zondag 16 mei 2010

BEDENKSELS en VERZINSELS: Werken en pensioen.

 Loon naar werken.

Loon is een financiële vergoeding voor gepresteerde arbeid of geleverde diensten[1]. Basisprincipe zou moeten zijn dat eenzelfde arbeid of dienst steeds op dezelfde manier verloond wordt. Dit impliceert dat

1). Anciënniteit mag geen rol spelen in de verloning. Eenzelfde arbeid moet ongeacht het aantal jaren dienst eenzelfde loon opleveren. Anciënniteit kan gezien worden als extra loon voor arbeid uit het verleden. Oudere werknemers met meer anciënniteit en dus een hoger loon dan jongere collega’s voor dezelfde arbeid of dienst, tonen minder bereidheid tot veranderen van job door loonverlies ten gevolge van anciënniteitverlies en pensioenverlies doordat het pensioen afhangt van het loon.

2). Extralegale voordelen al dan niet belast (Maaltijdcheques[2], ecocheques, vakantiegeld, bonussen, premies, bedrijfswagens, verzekeringen, .....)[3] zouden beter afgeschaft worden en gecompenseerd worden door een hoger en zelf te besteden loon en een lagere belastingsdruk op arbeid. Loonversnippering door extralegale voordelen is een gevolg van een te hoge belastingsdruk op arbeid. Afschaffing van loonversnippering door extralegale voordelen leidt bovendien tot administratieve vereenvoudiging en transparantere loonopbouw.

3). Er zijn voor iedereen 24 uur in een dag en de ene verdient meer dan de andere waardoor de ene rijker wordt dan de andere. Doch superrijk wordt men niet door arbeid alleen. Het zijn economische en maatschappelijke modellen die toelaten dat mensen superrijk worden. Deze rijkdom (winsten uit massaproductie, .....) behoort dus de maatschappij toe. Het is dan ook normaal dat een groot deel van deze rijkdom ten goede komt van de maatschappij via belastingen en successierechten.

 

Wie wil werken moet kunnen werken.

Het is wrang dat werknemers een gelimiteerde weekwerkduur[4] opgelegd krijgen terwijl zelfstandigen en vrije beroepen onbeperkt in tijd kunnen werken. Het tekort aan technisch geschoolde arbeidskrachten in bepaalde sectoren zou men naast extra werkkrachten -die er niet zijn-, ook kunnen aanvullen door werknemers de mogelijkheid te bieden meer uren per week te werken. De maatschappij investeert in onderwijs en opleiding terwijl arbeidsduurlimitering het investeringsrendement doet dalen door (jonge) mensen te belemmeren meer te werken. Een gelimiteerde weekwerkduur is een verworven recht in de strijd voor sociale zekerheid tegen uitbuiting van arbeiders in de negentiende eeuw. Vandaag voelt het als een belemmering voor wie meer wil verdienen.

 

Belasting op door mensen gepresteerde arbeid.

-. De belasting op arbeid gepresteerd door mensen moet laag gehouden worden ten opzichte van belasting op gratis inkomsten (beleggingswinsten en rentes op kapitaal, inkomsten uit massaproductie, ....) en belasting op consumptiegoederen. Het belastingsbeleid op consumptiegoederen moet zo ingericht zijn dat de consument gestimuleerd wordt tot een kleinere ecologische voetafdruk. De belasting op arbeid moet gradueel opgebouwd worden: een eerste schijf onbelast wat zwartwerk (= onverzekerd werk) onaantrekkelijk maakt, en de hoogste schijf het zwaarst.

-. De belasting op winsten uit  massaproductie, productie door dark factories[5], .... moet hoger zijn dan belasting op arbeid geleverd door mensen. Deze winsten mogen niet leiden tot verrijking van personen maar dienen grotendeels terug te vloeien naar research, maatschappelijke belangen, ....

 

Gelijk pensioen voor gelijke rust.

Wie gepensioneerd is, werkt niet meer, net zoals een werkloze, arbeidsonbekwame mensen, ...... Een pensioen is een solidaire gunst van de maatschappij en zeker geen persoonlijke verdienste of een recht. Niemand verdient een pensioen, je krijgt het van de maatschappij zonder iets terug te geven. Het is aan de maatschappij, een rol vervuld door politici en overheid, om het pensioenbedrag te bepalen. Strikt genomen zou elke gepensioneerde hetzelfde pensioen (leefinkomen) moeten krijgen. De maatschappij kiest er echter voor het pensioenbedrag te laten afhangen van het vroegere loon, de leeftijd waarop men op pensioen gaat, het aantal jaren dat men gewerkt heeft,..... Het is echter verstandig de bijdrage door deze variabelen sterk te beperken om verschillende redenen. Enkele voorbeelden:

Wie door de natuur begiftigd is met intellectuele en vaardigheidstalenten, een goede gezondheid en wat geluk heeft, verdient gemiddeld gezien veel meer tijdens zijn loopbaan dan minderbedeelden.

Het werk een tweede keer belonen met een hoger pensioen omdat je meer verdiend hebt, is niet eerlijk tegenover wie zijn pensioen niet gehaald heeft en maatschappelijk niet te verantwoorden. Wie veel verdiend heeft tijdens zijn loopbaan, heeft ook meer kunnen sparen om in zijn levensbehoeften te voorzien na pensionering.

Pensioen als uitgesteld loon zoals bij overheidsjobs[6] is te gek voor woorden. Wie zoiets aanvaardt, denkt niet na! Misschien haal je je pensioen niet eens! Exuberant hoge pensioenen zijn evenmin een maatschappelijke keuze maar het gevolg van een elite die door lobbywerk en machtsmisbruik zichzelf bedient.

Pensioenafhankelijkheid van het vroegere loon belemmert bovendien jobflexibiliteit. Veranderen van werk als gevolg van arbeidsmoeheid, uitgeblustheid, .....  met loonvermindering op het einde van de loopbaan betekent vandaag een lager pensioen en weerhoudt mensen om van werk te veranderen.

Pensioenindexering is onrechtvaardig. Wie een hoog pensioen heeft krijgt meer opslag door %-indexering dan wie een laag pensioen heeft terwijl het leven voor beiden evenveel duurder is geworden. Pensioenen moeten bij een hogere levensduurte voor elke gepensioneerde met eenzelfde bedrag stijgen.

De bovenvermelde pensioenhervorming is niet nieuw maar blijft dode letter omdat zij die de pensioenhervorming moeten doorvoeren er het minst voordeel uit halen. Nochtans hebben politici en beleidsmakers de ethische plicht de maatschappelijke belangen te verdedigen en niet hun eigen belangen.

 

Andere bemerkingen.      

-. Vakantie zou een recht moeten zijn maar geen plicht. Wie wil werken en een jaartje geen vakantie wil nemen moet daartoe de gelegenheid hebben. Anderzijds moeten oudere werknemers flexibeler minder kunnen werken.

-. Ingrijpen op het mobiliteitsgedrag van de werknemers via extra legale voordelen zoals bedrijfswagens en bedrijfsfietsen, mobiliteitsbudget, .... is een foute overheidsstrategie. De mobiliteit duurzaam en ecologisch sturen kan door het uitbouwen van een groene fiscaliteit die leidt tot minder verbruik van mobiliteitsenergie, efficiëntere inzet van transportmiddelen (lichtere en energiezuinigere auto’s, fietsen, steps, trein, tram, bus, ....) en snelle uitfasering van fossiele brandstoffen als mobiliteitsenergie.   


juni 2025

contact: vanhecke1965@skynet.be

 

 



zaterdag 15 mei 2010

BEDENKSELS en VERZINSELS: Rijden onder invloed, een ander beleid !

  

Het rijden onder invloed van alcohol of drugs blijft problematisch. Nochtans beweert ieder nuchter mens dat rijden onder invloed het leven van anderen en van jezelf in gevaar kan brengen. Maar de hersenwerking verandert zodra ze ondergedompeld worden in alcohol, drugs en bepaalde medicaties. Mensen onder invloed denken en handelen immers anders dan in nuchtere toestand en gaan toch rijden met de auto. Wie getuige (huisgenoten, uitgaansvrienden, alcoholschenkers, ....) is van een geïntoxiceerde bestuurder die achter het stuur plaats neemt en wegrijdt, kijkt weg en hoopt dat de bestuurder geen ongeval zal veroorzaken. De moedigen die toch een bestuurder onder invloed beletten te rijden voelen zich vaak schuldig aan bemoeizucht en voelen de plicht de geïntoxiceerde naar huis te brengen.  

 

De rol van sensibilisering, verkeerscontroles en straffen.

Sensibilisering[1] verliest zijn effect zodra we onder invloed zijn ook al juichen we de sensibiliseringscampagnes toe in nuchtere toestand. Sensibilisering richt zich tot ons als bestuurder met als doel dat we op het moment dat we onder invloed zijn niet achter het stuur plaatsnemen, maar dat is net de moeilijkheid omdat alcohol en drugs ons vermogen tot correct handelen, namelijk niet rijden sterk verstoort. Bovendien verdwijnen de positieve effecten kort na een campagne en de mensen die nooit onder invloed rijden worden er nodeloos mee lastiggevallen. Alcohol- en drugscontroles in het verkeer missen dan weer hun afschrikking door de kleine pakkans[2]. Het strafbeleid[3] na een ongeval focust enkel op de bestuurder onder invloed en bevat geen enkel preventie-effect.

Zolang sensibilisering, alcohol- en drugscontroles in het verkeer en het strafbeleid enkel gericht is op de bestuurder en niet bijkomend op de getuigen van geïntoxiceerde bestuurders die achter het stuur kruipen en vertrekken, zal het rijden onder invloed blijven bestaan. De omgeving van de geïntoxiceerde bestuurder moet gesensibiliseerd worden in te grijpen. Het moet een evidentie worden een bestuurder onder invloed het rijden te beletten. Helaas wordt niemand beloont om een bestuurder onder invloed het autorijden te beletten. Een wet die beloont bestaat niet en een strafwet straft enkel. Het nalaten, bestuurders onder invloed het rijden te beletten moet strafbaar worden. De getuige wordt medeplichtige. Rijden onder invloed is niet enkel het probleem van de bestuurder maar ook van de getuigen, van de ganse maatschappij. Niet iedereen is echter fysiek of mentaal in staat een bestuurder onder invloed te beletten te rijden, maar wel om de politie te verwittigen! Om de beoordeling scherp en duidelijk te maken  is nultolerantie[4] de beste optie. Wie alcohol of drugs heeft genomen, rijdt niet! Het risico veroordeeld te kunnen worden voor medeplichtigheid zal het voor elk van ons aanvaardbaar maken om zijn medeburger te beletten te rijden onder invloed. Dit is burgerzin tegenover toekomstige slachtoffers.

 

Naleving van het rijverbod.

Het is verbazingwekkend dat justitie er niet in slaagt mensen met een rijverbod[5] te beletten toch nog te rijden met de auto. Het lijkt mij nochtans niet zo moeilijk om 

1) een rijbewijs in te leveren en 

2) de auto’s van de betrokkenen gedurende de duur van het rijverbod aan de ketting te leggen. 

3) Als bovendien ook degene gestraft wordt die een auto uitleent of verhuurt aan iemand met een rijverbod, wordt de kans op rijden met rijverbod al een stuk kleiner. Niemand leent trouwens zijn auto uit aan een onbekende en wie een auto huurt moet een geldig rijbewijs voorleggen. Familieleden en kennissen zijn op de hoogte van het rijverbod en willen het risico op een straf of boete niet lopen door hun auto te lenen aan hun geliefde met rijverbod. Een goede wet versterkt de burgerzin om geen auto te lenen aan iemand met een rijverbod.

 

Als het te laat is, als het ongeval gebeurd is, komt de politie en justitie in actie, te laat. De politiek moet het mogelijk maken dat politie en justitie preventief werken voor het ongeval gebeurt. De politiek moet ervoor zorgen dat iemand onder invloed niet achter het stuur kruipt. Wie onder invloed is, is een ander persoon geworden en zou als nuchtere persoon misschien durven beweren nooit onder invloed te zullen rijden. Omstanders kijken begrijpelijkerwijze weg wanneer iemand onder invloed in de auto stapt. Neem je de sleutels af dan ben je immers moreel verplicht de onder invloed zijnde persoon naar huis te brengen. Wie toch een persoon onder invloed belet achter het stuur te kruipen, voorkomt misschien een ongeval maar zal nooit beloond worden want het ongeval is nooit gebeurd. Vandaag moet je moedig zijn om iemand onder invloed te beletten achter het stuur te kruipen. De wet moet omstanders aanmoedigen dit wel te doen door ze te straffen als ze het niet doen. Omstanders  die niets doen en mee een ongeval veroorzaken, moeten gestraft worden. Het is de enige beloning die je kan geven aan mensen die wel dronken of gedrogeerde personen beletten om te rijden.

 

Geen rijbewijs[6] zonder goed gedrag.

Het zou evident moeten zijn dat jongeren die een problematisch alcoholgebruik hebben en drugs consumeren preventief tijdelijk verboden worden deel te nemen aan examens tot het behalen van een rijbewijs.

 


mei 2025.


contact: vanhecke1965@skynet.be



 

 

 

 

 



vrijdag 14 mei 2010

BEDENKSELS en VERZINSELS: De landbouw in verandering.

 

De uitdagingen voor de landbouw vereenvoudigd uitgelegd.

Meer koolstof (C) in de atmosfeer, klimaatverandering en de gevolgen voor de landbouw.

Bepaalde gassen in de atmosfeer zoals koolstofdioxide (CO2) absorberen de op aarde teruggekaatste zonnestraling waardoor het wereldwijd op aarde gemiddeld 15°C is. Dit is het natuurlijke broeikaseffect[1]. Sinds de industriële revolutie voegen we  door verbranding van fossiele brandstoffen dit zijn C-houdende stoffen uit de aardkorst, extra CO2 toe aan de atmosfeer wat tot de opwarming van de aarde leidt, ook het versterkte broeikaseffect genoemd. Het voorbije decennium werd er meer fossiele brandstof verbrand dan in de hele 19de eeuw. In 2024 werd ongeveer 37 miljard ton[2] CO2 aan de atmosfeer toegevoegd door verbranding van fossiele brandstoffen. De opwarming van de aarde[3] leidt tot klimaatveranderingen[4] zoals extremere weersomstandigheden, warmere oceanen en zeeën,  afsmelten van gletsjers en van de poolkappen waardoor de zeespiegel gaat stijgen, verstoring van ecosystemen waardoor dier- en plantensoorten uitsterven, misoogsten, ........ De gevolgen van de klimaatveranderingen door verstoring van de koolstofkringloop[5] ten gevolge van de massale verbranding van fossiele brandstoffen hebben grote gevolgen voor de landbouw en bedreigen wereldwijd de voedselzekerheid.

               

 

De opwarming van de aarde (= versterkte broeikaseffect) wordt in hoofdzaak[6] veroorzaakt door verbranding van fossiele brandstoffen.  

OPLOSSING: Stop wereldwijd het gebruik van fossiele brandstoffen.

1)       De industrie moet de energietransitie van fossiele brandstoffen naar alternatieve energiedragers zo snel mogelijk uitvoeren.

2)       De burger moet zijn ecologische voetafdruk verkleinen o.a. door aanpassing van zijn mobiliteitsgedrag. De burger moet meer kiezen voor politici die de klimaatcrisis grondig wil aanpakken.

3)       De door de burger gekozen politici moeten een beleid voeren dat de door de industrie uit te voeren energietransitie faciliteert en de burger aanzet tot een kleinere ecologische voetafdruk.

  


Europa warmt op[7]. Er wordt vroeger geoogst: een persoonlijke ervaring.

Het gebeurt tegenwoordig wel eens vaker dat de gerst eind juni geoogst wordt. In mijn herinnering was de gerstoogst in mijn jeugdjaren echter altijd tijdens de zomervakantie, later dus. Ik voel het tot balen geperste stro nog prikken op mijn huid tijdens het binnenhalen van de oogst met tractor en kar. Mijn broers en ik hielpen mee op de boerderij van mijn ouders gelegen te Balegem, Leeg-Bracht. Mijn vader noteerde in zijn agendaboekje wat en wanneer gezaaid en geoogst werd. Nu, een halve eeuw later doorblader ik de boekjes van mijn vader op zoek naar de dagen waarop de gerst en de tarwe met pikdorsers geoogst werd.

19/08/1971: tarwe. // 20/07/1972: gerst. 26/08/1972: tarwe. // 25/07/1973: gerst. 10/08/1973: tarwe. // 10/07/1974: gerst. // 22/07/1975: gerst. 28/08/1975: tarwe. // 29/06/1976: gerst. 20/07/1976: tarwe. // 02/08/1977: gerst. 01/09/1977: tarwe. // 22/07/1978: gerst. 20/08/1978: tarwe. // 27/07/1979: gerst. 31/08/1979: tarwe. // 25/07/1980: gerst. // 22/07/1981: gerst. 17/08/1981: tarwe. // 14/07/1982: gerst. 12/08/1982: tarwe. // 16/07/1983: gerst. 09/08/1983: tarwe. // 27/07/1984: gerst. 21/08/1984: tarwe. // 08/08/1987: gerst. 20/08/1987: tarwe. // 30/07/1988: gerst. 20/08/1988: tarwe.]  In de periode 1970-1990 werd gemiddeld gezien de gerst gedorst in de tweede helft van juli en de tarwe in de tweede helft van augustus. De extreem droge en warme zomer van 1976 is hierop de grote uitzondering. Gemiddeld gezien wordt vandaag als gevolg van de klimaatverandering de gerst en de tarwe twee weken vroeger geoogst dan een halve eeuw geleden.

 

Teveel stikstof (N) en te weinig koolstof (C) in de bodem.

De door de landbouw gebruikte gronden worden niet enkel door de klimaatverandering gestresseerd alsook door een veranderd gebruik. Een toegenomen bevolking heeft de landbouw gedwongen tot hogere opbrengsten op een krimpend landbouwareaal. Na de oogst moet de landbouwgrond aangevuld worden met voedingsstoffen voor de volgende landbouwgewassen zoniet raakt de bodem uitgeput. Het Middeleeuwse drieslagstelsel[8] wordt al lang niet meer toegepast om de landbouwgrond te beschermen tegen uitputting aan voedingsstoffen. Ook humus zoals natuurlijke mest was niet langer toereikend als voedingsstoffenbron voor de planten. Landbouwgronden kampten met een chronisch tekort aan onder andere N om hogere gewasopbrengsten te bekomen. De grote doorbraak om de stikstofbalans op landbouwgronden in evenwicht te houden kwam er begin twintigste eeuw met de industriële productie van de kunstmeststof ammoniumnitraat[9]. Haber en Bosch slaagden erin stikstofgas (N2) uit de lucht te binden met waterstofgas (H2) tot ammoniak (NH3). De kunstmeststof ammoniumnitraat (NH4NO3) ontstaat door binding van ammoniak met salpeterzuur, het verbrandingsproduct van ammoniak. Jaarlijks wordt wereldwijd zo’n 20 miljoen ton[10] ammoniumnitraat geproduceerd en hoofdzakelijk als kunstmeststof in de landbouw gebruikt. Het binden van stikstof (N) uit de lucht tot ammoniumnitraat dat wereldwijd massaal als kunstmeststof uitgestrooid wordt op landbouwgronden heeft de voorbije eeuw geleid tot een sterk verhoogde voedselproductie maar helaas ook tot een verstoring van de stikstofkringloop[11] in de natuur. Overmatig gebruik van ammoniumnitraat leidt tot eutrofiëring van oppervlaktewateren en tot te hoge nitraatgehaltes in grondwater.

Planten, dus ook landbouwgewassen nemen via hun wortels de voor hun groei noodzakelijke elementen zoals stikstof (N), fosfor (P), kalium (K), magnesium (Mg), ... op als zouten uit de bodem naast water (H2O) als bron van waterstof (H) en zuurstof (O). Het element koolstof (C) neemt de plant via zijn bladeren op als koolstofdioxide (CO2) uit de lucht  en niet uit humus (= verteerd plantenmateriaal dat veel C bevat).  Humus is dus strikt gezien niet nodig voor de plantengroei als de andere benodigde elementen door kunstmeststoffen[12] worden aangevuld. Het gebruik van kunstmeststoffen heeft ertoe geleid dat landbouwgronden minder humus bevatten wat zich in de bodemanalyse laat vertalen als C-arme landbouwgronden. Een plant ontwikkelt zich echter beter in een humusrijke bodem. Een humusrijke (C-rijke) bodem is luchtiger en beter waterdoorlatend. Er sijpelt meer regenwater in de bodem en er stroomt minder regenwater weg naar beken en rivieren waardoor het overstromingsgevaar vermindert. Een humusrijke bodem houdt meer water langer vast. De bodem droogt bijgevolg minder snel uit. Humusrijke landbouwgronden zijn erosie en droogtebestendiger en beschermen landbouwgewassen beter tegen klimaatveranderingen.

In de biolandbouw is het gebruik van kunstmeststoffen verboden. Gebruik van dierlijke mest, compost, ... en teeltafwisseling met vlinderbloemigen als groenbemester zorgen voor voldoende voedingsstoffen in de akker. Vlinderbloemige planten brengen door symbiose met stikstofbindende bacteriën extra N in de bodem. De landbouwgronden in de biolandbouw zijn hierdoor humusrijker, erosie- en droogtebestendiger geworden. Door de klimaatveranderingen groeit ook in de traditionele landbouw het besef en de noodzaak om landbouwbodems erosie- en droogtebestendiger en dus humusrijker te maken o.a. door teeltafwisseling met groenbemesters. Uit ecologische en volksgezondheidsoverwegingen moet ook het gebruik van kunstmeststoffen zoals ammoniumnitraat dalen om uitloging naar oppervlaktewateren en grondwater sterk te minderen. De verwachte mindere opbrengsten tengevolge van klimaatveranderingen en humusarmere landbouwgronden noodzaken ons tot het behoud en bescherming van het landbouwareaal moet kwalitatief (humusrijker maken) als kwantitatief (bestonstop[13] respecteren).     

 

 

Overmatig gebruik van kunstmeststoffen zoals ammoniumnitraat voor de teelt van landbouwgewassen heeft geleid tot eutrofiëring van oppervlaktewateren en nitraatvervuiling van het grondwater. Door het gebruik van kunstmeststoffen in plaats van stalmest, ... als bron van N, P, Mg, K, ... bevatten landbouwgronden minder humus (C-arme bodems) en zijn minder erosie- en droogtebestendiger dan vroeger.

 

 

Methaan en de landbouw.

Niet enkel de gigantische hoeveelheid CO2 die door massale verbranding van fossiele brandstoffen aan de atmosfeer wordt toegevoegd, veroorzaakt de klimaatopwarming. Naast koolstofdioxide (CO2) is ook methaan[14] (CH4) een broeikasgas[15] waarvan de toename in de atmosfeer bijdraagt aan het versterkte broeikaseffect en dus aan de opwarming van de aarde. Methaan komt zowel door natuurlijke processen als door menselijke activiteiten in de atmosfeer. De wereldwijd groeiende veestapel[16] is een van de bronnen van de toegenomen hoeveelheid methaan in de atmosfeer. De veehouderij onderzoekt hoe de methaanuitstoot van runderen, schapen en geiten kan verminderd worden[17] door veevoederaanpassingen, verbeterd mestbeheer, genetische selectie, .... De veestapel afbouwen en minder vlees eten heeft bijkomende voordelen[18]. Bij minder vleesconsumptie is er minder landbouwgrond nodig om een zelfde aantal mensen volwaardig te voeden.   

 

Natuurgebieden helpen de landbouw.

Landbouwbedrijven naast natuurgebieden zouden elkaars N-balans kunnen helpen in evenwicht brengen. Natuurgebieden lijden door ongevraagde depositie van N-verbindingen[19]. Het weghalen en composteren van biomassa (vb. invasieve exoten zoals Japanse Duizendknoop) uit o.a. natuurgebied en het gebruik van de compost op nabijgelegen landbouwakkers leidt tot een N-verarming van het natuurgebied en stikstof- en humusverrijking van de landbouwgronden waardoor minder kunstmeststoffen nodig zijn.

Meer bomen voor de landbouw[20].

Het aanplanten van meer bomen helpt de landbouw. Meer bomen tempert weersextremen, zorgt voor betere luchtkwaliteit, ...... Massale ontbossing[21] en natuurbranden[22] daarentegen dragen bij tot de opwarming van de aarde door meer CO2-uitstoot omdat biomassa (bevat C) omgezet wordt tot CO2. Het is echter een misverstand te denken dat herbebossing een oplossing is in de strijd tegen klimaatverandering. De enige echte oplossing in de strijd tegen de klimaatverandering is het stoppen van het gebruik van fossiele brandstoffen. Herbebossing is om vele redenen noodzakelijk waaronder het temperen van weersextremen als gevolg van klimaatopwarming.    

 

 

SAMENVATTING: de voedselvoorziening in gevaar

-  Massale verbranding van fossiele brandstoffen leidt tot de opwarming van de aarde, klimaatveranderingen, extreme droogtes, overstromingen en tot slot tot lagere opbrengsten van voedingsgewassen.

-     Ammoniumnitraat en andere kunstmeststoffen hebben de opbrengst van voedselgewassen sterk verhoogd. Het wijdverbreid en overmatig gebruik veroorzaakt echter eutrofiëring van oppervlaktewateren, nitraatvervuiling van grondwater en tot humusarmere landbouwgronden die minder erosie- en droogtebestendig zijn. Finaal daalt de opbrengst aan landbouwgewassen.  

Verdere bebouwing en betonnering doet het landbouwareaal verder krimpen en de voedselopbrengsten afnemen.

 


Financiële herstructurering van de landbouwsector.

Voedselvoorziening via landbouw is in grote mate in handen van familiale landbouwbedrijven. Economische factoren dwongen en dwingen de familiebedrijven tot schaalvergroting, ook op financieel vlak. Andere sectoren zijn in de loop van de voorbije eeuwen overgestapt van privékapitaal (familiebedrijf) naar gemeenschapskapitaal (aandelen, ....). De financiële draagkracht in de landbouwsector wordt stilaan te groot om privé gedragen te worden. De benodigde kapitaalkracht laat het vandaag nauwelijks nog toe een landbouwbedrijf van nul te starten. Tot op heden is echter het familiebedrijf de hoeksteen van de landbouwsector gebleven als gevolg van Europese maatregelen die bedoeld zijn om de eigen Europese voedselvoorziening te beschermen en onze voedselafhankelijkheid van buiten Europa te beperken. Noodzakelijke beschermende Europese maatregelen zoals subsidiëring, pachtbescherming, .... hebben het familiebedrijf als financiële structuur in stand gehouden. De noodzakelijke pachtbescherming heeft er toe geleid dat landbouwgrond niet langer een interessante investering is voor niet-landbouwers waardoor de prijs sterk lager ligt dan bouwgronden en de druk om landbouwgrond te herbestemmen tot bouwgrond de voorbije decennia sterk is verhoogd. Het aantal landbouwers is de voorbije decennia sterk gedaald maar het grondbezit van landbouwers is toegenomen wat niet wegneemt dat nog steeds een groot landbouwareaal gepacht wordt. De financiële structuur van familiale landbouwbedrijven is niet langer toekomstbestendig. We zien dan ook de opkomst van grote agro-industriële bedrijven met andere financiële structuren en betere financieringsflexibiliteit.

 

 

Familiale landbouwbedrijven zullen in de verre toekomst, omwille van hun financiële structuur verdwijnen ten voordele van agro-industriële bedrijven die anders gefinancierd worden.

 

 

Mei 2025.

contact: vanhecke1965@skynet.be

 



[6] Ontbossing en landbouw dragen in veel mindere mate bij tot de opwarming van de aarde.

[17] Methaan