieuze kasteel
van Chambord rijden we bijna onafgebroken door de bossen. Het is de eerste dag,
dat het zwaarbewolkt is. Een dag zonder zonnecrème is welkom al moeten we er de
voortdurende dreiging van regen bijnemen. In een film wordt de opbouw van het
kasteel uit de doeken gedaan. De centrale trap van het donjon met dubbele
omwentelingen is een perfect DNA-model. De terrassen met ontelbaar versierde schouwen die net huisjes lijken vormen een minidorpje. En ook hier rijkelijk versierde interieurs. Het
wordt saai behalve voor fanatieke kunstliefhebbers die er niet genoeg kunnen
van krijgen. Buiten het kasteeldomein, rond de souvenirwinkeltjes,
restaurantjes en een lange rij marktkraampjes is het druk. Ik heb me toch niet
kunnen bedwingen een prulletje te kopen: een rode ronde sleutelhanger met de
Franse lelie en een boek: Les troglodytes en val de Loire’. Als tussendoortje
eten we een ‘galette sous bois’. De regen blijft weg en het klaart op. We
rijden op een gezapig tempo naar Vineuil. Onderweg nog een foto van een kasteeltje
in Huisseau-sur-Cosson. Het fietsen inspireert meer dan eens om nieuwe
melodieën te neuriën, maar helaas kan ik ze een dag later al niet meer herhalen. En soms is er een begin van
tekst dat ik stilletjes binnenshoofds zing terwijl we door de bossen fietsen. Het heeft geen enkele betekenis.
Liedjes gaan nu eenmaal over niets of over liefde en verdriet. Ik herken niet meteen de man
die me aanspreekt op de camping tot hij me duidelijk maakt dat ik hem gisteren in
Chenonceau aangesproken had. Hij was toen, net zoals ik, helemaal ingepakt:
lange broek, lange hemdsmouwen en een pet met extra zonnebeschermende flap in
de nek. Net als ik verbrandt hij zeer gemakkelijk ook al is hij niet roodharig.
Hij zegt een zonneallergie te hebben. We zijn zowat de enige twee in heel Frankrijk die zo
ingepakt zijn. Iedereen loopt met zo weinig mogelijk kleren aan en wij….Er is
moed nodig om zo rond te lopen, allez, ik bedoel het zou plezieriger zijn ook
eens gebruind in bloot bovenlijf te paraderen. Van op de ‘camping du val de
Blois’ kunnen we gemakkelijk via grindwegen langs de Loire naar Blois fietsen.
We hebben nog tijd voor een korte wandeling van het benedencentrum via trappen
naar een hoger gelegen plein aan het koninklijk paleis, waarvan we een glimp
van de binnenkoer kunnen opvangen. Op het plein bekoort ons het restaurantje
‘Le Marignan’. Terwijl het overdag broeierig heet kan zijn is het nu echt koud,
of verdraag ik nauwelijks nog mindere temperaturen? Terug beneden, het begint
te schemeren, hebben we een probleem. De achterfietsband van Kurt is halfplat.
Op asfalt fietsen, lukt nog net maar het overgrote deel moeten we te voet doen.
Château de Chambord |
Château de Chambord |
Blois |
Blois |
Blois – Beaugency. Totaal 476 km.
De fietsband is nu
volledig plat. Ik ga op zoek bij andere fietsers naar een geschikte pomp. Een
Nederlander komt helpen. We slagen erin tot Blois te fietsen. Bij een
infowinkeltje van ‘Loire à vélo’, waar ze ook kleine fietsherstellingen uitvoeren
sturen ze ons door naar Véloland net buiten Blois aan de overkant van de Loire,
maar de winkel gaat pas om twee uur open. We hebben tijd om lang te ontbijten
en Kurt doet een was in een lokale wasserette. We doen een stadswandeling en in
een verborgen roserie pluk ik een sterk ruikende donkerrode roos! Ik weet dat
het niet mag. Een andere manier dan meerdere malen per dag de roos te ruiken
kan ik niet bedenken om de geurherinnering vast te leggen. Een zoeterig
krachtig parfum stijgt op uit de roos. Met gesloten ogen snuif ik traag en lang. Ik vind de woorden niet tot ik besef dat er geen zijn. Er is alleen de
vergankelijke geur die me gedachteloos maakt en wanneer ik uitadem, kijkend
naar de roos: “Is een geplukte roos dood?”,vraag ik me dan af. “Même
si la rose est morte, son odeur reste ravissante.” Misschien was het diezelfde roos
die Jean de Meung of Pierre de Ronsard bekoord en geïnspireerd hebben. Ik berg
de roos op in mijn stuurtas.
Ik heb een
merkwaardige ontmoeting met een man in zijn kamer aan een open raam die ik van op
straat aanspreek. Hij zit te eten aan het raam en ik kan heel makkelijk naar
binnen kijken. Hij schrikt zich rot als ik “Bonjour” zeg. Hij verontschuldigt
zich en zegt dat hij blind is. Aan zijn ogen is niets te merken. Ik durf niet zomaar
verder te stappen en begin een gesprek. Een bloedklonter in zijn hersenen heeft
hem drie maanden geleden blind gemaakt. Op zijn armen heeft hij de typische
donkerpaarse vlekken veroorzaakt door bloedverdunners. Ik vertel hem wat over
mezelf waarop hij zijn T-shirt hoog optrekt zodat ik de defibrillator kan zien
zitten. Ik besef dat ik nog meer geluk gehad heb dan de dokters hebben verteld.
Véloland is een
fietswinkel in een industrieel pand in een ambachtelijke zone. De fietsenmakers
zijn allemaal jonge mannen. We worden snel bediend. Een Duits koppel is
eveneens aan het wachten op het herstel van hun tandem. Zowel ‘le pneu’ als ‘la
chambre à air’ worden vervangen. Terug in Blois, ongelofelijk!, opnieuw pneu
crevé. Het lukt me niet om de band te herstellen. Het gat was tamelijk groot.
Waarschijnlijk heb ik onvoldoende gewacht vooraleer de band opnieuw op te
pompen. Hoe het gat er is gekomen begrijp ik niet. De buitenband is immers niet
beschadigd of doorboord. Te voet naar het Office de Loire à vélo. De jonge man
slaagt erin het gat te dichten. Het is vijf uur. We kunnen verder. Een
verkeersvrij en dus roetloze rit van 35 kilometer langs de Loire tot Beaugency.
Ongelofelijk maar weer lekke band. Midden in de velden en weiden met prachtig
uitzicht rondom ons. Ik merk dat de jongeman van ‘vélo à Loire’ bovenop mijn
kleine sticker een extra sticker gekleefd heeft. Ik heb geen andere keuze dan
een derde sticker te kleven en de heilige Martinus om bijstand te smeken. Het
lukt en we bereiken Beaugency zonder drukverlies. We reserveren in de pizzeria
‘Au pont’. We maken kort kennis met het stadje en fietsen door een bloemrijk
straatje met enkele winkeltjes en een paar restaurantjes. Aan de overkant van
de Loire bouwen we onze tenten op ‘Camping Du Val de Flux’. Nog steeds is de
Loire hier enkele honderden meters breed, bezaaid met kleine eilandjes en
ondiep water aan de oevers. De brede pijlers van de stenen brug met tientallen
bogen staan stevig in de rivierbodem geworteld. Schepen zie je hier niet en ik
kan me niet herinneren pleziervaart te hebben gezien. Wel de typische platte
houten Loirebootjes, sommige een houten hok dragend. Op het terras van de
pizzeria zitten nog enkele koppels, de dames een jas over hun schouders, de
heren in hemd. Het terras is slecht verlicht, lezen lukt niet, schrijven net
wel. We worden snel bediend en zijn de laatsten die het terras verlaten. Traag
fietsend, de energie verdelend over benen en een goed gevulde maag, uitkijkend
over het glinsterende koele water, mijmerend over schijnbaar niets, begeven we
ons in de duisternis naar onze slaapzak.
Kerncentrale aan de Loire bij Avaray |
Beaugency –
Meung-sur-Loire – Orléans – Jargeau. Totaal 535 km.
Er zijn twee
mysteries. De afstand van Blois naar Beaugency is volgens het gidsboekje 35 km,
wij hebben gisteren 55 km gefietst. Na wat rekenwerk, de afstanden van campings
naar de stadjes, de ritjes naar de fietsenmaker, het rond fietsen in de
stad,….het zal wel juist zijn. Over het verhaal van de fietsenmaker van
Beaugency die beweerde dat het lek te wijten is aan een foute chambre à air van
Véloland, heb ik mijn twijfels. Dat er Franse en Duitse binnenbanden zijn, kan
ik best nog wel aannemen maar het lek blijft een raadsel. De bandenstress is nu
in ieder geval geweken en hopelijk voor goed voorbij. We wandelen door het
stadje, nemen enkele foto’s die ooit gewist zullen worden van onze harde schijf
en springen de fiets op naar het volgende kasteel in Meung-sur-Loire. De ene
zijde is middeleeuws met robuuste torens en kleine vensters, de andere zijde
paleisachtig met roodgeschilderde muren en grote ramen. De stijl is strakker en
symmetrischer. Het kasteel is erg verkommerd en smeekt om restauratie. Een deel
van het dak is met plastiekfolie bedekt. In het gebouw is her en der
vochtschade te zien. Het is het eerste kasteel waar we kennismaken met een
‘badkamer’ en een installatie voor warm badwater. Prachtige interieurs,
slaapkamers en linnenkamers van een meer betaalbare stijl. Het is geen
Koninklijke residentie geweest maar arme mensen waren het evenmin! Het diende tot de achttiende
eeuw als verblijf voor de bisschoppen van Orléans. Via duistere koude
ondergrondse, in krijtrotsen uitgehouwen gangen komen we in de ondergrondse
kapel. Het is er koud, vochtig, groezelig en muf. Een lichtbeeld- en klankspel
over de geschiedenis van het kasteel is aan de gang. De vagebond-dichter
François Villon zat hier gevangen. Het stadje heeft nog een andere beroemde
dichter en schrijver onder zijn nakomelingen: Jean de Meung. Ik zou maar al te
graag de verzen lezen en kunnen begrijpen van ‘Roman de la Rose’. Aan de
toegang van het kasteel staat een getimmerde box met plexiglazen deksel. In de
box liggen boeken. Een schitterend idee. Je kunt hier je gelezen boeken
inleggen en iemand anders kan ze meenemen. St.Hilaire-St.Mesmin heeft ook zo’n
kerkje met voorportaal, net zoals La Roche-Clermault. We zoeken wat schaduw,
wandelen tot aan het water. Pas later zie ik op de kaart dat het niet om een
bypass van de Loire gaat maar om Dhuy, een zijriviertje. De elegante witte Europabrug van Santiago de Calatrava in Orléans
overspant met alle gemak de Loire. We kunnen langs de Loire blijven fietsen
zonder al te veel gestoord te worden door het verkeer. Vanuit de Rue Jeanne
d’Arc met langs weerszijden statige witte hoge herenhuizen heb je zicht op de
kathedraal in draaddunne gotiek. We blijven niet lang in de stad en vervolgen
onze weg langs de Loire tot Jargeau waar we overnachten op de camping L’Isle
aux Moulins. Onze buren die na ons toekomen zijn Engelsen, vermoedelijk een opa
met zijn kleinzoon, een volwassen tiener. Een jaguar en een villatent
maken hun status duidelijk. Terwijl wij later op de avond, onze pizza verorberend, op
het terras zitten van ‘Le Martroy’ komen ze aangewandeld. Ze nemen plaats
achter ons. Van de gesprekken kan ik nauwelijks wat begrijpen. Zo gemakkelijk
is het niet om gesprekken af te luisteren terwijl we zelf altijd denken dat
buren alles horen. We speculeren op basis van de weinige gegevens hoe de
relatie tussen de twee is.
Château de Meung-sur-Loire |
Château de Meung-sur-Loire |
Pont de l'Europe van architect Calatrava |
Kathedraal van Orléans |
Jargeau –
Châteauneuf-sur-Loire – St.Germigny-des-Prés - St.Benoît-sur-Loire –
Sully-sur-Loire – Gien. Totaal 595
km.
Sinds een paar
dagen fietsen we bijna uitsluitend langs de Loire. Veelal zie je de rivier niet
omdat de dijken ver van de oevers liggen en het overstromingsgebied tussen
water en dijk begroeid is met struiken, grassen en bossen.
Châteauneuf-sur-Loire is verpest door het verkeer. Een overdekte marktplaats,
een kerk waarbij de toren gescheiden is van het schip, een kasteel met
kazerneachtig uitzicht met mooie tuin. Niet zo indrukwekkend of is het omdat we
het allemaal wel al ergens gezien hebben? Ik was onder de indruk van het
negende eeuws préromaans kerkje van Germigny-des-Prés met de overwegend
goudkleurige twaalfde eeuwse mozaïek L’Arche d’Alliance in de ronding boven het
koor. Geldt voor architectuur en kunst een soortgelijke wet als ‘Survival of
the fittest’? Overleven alleen de mooiste dingen? Breken we het lelijke af en
behouden we het mooie? Is het daarom dat we eeuwenoude dingen koesteren? Omdat
ze vele generaties overleefd hebben, precies omdat ze mooi zijn? Zal Calatrava
zijn ‘Pont de l’Europe’ in Orléans de eeuwen trotseren? Zal het metershoge koperkleurig
vormeloze beeldhouwwerk op de markt in Beaugency er over honderd jaar nog
staan? St.Benoît-sur-Loire vormt het religieus hoogtepunt van onze vakantie. De
relikwieën van St.Benedictus bevinden zich in de crypte van de abdijkerk met
merkwaardig torengebouw. De koelte slaat als een mantel om je heen, de
oogpupillen verwijden in de duisternis en de oortrilharen verstijven in de
stilte. We gaan zitten. In het koor komen mannen in zwartbruine gewaden binnen.
Een korte religieuze dienst begint. De gezangen van de monniken zijn broos en
vluchtig als rozengeur. Er zijn mensen in de kerk aan wiens houding je kan zien
dat ze heel gelovig zijn. Is het leven niet dragelijker als gelovige? Hebben we
God niet gecreëerd om te ontsnappen aan onze eigen eindigheid waarvan we waarschijnlijk als
enige wezen op aarde ons bewust zijn? Na de dienst verlaten de monniken langs
een zijingang de basiliek. Een man die in het klooster op retraite is weet ons te vertellen dat er nog 36 paters zijn. We staan wat na te praten tussen de
enorme zuilen die het buiten proportie grote torengebouw dragen. Het klooster
omvat enkele heel sobere naoorlogse gebouwen. Aan de architectuur is niet te
merken dat het om religieuze gebouwen gaat. Enkel de naam in grote zwarte
letters ‘Abbaye de Fleury’ geeft zekerheid over de functie van het gebouw. De
oorspronkelijke abdij werd tijdens de Franse revolutie gesloopt. In het
souvenirwinkeltje koop ik een sleutelhanger van St.Benedictus, onze nieuwe
vakantieheilige. Sinds ik het bidprentje van St.Martinus verloren ben,
waarschijnlijk in Fontevraud, hebben we geen beschermheilige meer. Wat een
ramp! Straks geloof ik het nog ook! We kruisen onderweg ‘La Méridienne Verte’.
Het robuuste
kasteel van Sully ligt langs de drukke D948 die door het stadje loopt. We
ontsnappen aan de gekte door de weg te nemen die tussen het kasteel en de Loire
loopt. Van het stadje hebben we, tijdens ons ritje op zoek naar een rustig
terras, nauwelijks iets gezien, zelfs geen zitje. Halverwege naar Gien rijzen
de indrukwekkende koeltorens op van een kerncentrale. Ruim honderd kilometer
eerder hebben we de kerncentrale nabij Avaray gezien. Van de rijke geschiedenis van
St.Gondon blijft weinig zichtbaars over. We genieten meer van het terras en een
koude sprankelende cola. Het café is terzelfder tijd krantenwinkel. We hebben
onze handen vol met het bestuderen van de mensen die binnen en buitengaan. Aan
de rand van het dorp loopt een klein riviertje. De omgeving vormt er een
natuurlijk park. Een gazon, bloemen en banken maken het geheel idyllisch mooi.
We bereiken ons einddoel voor vandaag: Gien. Voor ons avondmaal gaan we te voet
de Loire over. Geen terras maar een tafeltje binnen in het Restaurant La Loire.
Een voor de hand liggende naam voor een restaurant langs de kade van de Loire,
maar weinig origineel. Ik schrijf en post mijn laatste kaartjes. Ondanks de
hitte overdag koelt het ’s avonds sterk af. Ik kruip zoals elke nacht met mijn
kleren aan in mijn slaapzak.
Gien – St.Brisson-sur-Loire –
Briare – Châtillon-sur-Loire – Belleville-sur-Loire – Léré –
Cosne-Cours-sur-Loire. Totaal 658 km.
Onze eerste halte
vandaag is St.Brisson-sur-Loire. Het kasteel is niet te bezoeken. Bij
St.Firmin-sur-Loire, een klein gehucht, steken we de Loire over, langs de meer
dan zeshonderd meter lange kanaalbrug, Pont-Canal de Briare. De kanaalbrug, ontworpen door Gustave
Eiffel werd gebouwd in 1896 en maakt deel uit van het 196 kilometer lange Canal latéral à la Loire. Zowel aan het begin als aan het einde de brug staan metershoge stenen pilaren rijkelijk versierd met metalen ornamenten zoals
lantarens. Net over de Loire kunnen we ons te goed doen
aan heerlijke patisserie en thee. In de zoetgeurende winkel ‘Chocolats et
Chimères’ met kleurrijke patisserie, taartjes en chocoladefiguurtjes, ontbrak
alleen nog sprookjesmuziek. Ik heb er pastelblauwe en naar lavendel smakende
nougat gegeten. Jammer van het Ikea-servies. Bij zo’n heerlijke desserts passen
alleen een wit porseleinen bloemetjesservies, een verzorgd tafelkleedje, thee
uit een kannetje met citroen en zeker geen builtjes.
Een deel van de voorgevel van het kerkje van het naastliggende
stadje Briare, gekend voor glazuur- en mozaïekkunst, is opgesmukt met figuren
in overwegend blauwe en goudkleurige tegeltjes. De toren met stenen spits staat naast het schip. De toegang wordt gevormd door drie grote deuren in de gevel
van het schip met elk een rondboog bovenaan. In het altaar is een overwegend
goudkleurige mozaïek te zien van twee vogels drinkend uit een kelk. Zowel de
architectuur als de mozaïeken geven het gebouw een oosters karakter. Ik wist
niet dat er meer te bezichtigen was in verband met de glazuur- en mozaïekkunst
van het stadje zoals ik later las in het gidsboekje. Bij de terugkeer naar de
Loire passeren we een opvallende winkel van tweedehands porselein. Het
porselein stond langs de gevel op lange rekken uitgestald. We fietsen een
viertal kilometer langs een klein kanaaltje en steken opnieuw de Loire over bij
Châtillon. De forse helling naar de kerk van het stadje moeten we te voet
afleggen. Het felle zonlicht valt gefilterd door de kleurige kerkglasramen
waardoor de figuren levendig worden en een spirituele rust mij minutenlang
vastkluistert aan mijn stoel in deze behaaglijk koele ruimte met meditatieve
muziek. De aanvankelijke leegte die in mijn hoofd ontstond wordt stilaan gevuld
met herinneringen aan vroegere fietsvakanties. Hoe gelukkig ik ben dat ik
opnieuw kan fietsen en hoe triest dat Boudewijn er niet meer is. De uitersten in
gevoelens raken elkaar en maken mijn ogen wazig. Buiten is een Italiaanse
kunstschilder bezig een levensgrote ridder in harnas te schilderen in grijze
tinten op de kerkmuur. Ik vind het prachtig en neem met “Au revoir, Leonardo.” afscheid van hem. Tot Belleville-sur-Loire pedalleren we langs het Canal
latéral à la Loire. Tussen
het dorp en de Loire ligt een kerncentrale, de derde tijdens deze vakantie. Frankrijk telt ruim 20 kerncentrales met in totaal ongeveer 60 kernreactoren. We fietsen langs de kerncentrale en
blijven de Loire volgen op de dijk. We maken een ommetje voor de grote
abdijkerk St.Martin in Léré waarvan sprake is in onze reisgids. De kerk is
gesloten en maakt weinig indruk op mij. Het naastliggende terras onder de
platanen is wel open, een laatste pauze voor de camping in
Cosne-Cours-sur-Loire. Het stadje Cosne bezoeken we niet. Waren we te moe?
Cultuurverzadiging? De zoveelste kerk? Het restaurant ‘La Petite Venise’ kan ik
me nog goed voor de geest halen. Aan het tafeltje naast ons zitten twee jongens en
twee meisjes, jonge twintigers. Het meisje schuin tegenover mij zit zich kennelijk te vervelen en te vingerspelen in haar lange haren. Ze tokkelt op haar iphone, dan speelt ze met haar
uurwerk en oeps! Het uurwerk ontglipt haar en valt op de grond tussen de planken
van de vloer. Onbereikbaar! Eindelijk wat animo in de zaak. De jonge dame
krijgt het voor elkaar dat ze ’s anderendaags haar uurwerk kan komen ophalen
nadat iemand de plank zal hebben losgeschroefd.
De kanaalbrug over de Loire, Pont canal de Briare |
Chocolats et Chimères, Briare |
De kerk van Briare |
Een kunstenaar beschildert de muur van de kerk van Châtillon |
Glasramen in de kerk van Châtillon |
Cosne-Cours-sur-Loire –
Buranlure – Sancerre – Pouilly-sur-Loire – La Charité-sur-Loire.
Totaal 710 km.
Totaal 710 km.
Het is elf uur als
we de camping verlaten, de Loire oversteken en enkele kilometers lichtjes
klimmen tot rechts het Château de Buranlure opduikt. Het lijkt eerder een
boerderij en zo anders dan de foto in onze gids. Toch gaat het om hetzelfde
gebouw. Het grijze château met kleine raampjes en rode vervuilde daken, en de
boerderijgebouwen met hetzelfde kleurenpalet
liggen midden in de verdorde weiden. Uitgedroogd en dof ,versmelten de
kleuren in de trillende hitte die in het zonlicht boven de vlakte hangt. Na
Bannay volgen we opnieuw het Canal latéral à la Loire en in de verte wordt de
heuvel met het stadje Sancerre steeds beter zichtbaar. We rijden eerst door
het dorpje St.Satur aan de voet van de heuvel. De helling wordt steiler, we
gaan de drukkere D955 op, we verlagen de versnelling en zoeken
het passende tempo. Met elke trap op de pedalen, elke meter dat we vorderen en
met elke ademzucht worden de herinneringen aan de fietsroute van 2006 langs de
Pyreneeën van de Middellandse zee naar de Atlantische oceaan scherper en levendiger.
Kurt moet opgeven. Hij heeft te weinig versnellingen. Ik heb er dertig en kan
aan een heel traag tempo de top bereiken en fiets het stadje binnen. Te voet
gaat het bijna even snel maar de fiets naar boven duwen is nog zwaarder dan
fietsen. Het is de heetste dag van de fietsvakantie! We blijven de hele middag
in het stadje rondhangen met frisse dranken, wat eten en ijsjes. Het stadje is
niet zo toeristisch. Er zijn weliswaar verschillende wijnhandelaars voor de
liefhebbers en enkele restaurants maar geen prullenwinkels. Van het kasteel van Sancerre rest alleen La Tour des Fiefs. De trap bestijgend
naar het torenplatform, keert Kurt halverwege om één of andere onduidelijke
reden terug naar beneden. Fysiek is hij nochtans veel sterker dan mij om de
bijna tweehonderd treden te tellen. Een wijds uitzicht over het Loiredal en de
groene heuvels, en aan je voeten het stratenplan van Sancerre. Het huidige
burgerlijk kasteeltje, opgetrokken in baksteen, ligt naast de toren en had
evengoed bij ons in Vlaanderen kunnen staan. Op slechts enkele kilometers van
Sancerre ligt het kasteel van Tracy. We sluipen als paparazzi langs de
wijngaarden om dichterbij te kunnen komen en een mooie foto te maken. Aan de
rand van het park staat een den die al vele generaties mensen heeft zien komen
en gaan. Onder de wijd en laag afhangende takken kan je je verschuilen rond de
dikke stam. Op de takken rijpen grote groene dennenappels waarvan de schubben
nog dicht zijn.
Na Sancerre heb ik
meer moeite om Kurt te volgen. Misschien komt het door de warmte. Het tempo is
zeker niet te hoog. Ik ben er mij zelfs niet echt van bewust en heb er ook
niets over gezegd. We zijn van plan om te stoppen in Pouilly voor een
terrasje. Dat hebben we onderweg min of meer afgesproken. Als we het dorp
langs de Loire binnenrijden, fietst Kurt een paar honderd meter voor me uit. Ik ben moe, vertraag wat, de afstand wordt groter, een bocht, ik kijk links en
rechts wat rond, na de volgende bocht en plots is Kurt verdwenen. Niets aan de hand, we
hebben trouwens elk een fietsgids bij. Er zijn ook geen terrassen te
bespeuren. In de zijstraatjes die ik passeerde is geen Kurt te zien. Hij zal
wel ergens wachten denk ik. Dat doet hij trouwens altijd wanneer hij wat
voorsprong op me heeft en op een punt komt waar we mogelijks kunnen misrijden. Ik
kom aan de brug over de Loire. Geen Kurt. Het centrum ligt blijkbaar verderop
naar links, maar niet op de route, die gaat over de brug. Waar zit hij? In het
dorp is volgens het boekje niets te bezichtigen en als hij de route verlaat
zou hij normaal toch wachten. Als ik naar het centrum fiets en hij is de brug
over, dan wordt mijn achterstand nog groter. Een kluwen van gedachten scherpt
mijn zenuwen. Ik fiets dus de brug over, maar ook daar is geen Kurt te zien. Ik
rust wat uit en een vijftal minuutjes later wordt in de verte een traag
naderende rode stip steeds groter, wordt het een fietser? Het is Kurt! Hij was
dus toch naar het centrum gereden op zoek naar een terras, maar had bemerkt dat
ik niet volgde. Het is nog makkelijker elkaar te verliezen tijdens wandelingen in
steden en dorpen. Het gebeurt onbegrijpelijk snel. Enkele seconden
geïnteresseerd naar iets kijken en de ander is een zijstraatje in of verscholen
achter enkele mensen of wie weet waar heen? Toch spreken we nooit af alleen op
stap te gaan en elkaar op een later tijdstip terug te zien. We doen dat niet,
misschien omdat de bezoektijd aan de diverse bezienswaardigheden te kort is en
het niet de moeite is om alleen op stap te gaan of het dorp of stadscentrum te
klein is en denken elkaar niet te kunnen verliezen. Het is om een
of andere reden altijd praktischer om samen te blijven of het voelt comfortabeler aan en misschien is het ook veiliger. Nog vijftien kilometer
langs de Loire. Het zou in één keer gelukt zijn ware het niet dat er een
aanlokkelijk bordje langs de dijk staat. We rijden de dijk af, een paar honderd
meter langs een zanderige weg. De binnenhof van de grote vierkantshoeve is een
grasplein. Enkele bomen en parasols geven schaduw voor de tafeltjes en stoeltjes.
Langs de muur staan hortensia’s. Er lopen kippen en een hond op het erf. Zalig
om hier een ijsje te eten en het was nog zaliger geweest had men gezegd dat we
daar konden blijven. Wat een paradijselijke rust!
De ‘municipal de
la Saulaie’ ligt op een eiland in de Loire verbonden met La Charité via een
stenen brug uit 1520 met talrijke bogen. La Charité is oud en afgeleefd. De
bejaarde stad is vervuild en verwaarloosd. Ze is dringend aan restauratie toe.
Hier geen witte kalkstenen statige huizen. Het is hier zwart en grijs, muf en
triest. We eten spinaziepannenkoeken met
cider in een Bretoense crèperie. Dit weekend is er een jazzfestival. Ik had er
graag wat van gehoord maar nergens klinkt muziek. We wandelen wat rond in het
stadje. Gelig licht probeert de duisternis te breken. Ongezellig en donker
zoals in de Middeleeuwen. Ik spreek een oudere man aan en hij begint een lang
verhaal, toont ons enkele gebouwen die ooit tot de abdij hebben behoord, geeft
wat uitleg over de restauratieplannen van de burgemeester en vertelt hoe het
vroeger was. Ergens staat een deur open en valt er licht naar buiten. Het is
een grote zaal, enkele mannen zijn bezig met de geluidsinstallatie. Er is
straks een optreden van het festival. Het komt goed met de stad.
Op de camping is
het rustig, ik poets mijn tanden en spreek de jongeman aan die naarstig aan het
schrijven is in het licht van de buitenlamp. Hij is een Engelsman maar spreekt
goed Frans. Hij houdt zijn diary bij. Elke dag fietsen hij en zijn vrienden
ruim honderd kilometer van de ‘Loire à Vélo’. Morgen, het laatste stuk naar
Nevers, net zoals wij. Sinds een paar dagen heb ik een probleem met mijn slaapmatje. Er is een kleine blaas opgekomen, waardoor ik ze minder hard kan
opblazen. De blaas wordt groter zodra ik op het matje ga liggen. Ze is nu
echt stuk en ik blaas ze maar nauwelijks op waardoor ik voor zo goed als op de
grond lig. Nog drie nachten volhouden. Alles is rustig tot ik bijna ingedommeld
ben. Ik hoor meerdere naderende jongeren. Ze proberen zich in te houden, maar
het lukt ze niet. Luidruchtig, lachend, zot doend. Ik kan het aantal stemmen
niet tellen. Bang ben ik niet, wel klaarwakker. Er zijn geen meisjes bij. Als
ze maar geen vervelende dingen doen. Soms is er een poging tot zingen. Het is
niet stil geworden maar hun amusement heeft me in slaap gewiegd.
. |
. |
24.08.2013
La Charité-sur-Loire – Le Bec
d’Allier – Le Guétin – Nevers. Totaal 758
km.
Het heeft deze
nacht geregend en het is nog zwaar bewolkt. Het is meer dan tien graden koeler
dan de voorbije dagen. We hadden niets om te ontbijten en komen net terug van
het stadje waar we de markt bezochten, langs de gebouwen van de vroegere abdij
wandelden tot aan de hoger gelegen restanten van de oude stadsmuur met torens.
Er vallen opnieuw dikke regendruppels. Misschien is het beter eerst snel de tent op te breken? Het brood en de kaas in mijn mond malend begin ik er aan.
Kurt niet, hij ontbijt verder. Ik wil profiteren van de voordelen om niet in de
regen te moeten inpakken. Het geitenkaasje, Crottin de Chavignol, een
delicatesse van nabij Sancerre laat ik nog onaangeroerd. Het blijft bij wat
dreigende druppels. We maken kennis met de andere twee Engelsen: Sam en David.
De dagboekschrijver blijkt John te zijn. We praten wat over fietsen en de
route. Sam beweert dat fietsen in is in Engeland. Ik zou hem best kunnen
geloven, want ook ik heb de indruk dat er meer interesse is voor
fietsvakanties. De jonge festivalgangers komen uit hun tent gekropen. Ze zijn
rustig en de zotheid in hun slungelachtige lijven blijft slaperig verdoofd door
het nadreunen van de muziek in hun hoofden..
Tot aan de monding
van de Allier in de Loire blijven we tussen de Loire en het Canal latéral
fietsen. Le Bec d’Allier , een klein gehuchtje, ligt aan de samenvloeiing. Stel
je hier geen twee rivieren voor die door kades in een keurslijf gewrongen
zitten. Het is een uitgestrekt gebied van twee samenvloeiende brede vlakke
rivieren met eilandjes, zanderige oevers en brede overstromings-stroken. We
fietsen verder langs de Allier tot
Le Guétin waar het Canal latéral à la Loire via een kanaalbrug over de Allier geleid wordt.Voor de laatste kilometers tot Nevers volgen we het Canal latéral dat steeds parallel aan de Loire loopt. Waar de Loire de stad
Nevers raakt buigen de rivier en het kanaal af naar het zuiden. Wij
verlaten het Canal latéral en worden langs een doodlopend zijkanaaltje tot aan de
camping geleid die aan de oever van de Loire ligt. Aan de overkant hebben we
zicht op de kathedraal en de oude stad. Met een stadsplannetje van de
campingreceptie spoeden we ons naar het centrum. We doorkruisen het
stadsgedeelte op de helling aan de oever om tot bij het station te komen. Het
lukt niet om op zondag huiswaarts te keren. Het is voor geen van ons beiden een
probleem een dag langer te blijven en de weersvoorspelling blijft vrij gunstig.
Het is te vroeg om te eten en we laten de fiets achter op de Place de la
République. De kathedraal en het renaissancekasteel Palais Ducal liggen
bovenaan de helling. Voor het paleis ligt een groot tuinplein met aan
weerszijden statige hoge kalkstenen herenhuizen, afgeschermd door bomen.
Tijdens de fietsroute “Langs oude wegen” van Verviers naar
Oloron-Ste.Marie in 2004 heb ik hier ook gestaan. Aan de tegenoverliggende
zijde van het kasteel heb je vrij zicht over de lagergelegen Loire en het
achterliggende land. We willen ons eerst nog wat opfrissen en reserveren meteen
een dagje meer op de camping. We zien onze Engelse vrienden terug in de stad en
ook zij vinden niet meteen hun gading ondanks hun grote honger. Het aantal
restaurants is beperkt. We kiezen uiteindelijk voor een kleine pizzeria ‘Kucero
Nevers’ op de hoek van twee kleine straatjes. Buiten staan langs de muur op het
trottoir een paar tafeltjes waar we gaan zitten. Ik heb reuzenhonger en vraag meteen
wat brood om niet flauw te worden. Een salade nordique en een pizza seguin
moeten volstaan om dit te overleven.
Canal latéral à la Loire |
Le Bec d'Allier |
Canal latéral à la Loire |
Kanaalbrug Le Guétin |
Château de Nevers |
Nevers – Apremont-sur-Allier – Nevers. Totaal 800 km.
Het zou mooi zijn
de kilometerteller op achthonderd, een gemakkelijk te onthouden getal te krijgen. Apremont-sur-Allier ligt op een
ideale afstand voor een zondagse uitstap. We keren terug naar de kanaalbrug Le Guétin, waar
we een terrasje doen langs de weg aan de sluizen. Daarna volgen we een ander
kanaaltje dat een paar kilometer voor Apremont doodloopt op een keersluis. Je
vraagt je af waarom hier een kanaaltje gegraven werd? Apremont is een
schitterend dorpje van architecturale eenheid. Twee parallelle straten langs de
Allier, verder niets.
Ook in 2004 was ik door het dorp Apremont gefietst. Dat heb ik pas
achteraf gezien in de fietsgids “Langs oude wegen”. Toen schreef ik
nauwelijks iets op en noteerde bij Apremont: “doet Engels aan”. Foto’s had ik
toen niet genomen. We waren er waarschijnlijk snel doorgefietst, want we hadden
die dag 125km gefietst.
De bloemrijke huistuinen vloeien harmonisch in elkaar
over en hebben een natuurlijk uitzicht. De oever is één groot gazon met hier en
daar verschillende soorten bomen. De grijsbruine huizen met complexe opbouw, en
daken van kleine roodbruine bemoste dakpannetjes, staan wat ordeloos langs de
geasfalteerde weg. We gaan wandelen in het grote park met tuinen en
uitgestrekte gazons, op de hellingen verscholen achter de rij huizen. Op het
einde van het dorp staat op het hoogste punt een kasteeltje. In de vroegere
paardenstallen loopt een kleine tentoonstelling over Eiffel. De hele dag is
het bewolkt met steeds minder zon. We zitten 's avonds op restaurant in het centrum van
Nevers als de eerste druppels vallen en de warmte uit lucht en stenen wordt weggespoeld. We wachten op een geschikt moment om terug te keren naar de
camping.
Nevers gezien van op de camping |
Apremont-sur-Allier |
Apremont-sur-Allier |
Apremont-sur-Allier |
Nevers – Zottegem.
Ik ben
veel vroeger wakker dan nodig. Kurt is zelfs al gedoucht als ik de blauwe hemel
aankijk. Alles is heerlijk fris. Er is nog tijd voor een babbel met de Engelsen
die vertrekkensklaar zijn. Sam is luitenant bij de Marine. Hij was als kind de
buurjongen van David, die student geneeskunde is. John is journalist en deelt
met David een huis in Brighton. Wanneer wij de camping verlaten en ik een
laatste foto neem, merk ik twee speciale Koga’s op met een rubberen
aandrijfriem in plaats van een ketting. We sprokkelen ons ontbijt samen op de
brede boulevard tegenover het station. Onze trein vertrekt om halftien en tegen
de middag komen we aan in Tours, St.Pierre-des-Corps. We hebben een stukje van
onze fietsroute terug gezien in de buurt van Chenonceau. De TGV heeft een
kwartier vertraging. Het is nog geen drie uur wanneer we in de stationshal van
Lille-Europe staan. Kurt is vastberaden en zet zijn plan dat tijdens de TGV-rit
in zijn gedachten kwam door. Hij vertrekt met de fiets naar Gent. Ik neem de
tijd voor een wandeling door de drukke winkelstraten, het contrast met de
stille natuurwegen langs de Loire overpeinzend. Pas wanneer ik over enkele
dagen uitgerust zal zijn, zal ik kunnen nagenieten van deze voorbije
fietsvakantie. De vermoeidheid tijdens de reis is veelal een hinder om echt te
kunnen genieten op het moment. Maar wanneer ik later met gesloten ogen op de
zetel liggend opnieuw langs de Loire fiets, door kastelen en straten slenter en
op terrasjes zit dan pas zal ik volop nagenieten van deze vakantie. Tijdens de
fietsvakantie was ik de boekhouder en hield bij wie wat betaalde. Zo kan ik berekenen wat de vakantie mij gekost heeft. De treinrit
van Zottegem naar Tours via Lille en Le Mans heeft me 110 euro gekost. De rit
van Kortrijk naar Lille was gratis. Ik vergat een ticket te nemen en we hadden
geen controle. De terugreis naar Zottegem van Nevers via Tours en Lille heeft
156 euro gekost. Per dag spendeerden we gemiddeld 55 euro per persoon waarvan 7 euro per dag voor de
camping, 8 euro voor bezoeken, 25 euro voor het restaurant en de rest voor
cafés, bakker en kruidenierswinkels. Dat maakt dat de veertiendaagse fietsvakantie voor mij 1050 euro heeft gekost.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten